49
hier te lande vertoevende vreemdelingen (St. BI. No. 521) aan
de vreemdelingen, die hier te lande komen, zelve de verplich
ting wordt opgelegd zich binnen vier en twintig uren daarna
in persoon bij de politie aan te melden, moeten onzes inziens
thans ook allen, die vreemdelingen bij zich herbergen, ver
plicht worden hiervan bij de politie aangifte te doen.
Mitsdien geven wij (Jwen Raad in overweging te besluiten
tot vaststelling der navolgende verordening.
VERORDENING regelende het toezicht op in Leiden ver
toevende vreemdelingen.
Artikel 4,
Onverminderd het bepaalde in het K. B. van den 16en
Augustus 1918 houdende nadere voorschriften betreffende het
toezicht op hier te lande vertoevende vreemdelingen (Stbl.
No. 521) zijn hotel-, logement- en pensionhouders alsmede
kamerverhuurders en verder allen, die vreemdelingen her
bergen, verplicht binnen vier en twintig uren nadat een
vreemdeling in hun inrichting, huis of woning is opgenomen,
daarvan kennis te geven aan het hoofd van politie hier ter stede.
Als het hoofd van politie wordt voor de toepassing van deze
verordening aangemerkt de Commissaris of de door dezen
aangewezen ambtenaar van politie.
Artikel 2.
Overtreding van de in het vorig artikel genoemke bepa
ling wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes dagen
of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden.
Artikel 3.
De dienaren der Gemeentepolitie zijn in het bijzonder be
last met het opsporen van overtredingen van de bepaling
van art. 1 dezer verordening en verplicht daarvan proces
verbaal op te maken.
Hun wordt de last verstrekt, om ter opsporing van boven
genoemde overtredingen, waar zij dit noodig achten de loge
menten, hotels, pensions, huizen of woningen, alsmede de
daarin door gasten of huurders bewoonde vertrekken ook
tegen den wil der exploitanten of bewoners binnen te treden,
mits met inachtneming van de bepalingen der wet van 31
Augustus 1853 (Stbl. No. 83); de uitvoering van dezen last
zal ten allen tijde mogen plaats hebben.
Onder bewoners, in het vorig lid bedoeld, zijn begrepen
zoowel de hoofdbewoners, als de inwonenden en de tijdelijk
aldaar verblijf houdenden.
De Commissie voor de Strafverordeningen.
Aan den Gemeenteraad.
N°. 25. Leiden, 24 Januari 1919.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage
liggende lijst van op de Stadstimmerwerf aanwezige, buiten
gebruik gestelde, voorwerpen en materialen, geven wij Uwe
Vergadering, overeenkomstig het advies der Commissie van
Fabricage, in overweging tot den openbaren verkoop dier
zaken te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 26. Leiden, 24 Januari 1919.
In het afgeloopen jaar bereikte ons een schrijven van de
Gezondheidscommissie, waarin zij, naar aanleiding van een
bij haar ingekomen klacht, onze aandacht vestigde op den
toestand der sloot, die zich vanaf de Anna Paulownastraat
tot dicht bij den Heerensingel uitstrekt, en ons verzocht de
demping dier sloot zoo mogelij k te bevorderen, aangezien schoon
maken slechts tijdelijk verbetering in den toestand zou brengen.
Ook eene commissie, als bedoeld in artikel 12 der veror
dening op wegen, lanen, straten enz. en wateringen en slooten,
kwam op grond van een door haar op ons verzoek ingesteld
onderzoek tot eene zelfde conclusie.
Hoewel geen eigenlijke faecaliën of rioolloozingen in de
sloot bleken uit te monden, bevond zij toch, dat het sloot
water belangrijk was vervuild en dat de sloot tengevolge van
het inwerpen van allerlei afval en voorwerpen door de om
wonenden, welke stoffen geleidelijk tot ontbinding en rotting
waren overgegaan, zelfs als 't ware gedeeltelijk was gedempt.
Van eenige waterverversching in de sloot kon geen sprake
zijn, aangezien de Heerensingelgracht, waarmede het water
in verbinding heette te staan, doch die zelf ook vrijwel geen
stroomend water bevat, op een afstand van 75 M. was
verwijderd.
Weinig zou het volgens de commissie baten, indien de
sloot op gezette tijden werd schoongemaakt en uitgediept,
daar te verwachten was, dat de omwonenden de sloot als
vuilnisbelt zouden blijven gebruiken. Zoolang derhalve de
sloot niet finaal was opgeruimd, d. w. z. gedempt, achtten zij
haar gevaarlijk voor. de openbare gezondheid.
