GO DONDERDAG 3 APRIL 1919. De heer Oostdam. M. d. V. Rij dit praeadvies komen zoo veel zaken ter sprake, dat ik er misschien nog wel een ander punt bij zou kunnen te pas brengen, namelijk de gemeente lijke teelt van bruine boonen. Ik meen niet buiten de orde te zijn, wanneer ik vraag hoe het daarmede staat. De Voorzitter. Misschien zal het Revolutionnaire Vrouwen comité zich die zaak wel aantrekken, maar op het oogenblik is zij niet aan de orde. De heer Oostdam. Dan vindt U zeker wel goed, dat ik daarop bij de rondvraag terugkom. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten. XII. Praeadvies op het verzoek van de vereeniging »School- kindervoeding" om toekenning vaneenextra-subsidiead ƒ5000. (Zie Ing. St. No. 78.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming conform het praeadvies besloten. XIII. Voorstel: a. in zake de verhooging van de jaarwedde der Wethouders; b. tot vaststelling van eene verordening, regelende de pension- neering der Wethouders. (Zie Ing. St. No. 66.) De heer van der Elst. M. d. V. Hk wensch namens de Commissie, die deze zaak heeft behandeld te verzoeken, haar aan te houden omdat de Commissie bij de behandeling daarvan prijs stelt op de aanwezigheid van den Burgemeester. Aldus wordt besloten. XIV. Verordening op de heffing van rechten voor het ver richten van werkzaamheden door den gemeentelijken ont- smettingsdienst. (Zie Ing. St. No. 73.) De beraadslaging wordt geopend. De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer van Gruting. M. d. V. Ik heb over dit punt het woord gevraagd omdat ik wellicht ten opzichte van deze kwestie een bijzonder standpunt inneem. Vroeger was het niet mogelijk geld te doen betalen voor eene ontsmetting, tegenwoordig kan dit wel en daar maakt de gemeente thans gebruik van. Dit laatste acht ik evenwel verkeerd. De wei standsgrens, die hier wordt getrokken is mijns inziens geheel onjuist. Ik begrijp niet, waarom iemand met een inkomen beneden de ƒ1200.niets behoeft te betalen, terwijl anderen met een inkomen van ƒ1200.tot ƒ2000.— wel moeten betalen. Er zijn heel wat menschen met een inkomen van ƒ1200.tot ƒ2000.die veel armer zijn dan menschen met een inkomen beneden ƒ1200.—. De weistandsgrens deugt derhalve niet. Bovendien ben ik van meening, dat voor eene zaak van zoo groot algemeen belang niet moest worden betaald. De ontsmetting moet gratis geschieden. Volgens de veeartsenijkundige wet wordt alles gratis ontsmet en hier waar het zoo'n gewichtig volksbelang geldt, gaat men laten betalen. Ik zal derhalve stemming aanvragen over deze verorde ning, waarmede ik mij niet kan vereenigen. De heer van der Pot. M. d. V. De heer van Gruting zegt tegen de weistandsgrens te zijn, omdat iedere weistandsgrens onjuist is. Dan zouden wij feitelijk niets kunnen heffen, want voor on- en minvermogenden moet de heffing nu eenmaal gratis zijn. 'Wij stellen hier voor om te volgen het voorbeeld, dat in verschillende gemeenten gegeven is. In tal van groote zoowel als kleine gemeenten wordt een prijs voor ontsmetting berekend. Wij hebben het hier eerst eens aangezien. Men heeft evenwel gezien, hoe enorm de kosten zijn gestegen door verhooging van loonen en van de prijzen der ontsmettingsartikelen. Ook is de vraag gerezen: is ontsmetting wel zoo dikwijls noodig als wordt gevraagd. Ten opzichte daarvan is het heffen van een matige bijdrage een heilzaam middel om overvraging van ontsmetting te voorkomen. Waar Leiden eerst thans begint met iets te rekenen daar blijkt toch wel, dat Burgemeester en Wethouders deze zaak zeer ruim hebben bekeken. Waar de kosten evenwel zoo zeer zijn gestegen, daar mag men toch van de menschen, die het betalen kunnen, wel iets eischen. Er moet dan ergens een weistandsgrens worden aangegeven. Waar deze moet worden getrokken, daar is moeilijk over te twisten. De wet laat ons daarin geheel vrij. Nu hebben Burge meester en Wethouders eene keuze gedaan, die zich aansluit bij de keuze, door den Raad het vorige jaar gedaan bij de heffing voor het ziekenrijtuig. Die keuze lijkt mij niet on redelijk te zijn. Wij hebben drie categorieën genomen. Tot 1200.is men vrij, van inkomens van ƒ1200.tot ƒ2000. is een matig tarief berekend, terwijl boven de 2000.het volle tarief wordt in rekening gebracht. Dat volle tarief is nog niet eens de volledige vergoeding van de kosten maar nog slechts eene