8 DONDERDAG 16 JANUARI 1919. V. Benoeming van een lid der Commissie voor de Bewaar- I scholen. (Zie Ing. St. No. 4). Wordt benoemd met 21 stemmen de heer J. Baak. terwijl op den heer H. Pel 7 stemmen werden uitgebracht, 1 biljet was van onwaarde. VI. Benoeming van een Keuringsveearts, tevens adjunct- Directeur van het Openbaar Slachthuis. (Zie Ing. St. No. 5.) De Voorzitter. Mijne Heeren. Alvorens tot stemming over te gaan zóu ik eene mededeeling wenschen te doen. De sollicitanten naar deze betrekking hebben verklaard eene benoeming slechts te zullen aanvaarden, wanneer zij in het genot zullen worden gesteld van drie periodieke verhoo gingen van 150.boven de minimum jaarwedde van 2400.Vermits traktementsherziening in voorbereiding is en het nieuw te bepalen minimum der wedde uit den aard der zaak niet vaststaat, zal de Raad zich dus moeten verbin den op een nader door Burgemeester en Wethouders vast te stellen wijze den benoemde een minimum traktement van 2850.te garandeeren. Wanneer de Raad periodieke ver hoogingen zou willen geven op het tegenwoordig minimum, dan zal men ook verplicht zijn deze te geven, wanneer de nieuwe traktementsregeling zal zijn vastgesteld. Men zou ook eene gratificatie* kunnen geven op het tegenwoordig minimum traktement, maar ik acht mijn voorstel op het oogenblik het meest aangewezene. Wanneer de Raad zich met mijn voor stel kan vereenigen om het traktement te bepalen op ƒ2850. dan kan er thans tot stemming worden overgegaan. De beraadslaging wordt gesloten en overgegaan wordt tot de benoeming. Benoemd wordt met 26 stemmen de heer M. Verkerk, keuringsveearts van het abattoir te Amsterdam. De heer B. J. J. Versélewel de Witt Hamer verkreeg 3 stemmen. De Voorzitter. Hiermede zijn de benoemingen afgeloopen en dank ik het stembureau voor de genomen moeite. VII. Voorstel om de Stads-Gehoorzaal op 24 en 26 April a.s. kosteloos ter beschikking te stellen van het Nederlandsch Natuur- en Geneeskundig Congres. (Zie Ing. St. No. 6.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. VIII. Voorstel tot onderhandsche opdracht van de levering van boeken, kaarten, pTatpn, e.d., tendienste van de openbare lagere scholen en de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. (Zie Ing. St. No. 11.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. IX. Voorstel tot onderhandsche opdracht van de invorde ring der bruggelden aan de Zijl- of Spanjaardsbrug aan J. de Graaf. (Zie Ing. St. No. 12.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Wilmer. M. d. V. Het blijkt uit de stukken, dat de vorige pachter deze brug een paar jaar met verlies heeft geëxploiteerd. Nu is het het eerste jaar, dat de gemeente de exploitatie daarvan gunt voor een bedrag, waarmede eenige winst is te behalen. Maar dan is mijn vraag de volgende: Heeft de vorige pachter, die een paar jaar met verlies heeft gewerkt, geen moeite gedaan om, nu er met deze pacht winst te behalen is, de gunning te krijgen. Zoo ja, wanneer dat het geval is geweest, komt het mij billijk voor, dat men de exploitatie van die brug het eerst aan dien man gunt. De heer Oostdam. M. d. V. In den brief van den Directeur van Gemeentewerken van 20 December 1918, welke in de Leeskamer ter visie heeft gelegen, staat, dat het zijns inziens bij den tegen woordigen loonstandaard den heer de Graaf moeilijk zal vallen voor de geraamde bedragen geschikte personen te vinden voor' de bediening der brug. Toch zal het geschikt personeel moeten zijn ingevolge artikel 2 der verordening, waaraan de heer de Graaf zich zal hebben te hoüden. In dat artikel staat, dat de bediening van de brug moet geschieden bij dag en nacht door twee mannelijke personen boven den leeftijd van 18 jaar die door den Directeur van Gemeente werken daartoe geschikt worden geacht en zich eene benoeming tot onbezoldigd rijksveldwachter moeten laten welgevallen. De gemeente let derhalve wel op de geschiktheid van het personeel maar met de sociale positie er van bemoeit de gemeente zich niet. Toch moet mijns inziens ook daarop worden gelet. De brugwachters zijn wel iri dienst bij een particulier, maar die is gemeentepachter. Derhalve verrichten deze menschen zijdelings dienst voor de gemeente en zou deze voordeel trekken \an hun eventueel laag loon. Wanneer de sociale positie van die menschen goed was, zou ik daarover niet gesproken hebben, maar dat die positie goed is, zal men na lezing van het request van den heer de Graaf niet kunnen beweren. Deze denkt de bediening van de brug te doen geschieden door 3 personeneen brugwachter, een dagknecht en nog een knecht. De brugwachter ontvangt 20.