12 DONDERDAG 16 JANUARI 1919. maar om vast te houden aan 5 van de kosten van het bouwplan. De beraadslaging wordt gesloten en overeenkomstig het praeadvies zonder hoofdelijke stemming besloten. XIX. De verordening, houdende regeling van de jaarwedde der leeraren aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens te Leiden. (Zie Ing. Stukken No. 1 en 19). Hierbij komen de betreffende adressen, benevens de amen dementen en motie van den heer Reimeringer in behandeling. De amendementen luiden »De ondergeteekende stelt voor in art. 2 sub 2 te lezen: »die 10 of meer doch minder dan 18'lesuren hebben," sub c: »die minder dan 10 lesuren 's weeks hebben". En toe te voegen aan dit artikel het navolgende: Leeraren die bij of na het tot stand komen dezer ver ordening in een der groepen a of i worden gerangschikt, kunnen niet ten gevolge van het verminderen van het aantal lesuren in een lageren groep worden geplaatst." In de verordening Gymnasia dezelfde aanvulling en wijzi ging art. 2. In de Verordening regelende de jaarwedde der leeraressen en leeraren aan de H. B. voor meisjes te Leiden, te lezen in art. 2 telkens f 150.— in plaats f 100. - De motie luidt: »De Raad noodigt B. en W. uit de leeraren en leeraressen in het teekenen en de gymnastiek aan de openbare inrichtingen van Gymnasiaal en Middelbaar Onderwijs in dezelfde ver ordening op te nemen als geldt voor de overige leeraren en leeraressen van genoemde inrichtingen en gaat over tot de orde van den dag." De Voorzitter. Alvorens tot behandeling van dit punt over te gaan, wensch ik eene opmerking te maken. Ik geloof wel niet dat de heeren hoop hebben deze drie verordeningen dezen middag nog te kunnen afhandelen. Waar het boven dien noodig is, dat wij eene geheime vergadering houden, daar is het mijn voornemen thans de algemeene beschou wingen, waarin tevens over de motie Reimeringer zal kunnen worden gesproken te doen houden; wanneer de algemeene beschouwingen dezen middag konden afloopen, zouden wij van avond vrij vlug door de artikelen en amendementen kunnen komen. Ik acht het beter vanmiddag geheime, ver gadering te houden dan eerst vanavond, waar het eene be langrijke aangelegenheid betreft. Verlangt thans iemand het woord tot het houden van alge meene beschouwingen? Algemeene beschouwingen. De heer Knappert. M. d. V. Ik zal geene uitvoerige alge meene beschouwitigen gaan houden. Ik wil beginnen met mijn hulde uit te spreken tegenover den geachten Wethou der van der Lip, die zoo spoedig en op zoo uitnemende wijze deze drie ontwerpverordeningen in elkander heeft gezet, waaruit blijkt zijn groote werkkracht en scherpzinnigheid, al was het niet noodig dat dit nog eens uit deze verorde ningen bleek. Ik wensch geene algemeene beschouwingen te houden over de Rijks Hoogere Burgerschool voor Jongens, al wil ik verklaren, dat ik mij van harte kan vereenigen met de motie van den heer Reimeringer en de adressen die in dien geest, zijn ingediend. Ik ben van meening. dat het te betreuren is, dat voor de leeraren in teekenen en gymnas tiek een afzonderlijke weg is ingeslagen; ik acht het teeken- onderwijs van zeer groot belang. De tijd, die er aan wordt besteed en de beteekenis van het vak zijn zoo groot, dat ik mij niet begrijpen kan, waarom voor de teekenleeraren eene afzonderlijke verordening is ontworpen. Ik hoop dan ook van harte, dat men de leeraren in teekenen en gymnastiek zal opnemen in deze verordening gelijk de motie Reimeringer voorstelt. Ik zou thans nog iets willen zeggen over de ver ordening betreffende het gymnasium. De Voorzitter. Ik zou daarover liever thans niet spreken. De heer van der Lip. De Hoogere Burgerschool voor Jongens en het gymnasium kunnen wel tegelijk besproken worden. De heer Knappert. M. d. V. Het voornaamste van wat ik nog wilde gaan zeggen is over de Hoogere Burgerschool voor meisjes. De Voorzitter. Ik acht het beter daar thans niet over te spreken. De heer Knappert. M. d. V. Dan zie ik nu van het woord af. De heer Reimeringer. M. d. V. Ik sluit mij gaarne aan bij de woorden van hulde van den heer Knappert. Ik