DONDERDAG 10
JANUARI 49i9.
3
een verband van eendracht en in een gevoel van saamhoo-
righeid tusschen alle ingezetenen, niet elkaar bestrijdende,
maar elkaar helpend en steunend.
Laten wij zulks doen vervuld met gevoelens van groote
dankbaarheid voor het feit, dat, na lang wachten, in het najaar
des vorigen jaars de vijandelijkheden eindelijk zijn gestaakt,
gevoelens van dankbaarheid nog verveelvoudigd wegens het
door ons genoten voorrecht, dat wij onder de gezegende
regeering van onze Koningin Wilhelmina niet direct in den
afschuwelijken oorlog betrokken.werden en onze inwoners en
ons land gespaard bleven voor de ontzettende rampen, die
andere landen en natiën troffen.
In de samenstelling van Uwen Raad kwam in het jaar,
dat is heengegaan, nog al eenige wijziging.
De dood nam uit Uw midden weg Uwe medeleden Fischer
en Botermans, die vervangen werden door de Heeren de Lange
en Oostdam.
In 't begin des jaars nam de heer Knappert zitting in de
plaats van den overleden heer Hartevelt en aan 't einde des
jaars nam de heer Heemskerk hier zitting, daar Mr. Aalberse,
door Hare Majesteit tot Minister van Arbeid benoemd, ons
moest verlaten.
Nog dien ik te vermelden, dat eenige weken voor het
overlijden van den heer Fischer, deze zijn ontslag nam als
Wethouder en als zoodanig werd opgevolgd door Mr. van
der Pot.
Alhoewel dit geen verband houdt met het zoo juist hieraan
voorafgaande, meen ik er U toch niet onkundig van te moe
ten laten, dat de zoozeer door U en door mij begeerde uit
breiding der gemeente niet zal plaats hebben vóór 1 Januari
192Ü, doch op dien datum dan ook met vrij groote zekerheid.
En thans, Mijne Ileeren, rest nog IJ mijnen oprechten dank
te betuigen voor de hartelijke medewerking, die het College
en ook ikzelf in het jaar 1918 van U mochten ondervinden
bij het vervullen van onze zoo moeielijke en telkens zwaarder
wordende taak.
Onze samenwerking zal nu slechts 8 maanden duren, met
den len Dinsdag in September wordt Uw levensdraad afge
sneden.
Door het algemeen en wellicht nog meer het evenredig
kiesrecht zullen hier in onzen Raad een of meer voor onzen
Raad nieuwe partijen vertegenwoordigd worden en zullen
zeker vele thans zittende leden hunne plaats voor anderen
moeten inruimen. j
Deze nieuwjaarsgroet geldt dus ook eenigszins die onbekenden
in de toekomst.
En nu verklaar ik gaarne, dat het mij een voorrecht en
genoegen zal zijn, gedurende den tijd, dien het mij nog
gegeven zal wezen alhier Burgemeester te zijn, ook met hen
samen te werken tot heil van onze gemeente en hare inwo
ners, welke politieke gevoelens of richting die nieuwe leden
ook mogen zijn toegedaan, als zij zulks doen op dezelfde
waardeerende en aangename wijze als waarop wij tot dus
verre steeds onderling met elkander hebben samengewerkt,
gedebatteerd en desnoods gestreden, ons daarbij plaatsende
op de basis van Grondwet, Wet en ons eigen Reglement.
Ten slotte Mijne Heeren, de heilbede, dat de Raad en het
Gemeentebestuur van Leiden onder Gods zegen dit jaar
vruchtbaar mogen arbeiden, ten bate van onze goede stad
en hare inwoners en dat het pas ingetreden jaar een keerpunt
moge vormen na de vijf rampspoedige jaren, die achter ons
liggen. Dat zij zoo.
Teekenen van instemming.)
De heer van Hamel. M. d V. Met groote belangstelling
heeft de Raad de sympathieke nieuwjaarsrede aangehoord,
en met groote belangstelling heeft hij kennis genomen van
Uwe retrospectieve beschouwingen over het afgeloopen jaar.
De Raad heeft steeds gewaardeerd en blijft eiken dag zien de
groote activiteit en de toewijding, waarmede door U de ge
meentebelangen worden behartigd, die vooral de laatste jaren
en niet het minst het afgeloopen jaar een groot deel van Uwe
krachten hebben geëischt.
Wij hebben ons wel eens angstig gemaakt of de gezond
heidstoestand van U bestand zou zijn tegen dergelijke groote
werkzaamheden. Want dat er veel van U is gevorderd, be
hoeft wel geen betoog.
