138 N°. 223. Leiden, 12 Augustus 1919. In verband met de in Uwe Vergadering van 19 December j.l. (Ingek. Stukken No. 312) vastgestelde nieuwe salarisrege ling voor het onderwijzend personeel aan de openbare bewaar scholen drong het bestuur van de Chr. Bewaarschool aan den Ouden Rijn erop aan, ook de subsidie ten behoeve van de bijzondere bewaarscholen met ingang van 1 Januari 1919 belangrijk te verhoogen, terwijl de heeren de Lange, YVilmer en Pera in genoemde vergadering een voorstel van gelijke strekking indienden. Omtrent het verzoek en het voorstel, welke beide in handen van ons College ten line van praeadvies werden gesteld, heb ben wij het gevoelen ingewonnen van de Commissie voor de Bewaarscholen. Blijkens haar hierachter afgedrukt rapport acht zij in afwachting van eene waarschijnlijk vrij spoedig te verwach ten Rijksregeling, het verleenen van meerderen steun van gemeentewege wel billijk. Thans wordt ingevolge' artikel 12 der verordening van 10 Februari 1910 (Gem. Blad. No. 3), regelende de voorwaar den, waaronder ten behoeve van bijzondere bewaarscholen subsidie uit de gemeentekas kan worden verleend, het bedrag der subsidie naar den volgenden maatstaf berekend: a. voor het hoofd eener school van minder dan 100 leerlingen200. 100 tot 200 250.' 200 300 300.— 300 en meer 350. b. voor elke vereischte bevoegde onderwijzeres 100.— c. voor elke andere vereischte onderwijzeres 50. De Commissie geeft nu in overweging de subsidie voor het hoofd der school en voor elke vereischte bevoegde onderwijzeres te bepalen op het bedrag harer bezoldiging, doch niet meer dan zij aan de openbare bewaarscholen zouden ontvangen, terwijl dan voor de overige vereischte onderwijzeressen, d. z. de niet bevoegde krachten, de z.g. kweekelingen, evenals tot nog toe 50.per leerkracht zou kunnen worden toegekend. Ons College kan zich in hoofdzaak vereenigen met het advies der commissie. Slechts komt het onë voor, dat de subsidie voor de niet bevoegde leerkrachten, de z.g. kweeke lingen, die volgens artikel 3 der desbetreffende verordening (Gem. Blad No. 49 van 1918), bij de openbare bewaarscholen gemiddeld 100.per jaar ontvangen, eveneens op ƒ100. moet worden bepaald. De in werking treding der nieuwe regeling ware, overeen komstig den datum van ingang van de salarisherziening bij de openbare bewaarscholen, te bepalen op 1 Januari 1919. Wij geven U mitsdien in overweging tot vaststelling van de navolgende verordening te besluiten: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 10 Februari 1910 (Gem.Blad No. 3), regelende de voorwaarden, waaronder ten behoeve van bijzondere bewaarscholen subsidie uit de gemeentekas kan worden verleend. Art. 1. Artikel 12 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: «Het bedrag der subsidie wordt naar den volgenden maatstaf berekend a. voor het hoofd eener school en voor elke vereischte be voegde onderwijzeres het bedrag harer bezoldiging, doch niet meer dan de bezoldiging aan de openbare bewaarscholen te Leiden voor haar zou bedragen; b. voor elke andere vereischte onderwijzeres (kweekelinge) Art. 2. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1919. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 21 Juli 1919. Om te dienen van advies werd door Uw College aan de Commissie voor de Bewaarscholen toegezonden een voorstel van drie Raadsleden, strekkende tot verhooging van het subsidie aan Bijzondere Bewaarscholen, en een verzoek van het Bestuur der Chr. Bewaarschool aan den Ouden Rijn om subsidie-verhooging; terwijl als bijlage was toegevoegd een stuk, dat aangeeft, hoe de subsidieering is geregeld in Am sterdam, 'sGravenhage en Utrecht, aan het slot waarvan overneming van het Utrechtsche stelsel of tenminste een deel er van wordt aanbevolen. Op het oogenblik ontvangen de besturen van twee scholen subsidie, van de Chr. school a/d Ouden Rijn en van de school aan het Rapenburg. Aan de eerste is een gediplomeerd hoofd werkzaam op een salaris van 550 gld., benevens een paar ongediplomeerde helpsters op een traktement van 200 a 300 gld. Aan de tweede kan de Heer Haanstra, Directeur der Kweekschool voor