dank Bur gemeester en Wethouders, dat zij met dit voorstel zijn ge komen, de salarissen der leeraren aan de Hoogere Burger school te brengen op het peil zooals is aangenomen door de Commissie Stork voor de Rijks Hoogere Burgerschool. Het spijt mij alleen, dat Burgemeester en Wethouders gemeend hebben van de Commissie Stork te moeten afwijken, gelijk blijkt uit de voor ons liggende verordeningen, eene afwijking hierin bestaande, dat de leeraren in teekenen en gymnastiek niet zijn opgenomen in het corps van leeraren der Hoogere Burgerschool. De bedoeling van mijne motie is en dat moeten de heeren goed begrijpen, dat ik niet dadelijk de salarissen van teeken en gymnastiekleraren precies op dezelfde hoogte wil brengen als van de overige leeraren. De bedoeling is, dat zoowel de teeken- als de gymnastiekleraren zullen worden ingelijfd in de gewone verordening, zooals die ontworpen is door Burge meester en Wethouders. Het gevolg van de aanneming van mijn motie zou zijn dat wij op het oogenblik niet verder zouden kunnen doorgaan met de behandeling van deze voorstellen, omdat Burgemeester en Wethouders dan dit idee zouden moeten overbrengen in de verordening, zooals die hier op het oogenblik is. Ik herhaal dus nog eens uitdrukkelijk, dat de bedoeling van mijn motie is, dat wij de teeken- eu de gymnastiek- leeraren brengen in het gewone kader van de leeraren. Voorloopig wil ik niet verder op deze zaak ingaan. Dat komt straks te pas bij de behandeling van de artikelen. De heer J. P. Mulder. M. d. V. Ik deel volkomen het standpunt van den heer Reimeringer. Zonder dat ik iets wist van hetgeen de heer Reimeringer van plan was te doen, was ik naar de vergadering gegaan met het doel om dezelfde motie in te dienen. Ik hoop dan ook, dat die motie zal worden aangenomen. De heer De Lange. M. d. V. Ik verheug er mij over, dat de Voorzitter van de Commissie van Toezicht op het Middel baar Onderwijs in ons midden is als Raadslid en heeft willen bevestigen door eigen Initiatief, wat de Commissie heeft ge schreven aan Burgemeester en Wethouders, dat zij het ratio neel acht, dat men zou breken met den tot nog toe bestaande, naar mijne meening niet goede gewoonte om de salarissen van de leeraren in het teekenen en de gymnastiek bij afzon derlijke verordening te regelen. Ik zal dus medegaan met het voorstel van den heer Reime ringer, omdat het aanvult hetgeen in die verordening ontbrak. De heer Eerdmans. Ik wensch mij aan te sluiten bij de woorden van waardeering, die de heer Knappert heeft gespro ken, maar ik wil hier toch op een ding ook even wijzen. Het zou mij welkom zijn wanneer wij meer tijd hadden gehad voor de kennisneming van deze verordening. Deze stukken zijn mij pas in handen gekomen, dat ik er tijd voor hadDinsdagmorgen. Zij zijn Zaterdagavond bij mij bezorgd. De Voorzitter. Vrijdagavond! U hebt er 6 dagen voor gehad. De heer Eerdmans. In elk geval komt mij de tijd, die wij hebben gehad voor voorbereiding, te kort voor. Dat is met het ontwerp van de onderwijzers anders geweest. Het zou mij aangenaam zijn geweest, indien ik er meer tijd voor had gehad, want men wil gaarne zich goed van de materie op de hoogte stellen door het inwinnen van inlich tingen, en daartoe heeft mij de tijd ontbroken. Ik wensch dan ook in dit opzicht tot Burgemeester en Wethouders het verzoek te richten, of zij niet in staat zou den kunnen zijn de leden het genoegen te doen met hun iets meer tijd te geven voor voorbereiding. De Voorzitter. Dan zou ik omgekeerd aan de leden willen vi agen of zij Burgemeester en Wethouders het genoegen zouden willen doen om wanneer zij amendementen hebben, die zelfs maar 24 uur van te voren ter kennis van ons te brengen, want meestal krijgen wij die des ochtends om 11 uur, zoodat wij dan maar een uur tijd hebben om ons daarvan op de hoogte te stellen. De Heer Eerdmans. M. d. V. Ik kan U hierop antwoorden, dat bij de laatste salarisherziening U in het bezit is geweest van de amendementen. Maandagmiddag om 1 uur voor de zitting van Donderdag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 12