162
boven 5 K.G. tot en met 10 K.Gf 0,60
10 d 25 i1,25
25 50 2,
50 75 3,
75 d 100 4,
100 6,
IX. Voor het gebruik maken van de vetmaal-inrichting en
de vleeschkuipen
a. voor het malen van vet per K.G. of gedeelte daar
van f 0.02
b. voor het gebruik maken van de vleeschkuipen
voor het vleesch van een stuk groot vee (stier, os,
koe, vaars, pink, kalf zwaarder dan 150 K.G. slacht
gewicht, paard, ezel, muilezel, muildier) of gedeelte
daarvan0,25
voor het vleesch van een stuk klein vee (kalf, varken,
schaap, lam, bok, geit) of gedeelte daarvan0,15
X. Voor het gebruik maken van de vleeschverkoopruimte:
a. voor het vleesch van een stuk groot vee (stier, os, koe,
vaars, pink, kalf zwaarder dan 150 K.G. slachtgewicht, paard,
ezel, muilezel, muildier)f 2,50
b. voor het vleesch van een stuk klein vee (kalf,
varken, schaap, lam, bok, geit)1,50
c. voor ander vleesch: het tarief, omschreven onder
VIII, letter c.
XI. Voor het leveren van stoom en water, voor andere
doeleinden dan begrepen in het hiervoor omschrevene
a. voor stoom per uur of gedeelte daarvan 2.
b. voor koud water per 10 Liter of gedeelte daarvan 0,02
c. voor heet water 10 0,05
XII. Voor het keuren van vee, niet voor slachting binnen
de gemeente bestemd, en het onderzoeken van levend vee,
bedoeld in de eerste alinea van artikel 3 der verordening op
den invoer, het vervoer, den doorvoer, de keuring van vee en
vleesch en den handel in vleesch in de gemeente Leiden,
voor zoover niet begrepen in het hiervoor omschrevene:
a. voor een paard, muildier, stier, os, koe, vaars, pink of
kalf zwaarder dan 200 K.G. levend gewicht. 1,50
b. voor een kalf, ezel, muilezel, veulen of varken 1,
c. voor een schaap, lam, bok, geit, nuchterkalf of
varken niet zwaarder dan 25 K.G. levend gewicht 0,25
XIII. Voor het keuren van vleesch, voor zoover niet
begrepen in het hiervoor omschrevene:
A. voor geheele dieren, of voor gedeelten grooter dan de
helft van:
a. een paard, muildier, stier, os, koe, vaars, pink, kalf
zwaarder dan 150 K.G. slachtgewicht f 4,50
b. een kalf, ezel, muilezel, veulen of varken. 2,60
c. een schaap of lam1,
d. een bok, geit, nuchterkalf niet zwaarder dan
30 K.G. slachtgewicht of varken niet zwaarder
dan 20 K.G. slachtgewicht0,50
B. voor halve dieren, indien het betreft
de onder a genoemde dierenf 2,50
b 1,40
c 0 60
d 0,30
XIV. Voor het keuren van vleesch, niet begrepen onder dat,
omschreven onder XIII.
A. voor versch vleesch, indien het betreft
a. borst- en buikingewanden en koppen, per K.G. 001
b. ander versch vleesch0,03
B. toebereid vleesch, indien het betreft
a. toebereid spekper K.G. OOI5
b. toebereide hammen0 03
c. gerookt rundvleesch0 03
d. paardenvleesch0,03
e. worst en alle andere toebereid vleesch 0,03
Bij betaling wordt een onderdeel van een cent voor één
cent berekend.
XV. Voor toegang tot het koelhuis of het voorkoelhuis op
andere dan daarvoor in de verordening op het gebruik van
het Openbaar Slachthuis vastgestelde tijden:
voor elke 10 minuten of gedeelte daarvan 0,50
XVI. Voor het na sluiting van het Openbaar Slachthuis
laten verblijven van voertuigen enz. per nacht
a. voor een motorrijwiel, rijwiel of tweewieligen
wagent f 0,05
b. voor een mand, een vat of dergelijk voorwerp 0.05
c. voor een vierwieligen wagen0,10
XVII. Voor het geven van een afkeuringsbewijs f 0,05
XVIII. Voor het verzegelen van een huid0,50
Art. II.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1920.
b. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 12 Juli 1906, regelende de invordering van
belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slacht
huis te Leiden (Gemeenteblad No. 28), laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 2 December 1915
(Gemeenteblad No. 26).
