DONDERDAG 16 JANUARI 1919.
15
Ik kan wel zeggen, dat wanneer men in de salarieering
van de overuren verandering brengt en daarvan maakt geen
vast bedrag, maar een evenredig gedeelte van de wedde, zoodat
de belooning afhankelijk zal zijn van het aantal dienstjaren,
de regeling voor de leeraren die aan beide inrichtingen
verbonden zijn uiterst moeielijk en ingewikkeld zal worden.
De Voorzitter. Waar thans de Wethouder de verschillende
sprekers heeft beantwoord, zou ik willen vragen, of iemand
nog wenscht. te repliceerert. In dat geval zou ik den heeren
willen verzoeken zich zooveel mogelijk te beperken, opdat,
niet van verschillende kanten de zelfde argumenten worden
aangevoerd.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou gaarne van repliek hebben
afgezien en aan Uw wensch hebben voldaan, ware het niet,
dat het antwoord van den geachten Wethouder mij er toe
dwingt nog een enkel woord te zeggen. Het argument door
Burgemeester en Wethouders in hunne toelichting naar voren
gebracht, dat de leeraren in teckenen en gymnastiek in deze
verordening niet kunnen worden opgenomen, omdat zij les
geven aan verschillende inrichtingen van onderwijs, heeft de
geachte Wethouder nog eens aangedikt door er op te wijzen,
dat aan deze leeraren kan worden opgedragen ook les te
geven aan andere inrichtingen van onderwijs. Ik zou den
heer van der Lip willen verzoeken art. 12 van de verordening
betreffende de Hooge Burgerschool en het Gymnasium eens
na te lezen. In dat artikel staat, dat aan de leeraren zonder
onderscheid na ingewonnen advies van de Commissie van
Toezicht op het Onderwijs kan worden opgedragen les te geven
aan andere inrichtingen van onderwijs.
De heer van der Lip. Daar hebt gij het juist.
De heer Fokker. Hier staat, dat dit aan alle leeraren dus
ook niet alleen aan de leeraren in het teekenen en de gymnastiek
kan worden opgedragen. Wanneer men per sé van elke groep
leeraren het salaris in één en dezelfde verordening wenscht
te vinden en dat de reden is om de leeraren in teekenen en
gymnastiek niet op te nemen respectievelijk in het corps van
leeraren van Hooge Burgerschool en Gymnasium, dan moet
men dat stelsel ook doorvoeren bijvoorbeeld ten aanzien van
de leeraren middelbaar onderwijs aan wien wordt opgedragen
les te geven aan het Gymnasium! Dit argument van den
heer van der Lip gaat mijn inziens dan ook niet op en
daarom zal ik te eer stemmen voor de motie van den heer
Reimeringer.
De heer Reimeringer. M. d. V. Naar aanleiding van het
antwoord van den geachten Wethouder zij het mij vergund
nog eene enkele opmerking te maken.
Ik heb met genoegen vernomen, dat de regeling voor de
leeraren in teekenen en gymnastiek in eene afzonderlijke
verordening niet is toe te schrijven aan minder appreciatie
van wat door hen wordt gepresteerd. Maar juist daarom komt
het mij voor, dat dit het best wordt uitgedrukt door hen op
te nemen in het corps, waartoe zij behooren, namelijk van de
leeraren van Hooge Burgerschool en Gymnasium.
De leeraar in teekenen wordt aan bijna alle Rijks Hooge
Burgerschool gelijk gesteld wat de salarieering betreft aan
de overige leeraren. Behalve de Rijks Hooge Burgerschool is
dit het geval aan de Hooge Burgerschool te den Haag, Utrecht,
Amsterdam, Hordt, Haarlem, Hilversum, Gorcum, Deventer,
Nijmegen en Zaandam.
Waar de Leidsche dat niet doet, is dat een aanwijzing naar
mijne meening, dat de leeraren in het teekenen ook wat het
salaris betreft, moeten worden gelijk gesteld met de andere
leeraien.
Wanneer wij nagaan, wat het onderwijs in het teekenen
betreft dit geldt niet voor de gymnastiek, dat er lessen
worden gegeven aan andere inrichtingen van onderwijs, dan
vinden wij daarvoor alleen de Kweekschool voor onderwijzers.
Maar wanneer wij dan zien, dat een Hooge Burgerschoolleeraar
m het Fransch en Duitsch ook les geeft aan die Kweekschool
en dat men ten -aanzien van die personen er niet aan denkt
eene aparte verordening in het leven te roepen, vraag ik mij
af, waarom, wanneer Burgemeester en Wethouders in de
appreciatie van de capaciteiten niet willen onderdoen, men
wel de teekenleeraren thuisbrengt in een aparte verordening
en niet de leeraren in het Fransch en het Duitsch die precies
in dezelfde omstandigheden verkeeren. Wanneer men werkelijk
hun capaciteiten apprecieert moet men die leeraren in dezelfde
conditie brengen als de anderen.
