20 spoorweg Leiden-Hoofddorp aan de Zijl gelegen perceelen, Kad. bekend gemeente Leiderdorp Sectie A nis 3457, 84, 85, 360 en 3700, ter gezamenlijke oppervlakte van 10.06.20 H.A. voor de som van 1.30 per M2. b. over te gaan tot vaststelling van bijgaanden suppletoiren begrootingsstaat, groot met inbegrip van de kosten van over dracht, 134.406.— c. te besluiten het sub a bedoelde terrein in te brengen in het gemeentelijk grondbedrijf voor de koopsom, vermeerderd met de op den aankoop gevallen kosten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 29. Leiden, 24 Januari 1919. Bij raadsbesluiten van 25 November 1915 (Ingek. Stukken No. 212) en 2 Mei 1918 (Ingek. Stukken No. 102) werden resp. de perceelen Binnenvestgracht (Geeregracht) Nis 52 en 54 aangekocht, teneinde eventueel over te kunnen gaan tot het maken van eene betere verbinding tusschen de Geere gracht en de Binnenvestgracht eenerzijds en het Plantsoen anderzijds. Voor het eerste perceel, groot 116 M2. en destijds verhuurd voor ƒ1.90 per week, werd ƒ1305.als koopprijs betaald, voor het tweede perceel, groot 100 M2. en destijds verhuurd voor ƒ2.— per week, een bedrag van ƒ1800. Thans biedt de wed. Th. G. Barthen het haar toebehoorende aangrenzende perceel Binnenvestgracht No. 56, groot 61 M2., aan de gemeente te koop aan voor 1800. Met de Commissie van Fabricage is de meerderheid van ons College van oordeel, dat op dit aanbod moet worden in gegaan, aangezien de gemeente bij aankoop ook van het thans aangeboden pand de beschikking heeft over alle drie per ceelen, waarvan het bezit noodig is ten behoeve van eene latere volledige doorbraak van de Geeregracht naar het Plantsoen. Nu de gemeente, teneinde daar ter plaatse een goeden toestand te kunnen verkrijgen en de onoogelijke huisjes te zijner tijd te kunnen afbreken, eerst a en daarna b heeft gezegd, is het naar het oordeel van de commissie en van de meerderheid niet anders dan rationeel, dat de ge meente ook c zegt en daardoor het geheele complex in handen krijgt. Tegen den gevraagden koopprijs van het perceel, hetwelk thans voor 1.95 per week is verhuurd en evenals de beide andere perceelen voorloopig kan blijven verhuurd, heeft de meerderheid in de gegeven omstandigheden geen bezwaar. Aanvankelijk werd, zooals uit de stukken blijkt, een bedrag van 2000.gevraagd. De minderheid van ons College, die U destijds ook den aankoop van het 2e pand meende te moeten ontraden, aan gezien zij voor verbreeding ter plaatse amoveering der huisjes niet noodig achtte en het verbeteren van den toestand aldaar haar allerminst urgent voorkwam, is ook thans tegen den aankoop. Aankoop van huisjes, om die af te breken, mag h. i. in de tegenwoordige tijdsomstandigheden alleen in dringend noodzakelijke gevallen plaats hebben. Bovendien vindt zij den gevraagden koopprijs niet in overeenstemming met de waarde van het perceel. Als College geven wij L echter, geheel overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabricage in overweging: a. te besluiten tot den aankoop van het perceel Binnen vestgracht (Geeregracht) No. 56, Kad. bekend Sectie A, No. 80, voor de som van 1800. b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overge- legden begrootingsstaat, groot met inbegrip van de kosten van overdracht 1883. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 30. Leiden, 24 Januari 1919. In nevensgaand adres dringt het bestuur van den Neder- landschen Schildersgezellenbond namens de afdeeling Leiden van dien bond aan op het beschikbaar stellen van een behoorlijk ingerichte localiteit voor de controle, die van gemeentewege op werklooze leden van vakvereenigingen wordt uitgeoefend. Zooals U bekend is, wordt de controle over de bij de werk- loozenverzekering aangesloten werkloozen uitgeoefend door bemiddeling van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs. De klacht heeft dus betrekking op den primitieven toestand aan die beurs. Inderdaad laat die toestand zoowel naar het oordeel van het bestuur als naar dat van ons College veel te wenschen over. Plannen, om tot verbetering te geraken, zijn dan ook in voorbereiding, terwijl perceelen aan de Garenmarkt, ge schikt om tot Arbeidsbeurs te worden verbouwd, bereids