Artikel I.
Artikel 2 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt
»Alle gelden moeten bij vooruitbetaling worden voldaan".
Art. II.
Artikel 3 vervalt.
Art. 111.
Aan artikel 5 wordt toegevoegd een tweede lid, luidende
«Afgegeven bewijzen wegens betaalde slacht- of weegrechten
zijn alleen geldig op den dag van afgifte, tenzij door den
Directeur van het Openbaar Slachthuis de geldigheidsduur
daarvan op verzoek van den belanghebbende mocht zijn
verlengd".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 31 Juli 1919.
Zooals wij reeds bij de toezending aan Uw College van de
begrooting van het Openbaar Slachthuis voor het dienstjaar
1920 te kennen gaven, zijn de financiëele vooruitzichten van
dit bedrijf allerminst rooskleurig en wij deelden dan ook
mede, dat wij U nadere voorstellen hoopten te doen tot het
nemen van bijzondere maatregelen, ten einde de inkomsten
van het Openbaar Slachthuis in die mate te verhoogen, dat
zij althans eenigszins de uitgaven zouden dekken.
Hielden toch de laatste jaren de inkomsten en uitgaven
ongeveer gelijken tred, in 1918 is daarin een bedenkelijke
verandering gekomende uitgaven overtroffen de inkomsten
in dat jaar met niet minder dan 17.000,welk tekort
voor 1919 met groote waarschijnlijkheid op f 30.000 kan
worden gesteld, terwijl voor 1920, gelijk U uit de begrooting
bekend zal zijn, het nadeelig saldo der verlies- en winst
rekening op 47.000.is geraamd. Moge de minder voor-
deelige exploitatie van het Slachthuis in 1918 voor een
belangrijk deel hare oorzaak vinden in de vleeschrantsoenee-
ring, voor 1919 en 1920 zijn de minder gunstige financiëele
vooruitzichten vooral toe te schrijven aan de enorme stijging
der uitgaven, welke voornamelijk het gevolg is van de her
ziening der salarissen en loonen van het personeel en den
hoogen prijs van de electrische energie als drijfkracht der
machinale installatie en van de steenkolen. Bovendien zijn de
prijzen van bijna alle materialen in meerdere of mindere mate
gestegen, zoodat ook de kosten van onderhoud en reparatie
zeer zijn toegenomen.
Procentsgewijs zijn de meeste uitgaven 100 en meer
hooger dan vroeger, terwijl de stijging voor electrische drijf
kracht bijna 300% en voor steenkolen zelfs bijna 500%
bedraagt.
Tegenover deze toeneming der uitgaven is geen evenredige
verhooging der inkomsten te verwachten. Het slachthuisbedrijf
moge zich van lieverlede weder tot zijn vroegere verhou
dingen gaan ontwikkelen, er is vooralsnog geen enkele reden
om aan te nemen, dat meer zal worden geslacht dan vóór
den oorlog.
Blijven de hooge vleeschprijzen gehandhaafd, dan is het
zelfs twijfelachtig of in de eerste jaren het vroegere aantal
slachtingen wel zal worden bereikt.
Met den Directeur gelooven wij, dat er onder deze omstan
digheden geen ander middel bestaat om het gestoorde even
wicht tusschen inkomsten en uitgaven zooveel mogelijk te
herstellen, dan een herziening van de slachthuisrechten.
Hiertoe mag naar onze meening des te eerder worden over
gegaan, nu de tarieven van het Slachthuis in deze gemeente
bij die van verschillende andere abattoirs vergeleken, betrek
kelijk laag mogen worden geacht en, op dezelfde gronden als
hierboven besproken, den laatsten tijd aan vele dier inrich
tingen de slachttarieven bovendien zijn herzien of voorstellen
daaromtrent aanhangig zijn gemaakt. Intusschen kan een en