tegemoetkoming daarin, zoodat het belang, dat de gemeenschap heeft bij de ontsmetting, uitkomt in het bedrag, dat de gemeente er op toelegt, ook op de ontsmettings- kosten, daar, waar het volle tarief wordt berekend. Ik geloof dat hier een middenweg is gekozen, die juist is, doordat, de gemeenschap, die er ook belang bij heeft, bijdraagt in de kosten en alles betaalt voor de categorie menschen, die niets in de kosten kunnen betalen. Maar aan den anderen kant mag men dan toch van de menschen, in wier belang het toch in de eerste plaats is, ook wel iets vorderen. Dat is het standpunt, waarvan Burgemeester en Wethouders zijn uitgegaan. De heer Fokker. M. d. V. Nu in den Raad het voorstel van Burgemeester en Wethouders is bestreden door den heer van Gruting, die ten deze een geheel bijzonder stand punt inneemt, gevoel ik mij ook gedrongen om het voorstel van Burgemeester en Wethouders te verdedigen en daar mede mijn instemming te betuigen. Eenigen tijd geleden heeft ook in mijne woning eene ont smetting plaatsgehad. Ik was nog niet op de hoogte van de op dit stuk geldende voorschriften en ik moet U wel zeggen, dat ik er ten zeerste over verwonderd was, dat ik daarvoor niet behoefde te betalen. Ik heb nu in het ingekomen stuk gezien, waarin dat zit. Het schijnt, dat mijn medicus de ont smetting heeft aangevraagd. Ik vind het echter verkeerd, dat de gemeente dat geheel voor niets zoude moeten doen en wanneer men eenmaal uitgaat van het standpunt, dat er' betaald moet worden, acht ik het ook billijk, dat men dan eenigszins naar draagkracht laat betalen en degenen, die niet kunnen betalen worden vrijgesteld en verder een zeker tarief worde gevolgd. En nu komt het mij in dit verband rationeel voor, dat Burgemeester en Wethouders iets verder zijn ge gaan en nog eene tusschencategorie hebben geschapen, met welk voorstel ik mij dan ook volkomen kan vereenigen. De heer Reimeringer. M. d. V. De uitlatingen van den heer Fokker dringen mij eenigszins den heer van Gruting bij te vallen en te constateeren, dat de zaak waarom het gaat, wel wat dieper is. Ik zal mij ook niet verzetten tegen het voorstel. Alleen moeten wij oppassen, dat hier de zuinigheid niet de wijsheid bedriegt, want de ontsmetting geschiedt niet alleen ten bate van het betrokken gezin, maar het is zeker een groot volksbelang en wanneer men het te duur maakt, kan het de menschen weerhouden deze goede maatregelen te nemen en dan zou wel eens het algemeen belang kunnen worden geschaad. De heer van Gruting. M. d. V. Wanneer men in de prak tijk eens rondkijkt, ziet men, dat de ontwikkeling op hygiënisch gebied meer en meer doordringt, maar ik geef U de verzekering, dat men op het terrein van ontsmetting niet zooveel heeft bereikt bij het volk en dat er nog veel moet worden gedaan om het volk in de goede richting te leiden, maar dan moet men voor die ontsmetting geen geld gaan vragen, want dan zal men daar niet veel succes mede hebben. Dat is bij mij zeer zeker eene principiëele zaak; het zit inderdaad ook dieper. Ik weet wat het beteekent. Ik geef den heeren de verzekering, dat men te dien opzichte zelfs bij per sonen van ontwikkeling dikwijls heel rare ideëen aantreft, en men wordt uitgelachen, wanneer men zoo'n ontsmetting zou willen zien geschieden. Daarom moet ik zeggen, dat alles wat men bij eene ver ordening zou vorderen, waarbij men iets doet, wat de bevor dering van ontsmetting tegen zal gaan, absoluut verkeerd is. En wanneer er tegen mij wordt ingebracht, dat men anders misschien geneigd is eens een keer te veel te ontsmetten, of wanneer het niet strikt noodzakelijk was geweest, dan zou ik zeggen: dat is dan nog niet zoo erg; maar dat men niet zou ontsmetten, waar het wel noodig is, is fataal. Daarom is het van groot belang, dat men de handen vrij heeft en dat de ontsmetting gratis kan geschieden om de be volking aldus te dwingen om te zeggen: het kost niets, laat ons het maar doen, want in zeer vele gevallen is juist het tegendeel gebleken en wordt men juist om die ontsmetting bij de menschen uitgelachen, want het publiek is nog niet zoo ver op den weg van hygiënische voorzorgen. Mijnheer de Voorzitter. Dat is het principe, dat er bij mij voorzit en daarom zal ik stemmen tegen deze ontwerp verordening. De heer van der Pot. M. d. V. Naar aanleiding van de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 8