02
DONDERDAG 3 APRIL 1919.
v^n die behoeften, of moeten wij trachten te komen lot de
prijzen, die betaald moeten worden, m. a. w. dat de kostprijs
van de verschillende artikelen wordt betaald en dat de loo-
nen van degenen, die daarvan gebruik maken, daarmede in
overeenstemming moeten worden gebracht.
Ik geloof, dat de Landsregeering langzamerhand bezig is
om aan die goedkoope beschikbaarstelling van die eerste
levensbehoeften een eind te maken, en ik geloof ook, dat dit
de meest gewenschte politiek op dat gebied is. Ik meen, dat
het ook voor de gemeentelijke autoriteit geen aanbeveling
verdient om in dezen tijd steeds voort te gaan met rabat-
bons en toeslagen te geven. Dat zal op den duur verkeerden
invloed hebben ten aanzien van de loonen van de arbeiders.
Pie loonen moeten ten slotte zoo hoog worden, dat daarmede
de eerste levensbehoeften volgens den kostprijs behoorlijk
kunnen worden betaald en er aldus niet voortdurend op behoeft
te worden aangedrongen dat er van gemeentewege toeslagen
op de onderscheidene prijzen worden gegeven.
Ik meende hierover omdat ik mij met het afwijzend
praeadvies van Burgemeester en Wethouders geheel kan ver
eenigen een enkel woord te moeten laten booren, omdat
de zaak veel dieper gaat, dan den prijs van het gas, waarover
de heer Heemskerk heeft gesproken.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou mij kunnen aansluiten
bij het betoog van den heer Heemskerk. Het praeadvies van
Burgemeester en Wethouders, of liever het advies van Com
missarissen van de Stedelijke Lichtfabrieken heeft op mij
ongeveer denzelfden indruk gemaakt als op den heer Heemsker k.
Ik vond het, hoe goed het ook gesteld was, niet geheel vrij
te pleiten van eenigszins cynisch te zijn. Het is gemakkelijk
om te zeggendat moet maar betaald worden, maar het is
zooals de heer Heemskerk zegt, ook de vraag: wie moet het
betalen en kan het betaald worden?
ik heb dat staatje omtrent de prijzen elders ook gelezen,
maar het heeft op mij niet zoo'n grooten indruk gemaakt
en wel hierom: omdat wel de beginprijzen zijn genoemd,
maar er heelemaal niet is aangegeven in welke verhouding
die tot elkaar staan en wanneer nu die verhooging plaats
heeft, is het een heel verschil of er 20, 50 of 100 M3. wordt
verbruikt.
En nu ben ik het volkomen èens met den heer Heemskerk,
dat wanneer een arbeidersgezin met een inkomen van f 1600.—
bijv. wanneer straks de prijzen weer normaal zijn, een maande-
lijksch bedrag van nemen wij hier aan een prijs van 13
cent per Ms. en een gemiddeld veibruik van 40 M3. f 5.20
moet verbruiken, dit inderdaad niet gering is. Maar grootere
gezinnen zullen met 40 M3. niet toekomen en daardoor wordt
dat bedrag dus veel hooger. Wanneer men dat nu over een
heel jaar omzet, krijgt men een bedrag voor gasverbruik voor
menschen met een dergelijk inkomen, dat werkelijk zwaar
is te noemen.
Nu ben ik het eens met den heer Briët, dat wij moeten
komen langzamerhand tot normale prijzen, maar het is iets
anders een toeslag te geven, dan in een zekeren prijs eene
progressie aan te brengen, met andere woorden de menschen
die het beter kunnen betalen de anderen te laten steunen,
en dat wordt hier gevraagd. Er wordt hier gevraagd om
eenige progressie in de gasprijsregeling te brengen.
Dat hebben Burgemeester en Wethouders ook bij de ont-
smettingsdienst toegepast. In de desbetreffende ontwerp-ver-
ordening wordt daar van den een iets meer voor de ontsmet
ting gevraagd dan van den ander. Daar heeft men dus wel
rekening gehouden met de mate van welstand van de ver
schillende ingezetenen.
Nu geloof ik wel, dat er van de arbeiders straks, wanneer
de werkeloosheid wat verdwenen zal zijn en de loonen wat
hooger zullen zijn geworden, niet zooveel meer zullen zijn,
die tot de groep van menschen met een zeer laag inkomen
kunnen worden gerekend, maar er blijven toch altijd nog
tal van menschen over, ook de heel kleine zakenmenschen,
die toch een zeer gering inkomen hebben. En op hen drukt
deze last ook zeer zwaar. Ik had dan ook gaarne gezien, dat
Burgemeester en Wethouders in dezen tijd van sociaal voelen
zich hadden kunnen vereenigen met wat in het adres wordt
gevraagd, en wat door den heer Heemskerk ook is bepleit
en waar ook ik eene lans voor zou willen breken.
Wij komen dan niet in botsing met het stelsel dat door
den heer Briët wordt afgekeurd. Wij zouden heel iets anders
krijgen dan het oude rabatstelsel, dat helaas te veel is toe
gepast geworden. Ik zal dan ook niet voor het voorstel van
Burgemeester en Wethouders kunnen stemmen.
