82
DONDERDAG
3 APRIL 1919.
liet laatste lid van artikel 2 door de voorstellers is ingetrokken
en het cijfer 9 uit het gedeelte, betrekking hebbende op artikel 2,
2e lid, is geschrapt, in stemming gebracht en verworpen met
20 tegen 4 stemmen.
Tegen stemmen de heeren J. P. Mulder, Planjer, Oostdam,
van Gruiing, Pera, Huurman, van Tol, Bots, van Romburgh,
Heemskerk, de Boer, Boot, Knappert, van der Lip, van der
Pot, Reimeringer, Wilmer, Briët, Sijtsma en van Hamel.
Vóór stemmen de heeren Fokker, Eerdmans, van der Eist
en Hoogenboom.
Het amendement van den heer Reimeringer, daarop in
stemming gebracht, wordt aangenomen met 16 tegen 8 stemmen.
Vóór stemmen de heeren Planjer, Oostdam, van Gruting,
Fokker, Bots, de Boer, Boot, Knappert, van der Lip, van der
Pot, Eerdmans, Reimeringer, van der Eist, Hoogenboom, Sijtsma,
en van Hamel.
Tegen stemmen de heeren J. P. Mulder, Pera, Huurman,
van Tol, van Romburgh, Heemskerk, Wilmer en Briët.
Artikel 2 wordt daarop, zooals het door aanneming van het
amendement Reimeringer is gewijzigd, zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 3, luidende: »Het maximum
aantal lesuren per week voor de leeraressen of leeraren wordt
vastgesteld als volgt:
voor de onder a, bc, d, 1ste en d, 2de genoemde op 16
uren
voor de onder d, 3de, e, f, g, h en i genoemde op 40 uren
voor de onder j en k genoemde op 2 uren."
Hierop is ingediend een amendement van de heeren Hoo
genboom en van der Eist, luidende: »Tn artikel 3 in plaats
van 16 uren te lezen 20 uren."
De Voorzitter. Dit amendement trekt de heer Hoogenboom
na het voorafgaande zeker in?
De heer Hoogenboom. Dat wil ik handhaven, omdat de
gemeente dan in staat is om bij uitbreiding van de school
parallelklassen te scheppen zonder bezwaar van de gemeente-
financiën.
De heer van der Lip. Dan gaan de leeraressen in trakte
ment achteruitDan krijgen zij immers de uren van 16 tot 20
niet extra betaald. De heer Hoogenboom zal er toch niet
voor zijn om eene slechtere salarisregeling te maken dan
Burgemeester en Wethouders hebben voorgesteld? Wanneer
ons voorstel wordt aangenomen krijgen de leeraressen boven
de 16 uren overuren betaald en wanneer het amendement
wordt aangenomen, zou dat eerst boven de 20 uren gebeuren.
De heer Hoogenboom. Het is uit beginsel dat ik het voorstel
doe, namelijk dit, dat men er dan niet tegen op zal behoeven
te zien om de school naar behoefte met parallelklassen uit
te breiden, wat anders voor de gemeente kosten mede zou
brengen, indien men gebonden is aan een laag maximum der
verplichte lesuren.
De Voorzitter. Ik zal in stemming brengen het amende
ment van den heer Hoogenboom, waardoor de dames in salaris
achteruit gaan.
De heer Fokker. M. d. V. Laten wij deze zaak tot het
einde ernstig behandelen. U drukt U bijna even aardig uit
als wij gewoon zijn van onzen Voorzitter, den Burgemeester.
Burgemeester en Wethouders zeggen, dat door het aannemen
van het amendement de positie van de leeraressen zou ver
slechteren. Dat is natuurlijk niet de bedoeling van een der leden
van dezen Raad. In dat geval zou er zeker nog eene over
gangsbepaling noodzakelijk zijn, want het is niet in het belang
van de school om de traktementen te gaan verlagen. Ik zou
daarom gaarne van den geachten Wethouder vernemen, wat
het gevolg van de aanneming van het amendement zal zijn.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik begrijp niet, dat de
heeren zoo onbegrijpelijk zijn. Ons ge'neele systeem van
salariëering zou door de aanneming van het amendement
ontwricht worden. Onze regeling geldt voor een maximum
van 16 lesuren. Boven dit aantal lesuren krijgt men extra
betaling en wel 110 per wekelijksch lesuur.
