18 steeds met 3 maanden opzegging uit de huur worden ge nomen. De Commissie acht dit terrein ook geschikt, alleen kwam uit den boezem der Commissie bedenking tegen het feit, dat iemand de huur moet worden ontnomen, wiens belangen daardoor mogelijk worden geschaad, terwijl de huur termijn feitelijk niet verstreken is. Echter moet erkend, dat persoonlijk belang voor meer algemeen moet wijken. Alle bedenking in dit opzicht zou trouwens zijn opgeheven, wanneer werd besloten als werkverschaffing de Burggravenlaan te doen doortrekken, in welk geval de huur toch zou moeten worden opgezegd. De nieuw-gescheurde grond van het Etaamland zal zonder bemesting zeer goed voor beteling geschikt zijn. Eenigszins anders staat dit met de overige terreinen. Deze zijn nu twee jaar zonder bemesting gebruikt en zouden een bemesting zeer goed kunnen gebruiken. Toch kan er niet aan gedacht worden, de tuintjes bemest ter beschikking te stellen. Kunst mest is niet verkrijgbaar en de prijs van stalmest en beer is zoo enorm hoog, dat met de bemesting der tuintjes-terreinen eenige duizenden gemoeid zouden zijn. Er blijft dus niets anders over, dan onbemest beschikbaar stellen, het aan de huurders overlatende of zij zich willen tevreden stellen met wat de grond onbemest nog oplevert of zelf pogingen in het werk willen stellen, een of andere meststof te bemachtigen. Ondanks het feit, dat de tuintjesgrond dus grootendeels in waarde is gedaald, zou de Commissie toch willen voor stellen, de huurprijzen, die totnogtoe bijzonder billijk waren, eenigszins te verhoogen. Zij acht het namelijk niet noodig, dat de Gemeente verder op de exploitatie geld toelegt, en meent, dat ook bij eenigszins verhoogden huurprijs de tuintjes vlot van de hand zullen gaan. Ongespit zou zij den prijs willen brengen van 3.60 op 4.50 per 100 M2., gespit van 5.— op 6.—. Uitgegeven zou dus in het jaar 1919 kunnen worden: 1. terrein bij Endegeest,oppervl.bruto3.27 H.A., netto3.13 H.A. 2. terrein bij Posthof, oppervl. bruto 0,94 H.A. netto0.69 3. terrein bij Haagweg, oppervl. bruto 0,69 H.A. netto 0.50 4. terrein a/h. Raamland, oppervl. bruto 0,80 H.A., netto 0,60 Totaal netto +4,82 H.A. Resumeerende geeft de Commissie Uw College beleefd in overweging, te willen bevorderen, dat ook in 1919 Gemeente tuintjes worden uitgegeven, op de wijze als in bovenstaande beschouwingen aangegeven, wat dan zou kunnen geschieden zonder dat daartoe een crediet wordt verleend. De Commissie voornoemd, J. A. Bots, Voorzitter. M. van Wamelen, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. N°. 23. Leiden, 22 Januari 1919. In het afgeloopen jaar bereikte ons een voorstel van het kader der vrijwillige brandweer alhier, waarbij verschillende •veranderingen in de organisatie der brandweer werden aan bevolen en tevens werd aangedrongen op verhooging van de belooning, welke het leader en de spuitgasten genieten. Ofschoon de gevraagde reorganisatie nog bij ons College in onderzoek is en het nog wel eenigen tijd zal duren, vóórdat wij eventueele voorstellen daaromtrent bij U aanhangig kunnen maken, meenen wij toch. dat een voorstel tot verhooging der genoemde belooning niet langer kan worden uitgesteld. Het valt niet te ontkennen, dat de in de artikelen 34 t/m 37 aangegeven belooning in geenen deele meer voldoende kan worden genoemd voor de diensten, die men van het personeel der brandweer vergt, ook al neemt men in aanmer king, dat de brandweer hier ter stede een vrijwillige is. De door ons College in de genoemde artikelen voorge stelde veranderingen behoeven weinig toelichting. Wordt thans aan een opperbrandmeester 1.50, een brandmeester 0.75, een adjunct-brandmeester 0.37s, een machinist 0.75, een stoker en een reserve-machinist 0.375, een spuitgast-pijphouder 0.35 en een spuitgast 0.30 voor elk dienst, nadat hun spuit bij brand is uitgerukt, toegekend, in den vervolge zouden wij die belooningen gaarne aldus verhoogd zien, dat een opperbrandmeester 2.50, een brand meester ƒ1.50, een adjunct-brandmeester 1.