De heer Wii.mer. M. d. V. Er wordt in het adres gevraagd
eene progressieve gasprijsregeling. Voor zoover Burgemeester
en Wethouders hierop afwijzend wenschen te beschikken, kan
ik mij vereenigen met het voorstel van Burgemeester en
Wethouders. Een progressieve gasprijsregeling is eene indirecte
belasting, welke zeer willekeurig vele menschen zal drukken
en daarom voor velen niet billijk zal zijn. Bovendien heeft de
gemeente niet het recht eene dergelijke indirecte belasting te
heffen. Men komt hierdoor in strijd met den geest van de
gemeentewet, al is het misschien niet met de letter.
Nu wordt volgens het tegenwoordige rabatstelsel tegemoet
gekomen aan de menschen, die den vollen gasprijs niet kunnen
betalen. De heer Briët acht dit systeem niet wenschelijk. Hij
had consequent kunnen zijn en een voorstel kunnen indienen
tot afschaffing van het bestaande stelsel. Hij heeft dit echter
niet gedaan. Nu bestaat het rabatstelsel nog op het oogenblik
en het zal nog wel een tijd blijven bestaan, want Burgemeester en
Wethouders zeggenindien de aanvoer van kolen weer normaal
zal zijn, zal wellicht weer een uniforme gasprijs worden inge
voerd. Vooreerst zal zulks dus nog wel niet het geval vt'ezen.
Wat is nu de grondgedachte van het rabatstelsel? Deze:
dat een minimum noodzakelijk gasgebruik aan ieder beueden
den kostprijs wordt verstrekt. Nu heeft men de minimum
hoeveelheid bepaald op 25 M3. Dit is evenwel niet te recht
vaardigen. Voor den een toch zal het minimum noodzakelijk
veibruik uit den aard der zaak veel grooter zijn dan voor
den ander. Het is een groot verschil of iemand een groot of
een klein gezin heefr. Wanneer men zich stelt op het standpunt,
dat iedereen een minimumverbruik moet verkrijgen beneden
den kostprijs, dan moet men noodzakelijk rekening houden
met de grootte van het gezin. Nu heeft men hiertegen aan
gevoerd bezwaren van administratieven aard. Ik geloof, dat
die bezwaren niet zoo ernstig zijn als wordt voorgesteld. Het
geldt ook hier: waar een wil is, daar is een weg. Ik zou
daarom verbetering willen brengen in het op het oogenblik
gevolgde rabatsysteem.
Het feit van de bestaande rabatregeling is door niemand
bestreden geworden, ook niet door den heer Briët, die het
systeem niet wenschelijk oordeelt. Ik geloof dat hij wel mede
zal willen gaan met mijn voorstel om die regeling rechtvaar
diger en billijker te maken. Ik heb dan ook de eer de volgende
motie voor te stellen
»De Raad overwegende, dat het verstrekken van een aan
tal kubieke meters gas met rabat op den prijs ten doel heeft
aan een ieder een minimum noodzakelijk verbruik tegen een
verlaagden prijs mogelijk te maken;
dat echter zulk een minimum noodzakelijk verbruik zéér
verschillend moet worden geacht naar gelang de grootte van
het gezin,
geeft Burgemeester en Wethouders dringend in overweging,
eefne regeling in te voeren, welke bij het verstrekken van
een aantal kubieke meters gas tegen verlaagden prijs reke
ning houdt, althans eenigermate, met de grootte van de
gezinnen der verbruikers,
gaat over tot de orde van den dag."
De Voorzitter. Wordt deze motie voldoende ondersteund?
Zoo ja, dan maakt zij een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Wilmer. Ik heb gezegd, dat de Raad Burgemeester
en Wethouders in overweging geeft rekening te houden met
de grootte van het gezin met bijvoeging van de woorden:
»althans eenigermate". Het is niet de bedoeling, dat voor ieder
kind meer of minder eene andere gasprijsregeling moet gelden
op die wijze zou het voorstel belachelijk worden. Maar ik zou
ten aanzien van gezinnen twee of drie categorieën, in verband
met de grootte daarvan willen aannemen, voor wie in den aan
vang van het jaar de gasprijs zou worden vastgesteld, die dan
voor het geheele jaar zou blijven gelden, zoodat men dus
niet zou staan voor het geval, dat, wanneer het gezin werd
uitgebreid, er weder eene andere regeling zou moeten gelden.
Ook heb ik in de motie neergelegd, dat ik mijn denkbeeld
aan Burgemeester en Wethouders in overweging geef. Mochten
Burgemeester en Wethouders daartegen dus bezwaar blijven
gevoelen, dan kunnen zij dat den Raad kenbaar maken. Ik
heb mijne motie zoo ingeideed, dat al degenen, die er in
principe iets voor gevoelen om de groote gezinnen eeniger
mate in de lasten tegemoet te komen, hun stem daaraan
kunnen geven.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou den Raad aan
willen raden om zich te vereenigen met het advies van Com
missarissen van de Lichtfabrieken, een advies, dat de heer
Sijtsma cynisch gelieft te noemen, maar dat niets anders
beoogd heeft dan de zaak zoo kalm en nuchter mogelijk uit
een te zetten. En dat doe ik op twee gronden.
In de eerste plaats komt het mij voor, dat het beginsel
van progressie, van eene heffing naar draagkracht, hoe juist
en gewenscht ook op zichzelf bij toepassing ten aanzien van
belastingheffing, niet op zijn plaats is bij retributieverorde-
ningen, waaronder ook de gasprijsregeling kan worden ge
rangschikt.
Het komt mij voor, dat evengoed als iedereen, rijk of arm,
voor zijn brood bij den winkelier hetzelfde moet betalen, dit
van toepassing zijn moet bij de levering van gemeentewege