Bewaarschoolhouderessen, tevens beschouwd worden als Hoofd der Leerschool de Bewaarschool), ter wijl een gediplomeerde onderwijzeres, salaris 650 tot 1000 gld., de meer dagelijksche leiding heeft en als overige leerkrach ten optreden de kweekelingen, die bij toerbeurten komen oefenen. Het bestuur der kweekschool heeft zich tot h. M. de Koningin gewend om sterkeren financieelen steun, speciaal ook om betere salarissen te kunnen geven aan het geheele personeel, welke steun waarschijnlijk zal worden verleend; maar tot verbetering der zeer lage bezoldigingen aan de School Oude Rijn schijnen de middelen te ontbreken. Waarschijnlijk zal vrij spoedig het Rijk regelend optreden ten aanzien van het Bewaarschoolonderwijs; in afwachting daarvan zou de Gemeente in sterkere mate steun kunnen ver leenen aan het Bijzonder Bewaarschoolonderwijs, dan zij nu doet. De Commissie zou het in het belang van goed Bewaar schoolonderwijs achten, indien die steun in de eerste plaats zou dienen om aan bevoegde leerkrachten een behoorlijke belooning te verzekeren. Subsidiëeren volgens leerkrachten doet Leiden reeds en doen ook de drie bovengenoemde Gemeenten. Minder kan de Commissie zich vereenigen met een anderen subsidie-grondslag, die in de bijgevoegde regelingen voorkomt, n.l. subsidie per leerling. Het is n.l. zeer moeilijk uit te maken, wie leerlingen van de Bewaarschool zijn. Dat moge vreemd klinken de praktijk wijst het zoo uit. De ouders geven een kind aan voor de Bewaarschool, het kind heeft er geen pleizier en men ziet het niet meer; later komt het weer eens kijken. Ziekte doet natuurlijk de kinderen ver zuimen; of ze terugkomen weet men niet. Schoolgeld wordt meest per week voldaan, maar alleen als de kinderen wer kelijk komen. Navordering dier kleine bedragen is ondoenlijk.- Het Hoofd der School kan, met den besten wil. alleen bij benadering opgeven, hoeveel kinderen op een bepaalden datum «Schoolgaan" hoe zal dan contróle mogelijk zijn. 'tls waar, dat de vigeerende subsidie-verordening ook rekening houdt met kinderenaantal, wat betreft vereischt personeel en subsidiebedrag, maar daarbij vertegenwoordigt niet elk leer ling onmiddellijk een zeker bedrag; het gaat bij 50 of 100 tegelijk. De Commissie zou zich kunnen vereenigen met het denk beeld, de salarissen der leerkrachten te betalen van Gemeen tewege. Punt a der Utrechtsche Verordening luidt: «Voor de verplichte onderwijzeressen de aan haar uitbe- «taalde bezoldiging, doch niet meer dan de salarissen aan de «Openbare Bewaarscholen. De Commissie zou dit willen beperken tot bevoegde leer krachten. Daardoor zullen de Bijzondere Bewaarscholen gera ken in het bezit van behoorlijk opgeleid personeel. Niet bevoegde krachten, de z.g. Kweekelingen, ontvangen aan de Stadsbewaarscholen slechts een toelage, aanvangende op 60. Helpsters in den zin van ongediplomeerde onderwijzeressen, die ook niet voor een diploma studeeren, kent men aan de Stadsbewaarscholen niet. Art. 12 der Verordening van 10 Febr. 1910, Gembl. no. 3 zou dan b.v. te lezen moeten geven Voor a en b.«Voor het Hoofd der School en elke ver- «eischte bevoegde onderwijzeres het bedrag, dat zij als salaris «genieten, tot een maximum van het bedrag, dat zij zouden «ontvangen in Gemeentedienst; terwijl de bepaling van c zou kunnen blijven. Overigens zou de Verordening kunnen gehandhaafd worden, als zij is en ook de Verordening van 13 Nov. 1911 Gem. blad No. 35, betrekking hebbende op eischen, aan de lokaliteit te stellen. De Commissie voornoemd, J. A. van Hamel, Voorzitter. M. van Wamelen, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Leiden, 18 December 1918. Aan dén Raad der Gemeente Leiden. Geeft met verschuldigde eerbied te kennen, Het Bestuur der Chr. Bewaarschool aan den Ouden Rijn, dat hun gebleken is, dat de salarissen der onderwijzeressen aan de Gemeente Bewaarscholen belangrijk zullen worden verhoogd. Dat hun de middelen ontbreken om de veel lagere bezol diging van het personeel der van hun uitgaande bewaarschool aan den Ouden Rijn, alhier, ook maar eenigermate te ver hoogen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 19