—een machinist ƒ1.50, een spuitgast-pijphouder en een stoker ƒ1.en een spuitgast 0.75 voor het eerste uur dienst geniet en voor de volgende uren resp. ƒ1.50, 0.75, ƒ0.75 en ƒ0.50 per uur. Als gevolg hiervan moeten dan ook de ver pleegden in het Heilige Geest- of Arme Wees-en Kinderhuis en de in artikel 37 bedoelde gemeente-werklieden, thans evenals de spuitgasten ƒ0 30 per uur genietende, voor het eerste uur 0.75 en voor de volgende uren ƒ0.50 per uur ontvangen. De reserve-machinist is uit het artikel weggelaten, aangezien die functionnaris niet meer bestaat. De belooning bij beproeving der spuiten, thans geregeld in de artikelen 35 en 36, laatste lid, stellen wij U voor eveneens voorzoover noodig eenige verhooging te doen ondergaan. Laatstgenoemd artikel kan dan tevens vervallen. Het eerste lid is nl. overbodig, aangezien de eenige persoon, die nog onder de hier bedoelde rubriek «machinisten en stokers" valt, slechts diensten voor de brandweer verricht in den tijd, gedurende welken hij niet uit anderen hoofde in dienst der gemeente is, terwijl de werkzaamheden, in het tweede en derde lid bedoeld, door de vaste brandwachten worden verricht, zoodat afzonderlijke belooning daarvoor geen zin heeft; het laatste lid eindelijkis opgenomen in het nieuwe artikel 35. De wijzigingen, die o.i. in de overige artikelen der veror dening zouden moeten worden gebracht, kunnen zonder be zwaar tegelijk met de bovenbedoelde reorganisatie onder oogen worden gezien. Thans geven wij U derhalve slechts in overweging tot vaststelling van de navolgende verordening over te gaan: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 29 April 1909 (Gem. Blad No. 6) op de Brandweer, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 5 Augustus 1915 (Gem. Blad No. 14). Art. 1. Artikel 34 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: «Voor het eerste uur dienst, nadat zijn spuit gealarmeerd is of uitgerukt is ingevolge artikel 25 of opontboden door den Commandant of dengene, die hem vervangt, geniet een opper brandmeester ƒ2.50, een brandmeester ƒ1.50, een adjunct brandmeester 1.een machinist 1.50, een spuitgastr pijphouder en een stoker ƒ1.en een spuitgast ƒ0.75. Voor volgende uren bedragen deze belooningenvoor een opperbrandmeester ƒ1.50, een brandmeester ƒ1.een adjunct brandmeester 0,75, een machinist ƒ1.een spuitgast- pijphouder en een stoker ƒ0.75 en een spuitgast ƒ0 50 per uur. De verpleegden in het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis genieten voor het eerste uur dienst ƒ0.75 en voor volgende uren ƒ0 50 per uur." Art. 2. Art. 35 wordt gelezen als volgt: «Bij eene beproeving zijner spuit dienstdoende, geniet een opperbrandmeester ƒ3, een brandmeester ƒ2.50, een adjunct brandmeester ƒ2, een machinist ƒ2, een spuitgast-pijphouder en een stoker ƒ150 en een spuitgast ƒ1 belooning". Art. 3. Artikel 36 vervalt. Art. 4. Het eerste lid van artikel 37 wordt gelezen als volgt: «De gemeente-werklieden, die bij brand dienst doen, genieten voor het eerste uur, buiten hun gewonen diensttijd vallende, 0.75 en voor volgende uren, huiten dien diensttijd vallende, ƒ0.50 per uur. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 24. Leiden, 23 Januari 1919. Door den Commissaris der Koningin in de Provincie Zuid- Holland werd namens den Minister van Binnenlandsche Zaken tot de verschillende Burgemeesters in deze provincie een rond schrijven gericht, houdende het verzoek om streng de hand te houden aan de naleving van de verordeningen, welke registratie van in hotels enz. verblijvende vreemdelingen ge bieden. Mocht zoodanige verordening in de desbetreffende gemeente niet bestaan, dan was het dringend gewenscht, dat zij spoedig tot stand kwam. Hoewel de registratie van vreemdelingen, als boven bedoeld, hier ter stede tot dusver regelmatig geschiedde, is het onzes inziens toch wenschelijk zulks nader bij verordening te regelen. Waar in art. 3 van het K. B. van den 16en Augustus 1918 houdende nadere voorschriften betreffende het toezicht op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 21