U hebt, het laatste jaar in het bijzonder, weder getoond
ten volle opgewassen te zijn voor de taak, die U is opgelegd.
De Burgemeesters, en niet het minst de Burgemeesters van
groote plaatsen, hebben een taak, die werkelijk het laatste
jaar ontzettend veel heeft gevorderd van hun geestkracht.
Gelukkig heeft Uwe gezondheid blijken gegeven daartegen
bestand te zijn, maar aan alles komt een einde en zoo
zou het kunnen zijn, dat op den duur Uwe krachten het
daartegen moesten afleggen. Wij wenschen U daarom toe,
dat de gezondheid, die TI op het oogenblik geniet, blijvend
moge zijn en dat U zich ook weder in dit jaar ten volle zult
kunnen wijden aan de belangen van de gemeente.
U hebt de leden van den Raad in hunne persoonlijke om
standigheden gezondheid toegewenscht. Het zij mij vergund
U wederkeerig toe te wenschen, dat U zich in denzelfden
gezondheidstoestand blijve verheugen en dat U bestand zult
blijken tegen de groote inspanning, die steeds in dezen werk
kring van U gevorderd wordt.
U gaat Uwen weg zonder omzien en zoo moge ook in dit
jaar bij U tot devies worden: fais ce que doit, advienne que
pourra.
Wij wenschen U toe, dat ook dit jaar een blijvende ge
zondheid aan U en Uw gezin ten deel mogen vallen.
Teekenen van instemming.)
De Voorzitter. Mag ik den heer van Hamel zeer danken
voor de vriendelijke woorden, die hij heeft gesproken en den
den Raad voor zijn instemming?
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
van 19 December 1918 worden goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1°. eene mededeeling van Dr. G. Fabius, dat hij zich,
wegens vertrek uit de gemeente, genoodzaakt, ziet, zijn ont
slag te nemen als lid van den Raad.
Deze mededeeling luidt als volgt:
»Aan Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Bij dezen deel ik IJ mede, dat ik door mijn vertrek naar
Arnhem genoodzaakt ben te bedanken voor het lidmaatschap
van den Raad der Gemeente Leiden
Met hoogachting
uw dw
G. Fabius."
De Voorzitter. Deze brief overvalt ons natuurlijk niet,
want wij wisten de aanleiding, die den heer Fabius heelt
genoodzaakt van ons weg te gaan. Wij hadden echter den
heer Fabius gaarne heden nog in ons midden gezien om van
ons afscheid te nemen. De drukke bezigheden, de voorbe
reiding voor de betrekking die hij thans gaat vervullen,
zullen hem ongetwijfeld hebben verhinderd thans va,n. ons
afscheid te komen nemen.
Zooals ik zeg, heeft het afscheid ons niet verrast, omdat
wij wisten, dat de heer Fabius was benoemd tot eène ge
wichtige betrekking.
Maar ik wensch hier toch mede namens U allen eene be
tuiging van spijt uit te drukken, dat de heer Fabius ons
gaat verlaten.
Hij is hier nog niet zoo lang lid geweest. Slechts een goede
drie jaar heeft hij in Leiden het Raadslidmaatschap bekleed,
maar in dien tijd heeft hij al zijn krachten gegeven in het
belang van de gemeente. Het spijt ons te meer, dat hij ons
gaat verlaten, omdat ook de medici hier in den Raad niet
zoo talrijk zijn vertegenwoordigd. Wij missen hem nu juist
met het oog op voorstellen, die zullen komen omtrent de
behartiging van de volksgezondheid, waarbij wij zijn advies
noodig zouden hebben.
Ik meen te spreken uit naam van U allen, door den heer
Fabius toe wenschen, dat het hem in zijne nieuwe betrek
king goed moge gaan.
De mededeeling wordt vervolgens voor kennisgeving aan
genomen.
2°. mededeeling van W. C. Hemerik, dat hij de benoeming
tot lid der Plaatselijke Schoolcommissie aanneemt.
3°. mededeeling van H. Pel, Ph. Rank, A. van der Meer,
G. J. Bik en J. B. Meynen, dat zij hunne benoeming tot
lid der Commissie tot wering van schoolverzuim aannemen.
4®. dankbetuiging van de Hoofden en Onderwijzeressen bij
het openbaar bewaarschoolonderwijs voor de toegekende
salarisverhooging.
5°. idem alsvoren van het College van Schoolartsen.
6°. mededeeling van J. H. Wattez, dat hij de benoeming
tot tijdelijk leeraar in het teekenen aan het Gymnasium
aanneemt.
7°. beschikking van Gedeputeerde Staten houdende ver
daging van de beslissing omtrent de gemeentebegrooting,
dienst 1919.