door U zijn aangekocht. In afwachting van de tot standkoming van deze definitieve verbetering van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs, isintusschen de localiteit der beurs op de Stadstimmerwerf onlangs eenigs- zins uitgebreid, zoodat de toestand thans reeds voorloopig een weinig is verbeterd. Wij geven U in overweging ons te machtigen een en ander ter kennis van adressant te brengen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geven te kennen, A. W. Jensch en A. J. Dooyes, respec tievelijk Voorzitter en Secretaris van den Neder landschen Schildersgezellenbond, gevestigd te Amsterdam in de 1ste Helmerstraat 78 en optredende namens de afdeeling Leiden van dien Bond; dat zij Uwen Raad beleefd, doch dringend verzoeken een behoorlijk ingerichte lokaliteit beschikbaar te stellen voor de dagelijksche controle, die van Gemeentewege wordt uitge oefend op werklooze leden van vakvereenigingen, of zoo de Gemeente daarvoor geen gelegenheid heeft, aan het bestuur van de afdeeling Leiden van hun Bond vergunning te ver- leenen, dat deze zelf een voldoende dagelijkscbe controle over hare werklooze leden instelt, met uitschakeling in dat geval van de controle van Gemeentewege. 't welk doende A. W. Jensch, Voorzitter. A. J. Dooyes, Secretaris. Amsterdam, 7 November 1918. N°. 31. Leiden, 24 Januari 1919. In verband met de zeer aanzienlijke verhooging van de arbeidsloonen van werklieden, zoowel in rechtstreekschen gemeente- als in particulieren dienst, is het, ook naar de meening van de Commissie van Fabricage, noodig wijziging te brengen in de bij raadsbesluit van 26 Januari 1911 (Ingek. Stukken no. 362 van 1910 en no. 10 van 1911) vastgestelde Bepalingen in zake de toepassing van Art. 1638 c en d van het Burgerlijk Wetboek. Sub A, 4° dier bepalingen is voorgeschreven, dat als zie kengeld wordt uitbetaald ten minste gedeelte van het minimum-uurloon, hetwelk den werkman volgens de bepa lingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur in bestekken van gemeentewerken wordt uitgekeerd. Dit minimum-uurloon is sedert 1914 niet verhoogd en wordt dus door het werkelijke loon verre overtroffen. Op het oogenblik zijn de werkelijke loonen zelfs ongeveer 100% hooger. Het ziekengeld, dat bedoeld was te zijn ongeveer van het werkelijke loon, vormt thans derhalve een veel kleiner gedeelte daarvan en beantwoordt zoodoende niet meer aan het gestelde doel. In verband met den abnormalen tijdstoestand en de steeds stijgende loonen, komt het ons met de Commissie van Fabricage voorloopig nog niet verkieselijk voor tot verhooging dier minima over te gaan, een standpunt, dat door U werd ge deeld blijkens de aanneming van ons praeadvies van 30 Sep tember 1916 (Ingek. Stukken No. 208) over deze zelfde aan gelegenheid in Uwe Vergadering van 19 October 1916. Zoodra meer stabiliteit in de loonen is gekomen, is eerst het oogen blik aangebroken om tot herziening der voorgeschreven minimum-loonen te besluiten. Teneinde echter een behoorlijk ziekengeld te waarborgen, is het noodig de grootte daarvan niet langer te doen afhangen van het voorgeschreven minimum-loon, doch van het loon, waartegen de werkman in dienst is genomen en dat op zijne aanstelling is vermeld. Eenzelfde wijziging geldt voor het bepaalde sub D 2°, waarin de vergoeding bij ongunstige weersgesteldheid of bij gebrek aan materialen tengevolge van overmacht is bepaald op de helft van het minimum-loon, volgens de zooeven ge noemde bepalingen. Ook deze bepaling zou in dien zin ge wijzigd moeten worden, dat de helft van het in werkelijkheid volgens het bewijs van aanstelling uitbetaalde loon wordt uitgekeerd. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. voorloopig niet over te gaan tot wijziging van de mini- mum-uurloonen, voorgeschreven in de verordening van 28 Maart 1901 (Gem. Blad No. 6), laatstelijk gewijzigd bij ver ordening van 26 Maart 1914 (Gem. Blad No. 9); b. de bij raadsbesluit van 26 Januari 1911 vastgestelde Bepalingen in zake de toepassing van artikel 1638 c en d van het Burgerlijk Wetboek aldus te wijzigen, dat wordt gelezen sub A, 4»: »Als ziekengeld wordt over eiken dag, waarover de werk-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 23