GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. raeEKOHEK NTrK K K\. 135 N°. 214. Leiden, 31 Juli 1919. Tegen den door Burgemeester en Wethouders bij Ing. St. n°. 199 voorgestelden aankoop van het perceel Noorder straat Sectie B n°. 1497, heeft de Commissie van Financiën geen bezwaar. Zij adviseert U mitsdien tot aankoop te besluiten en de hierop betrekking hebbende begrootingsregeling vast te stellen. Evenmin heeft de Commissie bezwaar tegen de begrootings- regelingen, gevoegd bij de voordrachten van Burgemeester en Wethouders: a. tot beschikbaarstelling van ƒ12000.voor de hoogere kosten van den bouw der centrale werkplaats op Ende geest (Ing. St. n°. 207), b. voor de kosten van demping, rioleering en wegverbreeding aan de Heerenstraat (Ing. St. n°. 200), c. voor de verhoogde uitkeering aan het Leidsche Volks huis (Ing. St. n°. 204), een en ander indien de Raad overigens conform die voor drachten besluit. Tegen de overneming, zonder eenige kosten voor de gemeente, van de perceelsgedeelten aan de Heeren straat -van de N.V. Gebroeders de Graaff, heeft de Commissie geen bedenking. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 215. Leiden, 1 Augustus 1919. De Commissie van Financiën heeft de eer IJ mede te deelen, dat zij geene bedenkingen heeft tegen 1°. den suppletoiren staat van begrooting, dienst 1918, van de Stedelijke Werkinrichting, 2°. den staat van af- en overschrijving, dienst 1918, dier Instelling, en 3°. de rekening, dienst 1918, dier Inrichting. Zij stelt U mitsdien voor die staten en rekening goed te keuren. De heeren A. L. Reimeringer en H. M. Sasse, hebben, als zijnde leden van het bestuur der Werkinrichting, aan het onderzoek van bovenbedoelde staten en rekening geen deel genomen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 216. Leiden, 1 Augustus 1919. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij geene bedenkingen heeft tegen den in hare handen gestelden suppletoiren staat van begrooting, dienst 1918, van het H.G. of Arme Wees-en Kinderhuis en den staat van af-en overschrijving op de begrooting dier Instelling, hetzelfde dienstjaar betreffende. Zij adviseert U derhalve tot goedkeuring van die staten over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 217. Leiden, 7 Augustus 1919. Bij haar in de Leeskamer liggend schrijven verzoakt de Leidsche Zwemclub ook weder dit jaar in het genot te worden gesteld van een bijdrage ad 90.in de kosten van een door haar op 24 Augustus a.s. te organiseeren zwemfeest in de openbare zweminrichting in den Heerensingel. Aangezien dit volkszwemfeest strekt tot propageering van een nuttige sport, geven wij U in overweging ook thans weder een bijdrage van f90.te schenken in de aan dit feest verbonden kosten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden. N°. 218. Leiden, 8 Augustus 1919. Bij Uw besluit van 23 Mei 1918 werd het stembureau in stemdistrict V voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeenteraad, gevestigd in een der lokalen van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. De ten vorigen jare en ook in dit jaar gehouden verkie zingen hebben aangetoond dat het afstaan van dat lokaal voor de bedoelde verkiezingen zeer lastig is voor den dienst der Lichtfabrieken en dat het telkens ontruimen van die localiteit eveneens niet zonder moeilijkheden gepaard gaat. Wij hebben daarom uitgezien naar een ander lokaal in dat district en meenen een behoorlijk geschikt lokaal gevonden te hebben in het gebouw van den Gemeentelijken Reinigings dienst. Intusschen kan wijziging in de eenmaal aangewezen stem lokalen niet geschieden zonder wijziging te brengen in de op 23 Mei 1918 door Uwe Vergadering vastgestelde desbe treffende verordeningen. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging over te gaan tot vaststelling van de beide volgende verordeningen: A. VERORDENING houdeiide wijziging van de verordening van den 23en Mei 1918 (Gem.blad no. 15), regelende de verdeeling der gemeente Leiden in stemdistricten voor de verkiezing van leden van den Gemeenteraad. Eenig Artikel. In art. 3, 2e lid, van bovengenoemde verordening wordt voor de woorden »in een der lokalen van de Stedelijke Fabrie ken van Gas en Electriciteit" gelezen: >nn een der lokalen van het gebouw van den Gemeentelijken Reinigingsdienst" B. VERORDENING houdende wijziging van de verordening van den 23en Mei 1918 (Gem.blad no. 16), houdende aanwijzing van de stemlokalen voor de stemdistricten, waarin de gemeente Leiden is verdeeld voor de ver kiezing van leden van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, de Provinciale Staten en den Gemeenteraad. Eenig Artikel. In het 6e lid van het eenig artikel van bovengenoemde verordening wordt voor de woorden Deen 'der lokalen van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit" gelezen: neen der lokalen van het gebouw van den Gemeentelijken Reinigingsdienst" Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 219. Leiden, 11 Augustus 1919. Door de onderwijzers en onderwijzeressen, werkzaam bij het openbaar herhalingsonderwijs in deze gemeente, is tot ons College het verzoek gericht, om te willen bevorderen, dat hunne tijdelijke aanstelling als zoodanig wordt omgezet in eene vaste. Zij doen dit verzoek, met het oog op latere aanspraken op pensioen, zoo voor zichzelf als voor hunne eventueel na te laten weduwen en kinderen. In verband met dit verzoek deelen wij U het navol gende mede. Tot nu toe werden de onderwijzers en onderwijzeressen aan de openbare herhalingsscholen alhier, met uitzondering van de hoofden dier inrichtingen, tijdelijk door ons College aangesteld, in overleg met den Arrondissements-Schoolop- ziener en na ingewonnen bericht van het hoofd der school, waaraan de benoeming geschieden moest. Aan deze tijdelijke aanstelling lag ten grondslag de ge dachte, dat met geen zekerheid kon worden nagegaan, hoe het herhalingsonderwijs zich hier ter stede zou ontwikkelen. Eene eventueele sterke daling toch van het aantal leerlingen zou eene vermindering van het aantal leerkrachten noodig hebben kunnen maken. Nu echter in den loop der tijden gebleken is, dat de be langstelling in dit onderwijs van de zijde der ouders grooter is geworden en het aantal leerlingen, dat de scholen bezoekt in de laatste jaren vrijwel stationnair is gebleven, is eene noodzakelijke inkrimping van het aantal leerkrachten, wegens vermindering van het getal leerlingen, vrij zeker niet meer te verwachten. Tegen eene vaste aanstelling van het onderwijzend perso neel bestaan dan ook thans o. i. geen bezwaren meer. Door eene dergelijke aanstelling zullen belanghebbenden, en meer in het bijzonder de na 1 October 1913 tijdelijk aan- gestelden, worden gebaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 16