DONDERDAG 3 APRIL 1919.
83
De heer van der Lip. M.d. V. Ik dank U zeer voor IJwe
vriendelijke woorden.
De beer Briët; M. d. V. Alvorens over te gaan tot de door
U aangekondigde behandeling van punt 20 zou ik willen
rnededeelen, dat de Commissie voor de Strafverordeningen er
prijs op zou stellen de behandeling van dit punt uit te stellen
totdat de Burgemeester weder hersteld zal zijn.
De Burgemeester heeft een groot aandeel gehad in de voor
bereiding van de verordening op den nachtarbeid, zoodat wij
er prijs op stellen dat dit punt in zijn tegenwoordigheid
wordt behandeld.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik kan de noodzakelijkheid
van een dergelijk uitstel niet inzien.
De Voorzitter. Uit deferentie voor het voorstel van de
Commissie voor de Strafverordeningen, die er prijs stelt, nu haar
voorzitter niet in de gelegenheid is dit punt in ons midden te
verdedigen, zou ik de heeren willen aanraden om met het
voorstel van den heer Briët mede te gaan.
Aldus wordt besloten.
De heer van der Elst. M. d. V. Dit punt is nu wel van
de agenda afgenomen, maar ik zou toch even de gelegenheid
aan willen grijpen om over de indiening van dit voorstel nog
een enkel woord te zeggen.
Ik heb namelijk bij de stukken niets anders gevonden dan
het praeadvies op het advies van de Commissie voor de Straf
verordeningen. Verder kon ik hieromtrent in de Leeszaal niets
vinden. En nu worden er verschillende dingen besproken. Er
wordt gesproken over verordeningen van andere plaatsen en
over het wetsontwerp, dat destijds is ingediend en dat is
verworpen door de Tweede Kamer en meer van dergelijke
stukken.
Mij dunkt, dat nu de zaak toch is aangehouden, het wel
nuttig was indien naast het eenvoudige praeadvies, die andere
stukken ook ter visie werden gelegd, zoodat wij ons een be
hoorlijk oordeel over de kwestie kunnen vormen.
De heer Briët. De Commissie voor de Strafverordeningen is
bereid om den leden zooveel inlichtingen te verschalfen als zij
verlangen. Het was ook de bedoeling, dat die stukken ter
visie werden gelegd, maar den laatsten dag heb ik de stukken
gekregen, omdat ik meende ze voor eene goede bestudeering
noodig te hebben en daardoor zijn ze niet in de leeszaal aan
wezig geweest. Maar dat was alleen de laatste dag. Ik meende,
dat de leden die zaak toen al hadden ingezien, maar wij zullen
natuurlijk zorgen, dat die stukken behoorlijk ter visie zullen
worden gelegd.
De Voorzitter. Dan zijn wij nu gekomen aan de rondvraag
en zou ik willen vragen of een van de leden nog iets in het
belang van de gemeente in het midden wenscht te brengen.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik kom nu terug met de portie
bruine boonen, die ik vanmiddag op het vuur heb laten staan.
Ik zou gaarne van Burgemeester en Wethoudersvernemen
hoe het staat met de gemeentelijke bruineboonenteelt. Hebben
wij daarmede succes gehad en is de oogst nog al groot
geweest; kortom hoe is het met die zaak afgeloopen?
De Voorzitter. Ik hoop in de volgende vergadering deze
vraag te kunnen beantwoorden. Ik ben er thans niet op voor
bereid. De zaak zal worden onderzocht en in de volgende
vergadering zal U antwoord worden gegeven.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik dank U voor Uw toezegging.
Ik zou tevens nog eene andere vraag willen doen. Van middag
is een adres betreffende de invoering van den 8-urendag ter
zijde gelegd met de mededeelingte zijner tijd zal dit onder
werp ter sprake komen. Het betreft hier evenwel een onderwerp
van groote beteekenis, dat algemeene belangstelling vindt.
Zou ik daarom van Burgemeester en Wethouders mogen ver
nemen, hoe zij zich den loop van deze zaak voorstellen? Waar
wij weten, dat een wetsvoorstel dienaangaande in voorberei
ding is, daar zou het tot groote teleurstelling aanleiding geven,
wanneer wij hier eerst zouden beginnen met de voorberei
ding der invoering van den 8-urendag wanneer het voorstel
tot wet was geworden, in stede van dan terstond tot die in
voering te kunnen overgaan. Ik zou er daarom prijs op stellen
van Burgemeester en Wethouders in de volgende vergadering
een antwoord te mogen ontvangen.
De Voorzitter Ik kan den heer Oostdam rnededeelen dat
aan de verschillende takken van dienst reeds is gevraagd,
deze zaak voor te bereiden, zoodat voorzooveel noodig, in de
volgende vergadering Uwe vraag zal kunnen worden be
antwoord.