Gelet op dit advies is ook ons College, evenals de Commissie
van Fabricage, van oordeel, dat demping in casu het eenige
afdoende middel is. Deze demping behoeft zich echter niet
verder uit te strekken, dan tot het einde van de bebouwing
aan de oostzijde der Anna Paulownastraat, d. i. over een
lengte van 25 M. Het zuidelijk gedeelte der sloot, vanaf
den Heerensingel tot aan het bebouwde gedeelte der Anna
Paulownastraat, loopt midden door het bij den bloemist Kors
in gebruik zijnde terrein en is niet vervuild. Demping van
dat gedeelte kan dus voorloopig achterwege blijven. Ook aan
een riool in de gedempte sloot bestaat vooralsnog geen behoefte.
Zoolang de straat nog niet in zuidelijke richting is doorge
trokken, kan met een gewone kolkloozing worden volstaan.
Wij geven U derhalve in overweging den eigenaren van
het op de situatie nader aangegeven gedeelte sloot bezuiden
en bewesten de Anna Paulownastraat te gelasten deze sloot
over een lengte van 25 M, d. i. voor zoover de bebouwing
der straat zich uitstrekt, te dempen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 27. Leiden, 24 Januari 1919.
Ook de eigenaar van de perceelen Hooge Rijndijk Nis. 68,
70, 72, 74, 76 en 78, P. van der Reyden, verzoekt thans, om
de voortuintjes, liggende vóór die perceelen, voorzoover de
grond zijn eigendom is, kosteloos aan de gemeente te mogen
overdragen.
In drie van de zes genoemde perceelen zijn winkels geves
tigd, zoodat voor inwilliging van het verzoek ten opzichte van
die drie perceelen eenzelfde motief geldt, als U onlangs deed
besluiten het voortuintje vóór perceel No. 84 over te nemen.
Een dergelijke gedeeltelijke inwilliging van het verzoek zou
echtèr ten gevolge hebben, dat de 3 overgebleven voortuintjes
zeer hinderlijk in het trottoir vooruitsprongen, weshalve het
zoowel aan de Commissie van Fabricage als aan ons College
gewenscht voorkomt dat de grond vóór alle zes perceelen
van trottoirtegels wordt voorzien en dit te eer, waar volgens
mededeeling van den Directeur van Gemeentewerken de eige
naar van het aangrenzend perceel No. 66 eerstdaags een soort
gelijk verzoek zal indienen, als de heer van der Reyden.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de op
de situatie in rood .aangeduide strookjes grond vóór de per
ceelen Hooge Rijndijk Nis. 68, 70, 72, 74, 76 en 78, ter
gezamenlijke grootte van 80 M2., zonder eenige kosten voor
de gemeente in eigendom en onderhoud bij de gemeente over
te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 28. Leiden, 24 Januari 4919.
Onderhandelingen met de Maatschappij tot bereiding van
Koolteerproducten te Rotterdam gevoerd, hebben er toe geleid,
dat zij bereid is de haar toebehoorende perceelen grond en
water, Kad. bekend gemeente Leiderdorp Sectie A nis 3457,
84, 85, 360 en 3700, gelegen ten Zuiden van den spoorweg
Leiden-Hoofddorp en ten Noorden van den Lagen Rijndijk,
ter gezamenlijke oppervlakte van 10.06.20 H.A. te ver-
koopen voor f 1.30 per M2.
Met de Commissie voor het Grondbedrijf komt het ons
'voor, dat het voor de gemeente gewenscht is deze perceelen
aan te koopen. Het terrein is gelegen aan groot vaarwater
(de Zijl) en behoort tot het grondgebied, dat na de tot stand-
koming van de in voorbereiding zijnde grenswijziging tot onze
gemeente zal behooren.
Eendeels is het terrein zeer geschikt voor latere bebouwing
met arbeiderswoningen, terwijl het anderdeels ook voor uitgifte
als fabrieksterrein bijzonder in aanmerking komt. De gepro
jecteerde toegangsweg naar de terreinen aan den Lagen
Rijndijk is onder den koop begrepen; hij maakt n.l. deel uit
van perceel No. 3700.
Wij geven U mitsdien in overweging:
a. te besluiten tot den aankoop van de ten Zuiden van den