Ik heb er zooeven reeds op gewezen, dat er één leerares
is met 20 lesuren. Deze is tijdelijk aangesteld. Aannemende
dat haar salaris wat de gewoonte is wordt bepaald op
dat van een vaste leerares, zou zij volgens onze regeling voor
de uren boven de 16 krijgen f 440, volgens den heer Hoogen
boom niets. Ik begrijp daarom niet hoe het mogelijk is, dat
de heer Hoogenboom nog zijn amendement kan handhaven.
De heer Fokker. M. d. V. Ik dank den geachten heer
Wethouder voor zijne toelichting. Het blijkt, dat door aan
neming van dit amendement de leeraressen er op achteruit
zouden gaan. Door het geven van meer uren aan de leera
ressen op te leggen, vervalt de extra toelage voor overuren,
waardoor de betrekking minder aanlokkelijk wordt. Ik zal
derhalve tegen het amendement stemmen.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Nu blijkt het, dat het wel
degelijk noodig was geweest, het traktement te verhoogen en
het aantal verplichte lesuren te vermeerderen. De geachte
Wethouder zei toen, dat het theoretisch was het aantal ver
plichte lesuren te verhoogen tot 20, omdat dit aantal in de
praktijk niet voorkwam. Nu blijkt het, dat er' reeds een
leerares is, die 20 lesuren geeft en die nu door de aanneming
van het amendement zou worden benadeeld. Ik voerde daar
tegenover aan, dat het rationeel zou zij o, het aantal ver
plichte lesuren tot 20 te verhoogen, ten einde zonder kosten
voor de gemeente zoo noodig de school met parallelklassen
te kunnen uitbreiden. Waar ik evenwel niet mede zou willen
werken, om het traktement van eene leerares te verlagen,
daar trek ik mijn amendement in, al vind ik het standpunt
van Burgemeester en Wethouders onjuist.
De Voorzitter. Waar de heer Hoogenboom zijn amen
dement heeft ingetrokken, maakt het geen onderwerp van
beraadslaging meer uit.
De beraadslaging wordt gesloten en artikel 3 zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
De artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De door de heeren Eerdmans en Fokker ingediende amen
dementen op artikel 11, luidende, dat van den heer Eerdmans:
»in stede van 1 Januari 1919 te lezen: 1 September 1918",
en die van den heer Fokker: te lezen in alinea 1: «De ver
ordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1
Januari 1919", in alinea 2 in plaats van «eerstgenoemde" te
lezen «dezen" en 2de alinea, tweede zinsnede in plaats van
«dien" te lezen «dezen", worden, in verband met reeds gevallen
beslissingen, door de respectievelijke voorstellers teruggenomen.
Artikel 11 wordt alsnu zonder hoofdelijke stemming aan
genomen en daarna de geheele verordening zonder hoofde
lijke stemming vastgesteld.
XIX. Voorstel tot intrekking van het Raadsbesluit van 26
Juni 1913, waarbij het perceel Pieterskerkgracht n°. 5 aan
den leeraar in de gymnastiek M. A. A. Steyns werd aange
wezen als kostelooze ambtswoning, met genot van vrij licht
en duinwater.
(Zie Ing. St. No. 80).
Hierop is door den heer Fokker een amendement ingediend,
luidende:
«Voorstel sub b van de voordracht Ingekomen Stukken
n°. 80 te lezen: «In te trekken Uw besluit van 26Juni 1913,
waarbij het perceel Pieterskerkgracht n°. 5 voor den leeraar
in de gymnastiek M. A. A. Steyns als kostelooze ambts
woning werd aangewezen met genot van vrije verlichting eri
vrij duinwater"," welk amendement geacht wordt door den
voorsteller te zijn ingetrokken.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
Het voorstel van den heer Fokker om, in afwijking van de
bepalingen van de verordeningen, houdende regeling van de
jaarwedden der leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor
Jongens en van die der leeraressen en leeraren aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes, te bepalen: «de leeraar en de
leerares in de Gymnastiek zullen genieten als salaris over
1919 het bedrag waarop zij krachtens die verordeningen
recht zouden hebben, verminderd met het bedrag, bereids
door hen en als leeraar en als onderwijzer(es) in de gymnastiek
ontvangen", wordt geacht eveneens door den voorsteller te
zijn ingetrokken.
De Voorzitter. Alvorens over te gaan tot de behandeling van
punt 20 van de agenda zou ik, nu de verordeningen betref
fende de salarisherziening van den leeraren zijn aangenomen,
een woord van bijzonderen dank willen richten tot den heer
van der Lip, die deze zaak op zulk eene uitstekende wijze
en zoo taktvol heeft verdedigd. Teekenen van instemming).