De heer Planjer. M. d. V. Ik zou den geachten Voorzitter
willen verzoeken zijn invloed te willen gebruiken om de toch
al niet mooie kiosken niet nog meer te laten ontsieren. Door de
beslist leelijke reclame, die er op is aangebracht, wordt het
stadsbeeld nog meer bedorven. Die kiosken, die er geplaatst
zijn met toestemming van den Raad, zullen toch wel aan
bepaalde voorwaarden van welstand moeten voldoen. Die voor
waarden zullen toch wel zijn, dat zij met het stadsbeeld niet
in strijd zullen zijn Wanneer U Uw invloed zoudt willen
gebruiken om het nog meer ontsieren van onze stad tegen
te gaan, dan zal mij dat zeer aangenaam zijn.
De Voorzitter. Ik kan U rnededeelen dat onlangs in de
vergadering van Burgemeester en Wethouders over de ont
siering van de stad door deze reclames is gesproken. De Com
missie voor de Strafverordeningen -heeft thans de zaak in
onderzoek. Wat het resultaat van hunne overwegingen zal
zijn, weet ik niet.
De heer van Romburgh. M. d. V. Ik zou gaarne een over
zicht ontvangen over het aantal porties, dat in het eerste
kwartaal van 1918 en 1919 door de Centrale Keuken is ge
leverd. Ik hoop in de volgende vergadering een antwoord te
zullen ontvangen, waarna ik aan den Raad een voorstel
wensch te doen.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik kan den heer van Rom
burgh toezeggen in de volgende vergadering zijne vraag te
zullen beantwoorden.
Het is niet onmogelijk, dat dan aan dat antwoord een
voorstel van Burgemeester en Wethouders ter zake van de
Centrale Keuken zal worden vastgeknoopt.
De heer van Romburgh. Ik heb de vraag gedaan naar
aanleiding van het feit, dat er vanmiddag de wenschelijkheid
is uitgesproken, om zoo spoedig mogelijk van de distributie
af te komen en onder die distributie reken ik ook de instel
ling van de Centrale Keuken.
De heer van der Pot. Laat ik er dan bijvoegen, dat ik
de leden voor de Centrale Keuken al tegen de volgende week
bijeengeroepen heb om liet vraagstuk vari de opheffing daar
van te overwegen.
De heer Pera. M. d. V. Het gebeurt in den laatsten tijd nu
en dan, dat de vergaderingen van den Raad om één uur
beginnen. Dat is vroeger nooit de gewoonte geweest. Alleen
wanneer de begrooting werd behandeld, werd bij uitzondering
de vergadering om één uur bijeengeroepen. En dat was nog
in den tijd, dat men er geregeld op kon rekenen, dat de
behandeling der begrooting in één zitting afliep. Maar ove
rigens kwam bet nooit voor, dat de vergaderingen om één
uur werden bijeengeroepen.
Nu weet ik niet hoe andere Raadsleden er over denken,
maar mij komt eene vergadering om één uur zeer ongelegen.
Ik zou daarom het verzoek willen doen om, als het mogelijk
is, in het vervolg met de Raadszittingen om twee uur te
beginnen. Ik meen, dat er veel meer zijn, die het niet zoo
wenschelijk vinden om reeds te één ure de vergadering aan
te vangen.
De Voorzitter. Het is eene hooge uitzondering, wanneer
de vergadering om één uur wordt bijeengeroepen. Dit gebeurt
hoogstens eenmaal per jaar.
De heer Pera. Het is den laatsten tijd meer voorgekomen.
De Voorzitter. Doch niet dan uit de hoogste noodzakelijk
heid, want Burgemeester en Wethouders stellen prijs op een
voltalligen Raad. Maar de agenda was nu zeer groot en wij
wisten heelemaal niet vooruit, dat belangrijke punten heden
niet zouden worden behandeld. Daarom hebben wij gezegd
laten wij om één uur beginnen; dan hebben wij kans, dat
de vergadering in één dag afloopt. Anders moeten wij morgen
weder vergaderen.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik zou naar aanleiding van
de bijeenroeping van deze vergadering willen vragen, dat dit
geval zich niet meer zal herhalen.
Wij hebben in drie weken geen vergadering gehad. Wij
hebben nu kennis gekregen, dat er vergaderd zou worden
vandaag en des noods morgen. Dientengevolge hebben wij den
dag van morgen niet tot onze vrije beschikking gehad. Dat
is een groot ongerief. Daarom zou ik wenschen, dat in den
vervolge de zaken niet meer zoo opeengehoopt worden, dat