— .per week, waarvoor hij 18 uur per dag heeft te werken, gedeeltelijk over dag, gedeeltelijk des nachts. De dagknecht ontvangt ƒ12 60, waarvoor hij 12 uur per dag werkt. De gewone knecht krijgt ƒ17,64 waarvoor hij 18 uur dienst zal hebben te doen. Met komt mij voor, dat dit geen arbeids toestanden zijn, waarin de gemeente ook maar zijdelings zou mogen bewilligen. Men moet niet alleen letten op de geschiktheid van deze men schen, maar ook wel degelijk op hunne sociale positie. Ik zou daarom in overweging willen geven aan artikel 2 toe te voegen dat het loon en de werkuren gelijk moeten zijn aan die van het brugpersoneel der gemeente. De kosten zullen bij aanneming van mijn voorstel natuurlijk hooger worden, maar dat is niets meer dan billijk. Wanneer bovendien de 8-urige arbeidsdag wordt ingevoerd, moet de pachter wel komen met het verzoek om een toelage wegens verhooging der exploitatiekosten. Dit verzoek zullen wij moeten inwilligen, maar het is beter zulks te voorkomen en nu reeds eene regeling te treffen, die met goede arbeidstoestanden in overeenstemming is. De heer Heemskerk. M. d. V. Ik wensch slechts mede te deelen, dat ik het voorstel van den heer Oostdam zal ondersteunen. De Voorzitter. De heeren hebben een verkeerd inzicht in deze zaak. Wanneer er sprake was van een 18 urigen arbeids dag, dan zou er geen oogenblik aan gedacht zijn eene derge lijke regeling te treffen. Ik weet niet of de heer Oostdam eenig begrip heeft van het werk dat verricht moet worden en wat die brug passeert. Het kan gebeuren, dat de brug wachter urenlang niets te doen heeft. Hij heeft slechts de brug te openen, als er een schip door moet. Men zou de betrekking van zoo'n brugwachter eenigszins kunnen verger lijken met de mijne. Het is hier niet eene kwestie van 18 uur arbeid, maar van een dienstverband gedurende 18 uur. Wanneer er 's nachts brand uitbreekt, moet ik ook wel het bed uit. Wanneer er sprake was van 18 uur arbeiden, dan zouden wij eene dergelijke bepaling in een contract zeker niet toelaten. Maar dit is heel iets anders. Wij zouden daar nooit een 8 urig dienstverband toe kunnen passen. De man zegt zelf, dat hij geld toe rnoet hebben, omdat er zoo weinig schepen doorgaan, zoo weinig arbeid heeft hij daar dus te verrichten. Stelt U eens voor, dat er daar den geheelen dag geen schip voorbij komt, kan men dan spreken van een zoo langen werkdag? Ik heb vroeger in waterschappen gezeten, o.a. in dat van het Kanaal van Stedenhoek. Daar was een brugwachter die 100.kreeg. Driemaal per jaar ging die brug open. Dat men hier twee personen voor die brug noodig heelt is omdat de zaak daar zoo in elkaar grijpt. De quaestie is aldus. De brugwachter woont aan de vaart. Hij oefent naast dat baantje nog het boerenbedrijf uit, dus men kan moeilijk spreken van een vasten arbeidsduur. Wat is nu de quaestie? De gemeente moet zorgen, dat die brug wordt opengetrokken en wanneer dat niet gebeurde, zou dat voor de gemeente aanleiding geven tot groote moeie- lijkheden. Wanneer de schepen niet door konden varen, zou de gemeente allerlei processen krijgen. Ik zou dus den Raad ontraden met het idee van den heer Oostdam mede te gaan. De heer Oostdam. Ik kan mij niet vereenigen met de woorden door den Voorzitter gesproken. Indien die brug zoo weinig moet worden opengetrokken, dat de brugwachter het geheel als een bijbaantje kon beschouwen, dan zouden voor de bediening daarvan niet minstens drie menschen noodig geacht worden. De havenmeester acht daarvoor zelfs vijf menschen noodzakelijk. De Voorzitter zegt, dat de brugwachter vlak bij de brug woont en onder de hand zijn tuintje kan wieden en andere werkzaamheden kan verrichten....

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 8