Wat betreft de gymnastiek, is er een groote stemming op
het oogenblik om die leeraren in dat vak gelijk te stellen
met de gewone leeraren. Maar zoover zou ik nog niet willen
gaan. Doch zeker zou ik die leeraren thuis wiilen brengen
in het gewone kader. De geachte Wethouder van Onderwijs
weet toch wel, dat er bij de vorige salarisherziening met
kracht op aangedrongen is, omdat het in het belang van het
onderwijs is, dat die leeraren werden opgenomen in het kader
als gewoon leeraar van de Hooge Burgerschool. Dat is dus al
ter sprake gekomen bij de vorige salarisherziening en sinds
dien tijd is onafgebroken door belanghebbenden en naar
mijne meening terecht daarop aangedrongen. Hun salaris
is meer aan den kant van het lager onderwijs als aan dien van
het hooger onderwijs, en wanneer men eene vergelijking maakt
met de groote bedragen in andere plaatsen daarvoor uitge
trokken, dan maakt Leiden naar mijne meening daarbij een
treurig figuur.
Ik kan dan ook niet besluiten om mijne motie in te trekken,
integendeel, ik wil haar nogmaals met alle kracht aanbevelen.
Wij brengen daardoor die leeraren in eene positie waarin zij
hooren.
De heer De Lange. Ik wil even opmerken, dat de geachte
Wethouder ook mij niet heeft overtuigd, dat de motie van
den heer Reimeringer niet juist is Volgens de voorstelling
van den heer van der Lip moet het salaris van eiken ambte
naar worden geregeld in één verordening, maar daartegen
zondigt de Raad door de omstandigheden telkens. De salaris
sen van meerdere ambtenaren zijn in verschillende verorde
ningen geregeld en wat dus kan voor den eenen ambtenaar
blijkens den bestaanden toestand, kan evengoed voor den
ander. Het komt mij ook rationeel voor, dat de ambtenaar
die in hoofdzaak zijn werkkring heeft aan één inrichting van
onderwijs, in de verordening, die het salaris van de leeraren
aan die inrichting regelt, ook zijn salaris vindt. Dat geldt
vooral voor den leeraren in het teekenen, die 34 uur les
geeft aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens en vier uur
aan den hoofdakte-cursus van de Gemeentelijke Kweekschool.
Wanneer elk ambtenaar zijn salaris moet vinden in »één"
salarisverordening, dan zal ook een aparte regeling moeten
worden gemaakt voor de leeraren in Natuurlijke Historie en
Scheikunde.
Die geven beiden les aan de Hoogere Burgerschool en het
Gymnasium en die zijn beiden opgenomen in de verordening
regelende de salarieering van de leeraren aan de Hoogere
Burgerschool en het Gymnasium. Het bezwaar van den heer
van der Lip wordt door mij dan ook niet gedeeld.
De heei' Hoogenboom. M. d. V. Ik wensch ook een enkel
woord te spreken ter aanbeveling van de motie van den heer
Reimeringer. Ik doe dit van gar.scher harte, omdat ik niet
onderschrijven kan, wat door den heer van der Lip is gezegd
betreffende de onmogelijkheid om de leeraren in teekenen en
gymnastiek onder te brengen in de verordeningen voor de
leeraren aan Hoogere Burgerschool voor Jongens, de leerares-
sen en leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes
en de leeraren aan het Gymnasium. De Wethouder beroept
er zich op, dat de kwestie betreffende de leeraren en leer-
aressen in het teekenen geregeld is in de verordening van
28 September 1916. In art. 1 van die verordening staat, dat
het onderwijs in het teekenen aan de Middelbare scholen, de
Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en de
Meisjesschool 2e klasse wordt gegeven door één leeraar en
door twee leeraresseri. De verordening zegt verder in art. 2,
wat de taak van dien leeraar en die leeraressen is. De leeraar
geeft les aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens tot een
maximum van 31 uren per week, welk aantal uren m.i. wel
beschouwd inag worden als het volle getal, dat van een
leeraar mag worden gevraagd. Het maximum van een gewoon
leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens is toch
maar 26 uren per week; wanneer de teekenleeraar 31 les
uren geeft aan de Hoogere Burgerschool mag men toch zeker
wel zeggen, dat hij een volledige taak aan de Hoogere Bur
gerschool vervult. Verder zegt de verordening, dat hij les
geeft aan de Kweekschool tot een maximum van 6 uren
per week. Een der leeraressen geeft slechts les aan de
Hoogere Burgerschool voor Meisjes, tot een maximum van
12 uur. Dit wat de omschrijving betreft van de taak van
den leeraar en een der leeraressen in het teekenen. In een
volgend artikel staat hoe de traktementen geregeld zijn afzon
derlijk voor de Hoogere Burgerscholen en voor de Kweekschool.
De jaarwedde voor den leeraar in teekenen aan de Hoogere
Burgerschool voor jongens bedraagt: A. voor het geven van
les aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens f 1800.
B. voor het geven van les aan de Kweekschool 60 per
jaar per wekelijksch lesuur. Art. 4 zegt, dat de jaarwedde
voor de leerares in teekenen aan de Hoogere Burgerschool
voor Meisjes bedraagt f 800.
De taak en de jaarwedde van den leeraar en de leerares
iti het teekenen is voor zoover zij les geven aan de Middel
bare Scholen in de verordening van 28 September 1916 dus
afzonderlijk en op zich zelf geregeld voor elk dier scholen.
Het lijkt mij nu absoluut geen technisch bezwaar op te
leveren om de bepalingen voor den leeraar in teekenen aan
de Hoogere Burgerschool voor Jongens en de leerares in teeke-