10 DONDERDAG 16 JANUARI 1919. geen reden hebben gevonden dit voorstel aan den Raad mede te deelen. Wanneer de Raad hierin ware gekend, zou deze grond wellicht toen zijn aangekocht geworden tegen een veel lager prijs dan thans wordt gevraagd. En dan zou ik willen vragen welke was die prijs De Voorzitter. Ik kan den heer Fokker mededeelen, dat de reden waarom indertijd Burgemeester en Wethouders den Raad met dit voorstel niet in kennis hebben gesteld, de schuld is ook van den heer Fokker. Veertien dagen voor dit voorstel ons bereikte, was er een aanbod gedaan betreffende een ander stuk land. Dat laatste voorstel hebben Burgemeester en Wethouders in den Raad gebracht, maar is verworpen geworden. Het kwam ons toen voor wel wat al te weinig in overeenstemming te zijn met onze deferentie voor Raadsbe sluiten, om 14 dagen later met een ander voorstel tot aan koop van land, tegen ongeveer denzelfden prijs, bij den Raad te komen. De Raad zou gezegd hebben komt gij nu al weer met een voorstel? Wij hebben nog geprobeerd het land goed- kooper te krijgen, maar toen dat niet ging, zijn wij niet vér der op dit voorstel ingegaan. Het is evenwel een aanbod van jaren geleden. De heer Sijtsma. Zijt gij verslagen? De heer Fokker. M. d. V. Ik dank U voor Uw antwoord. De heer Sijtsma vraagt, of ik verslagen ben; dat is niet het geval, maar ik betreur het, dat Burgemeester en Wethouders toen niet den moéd hebben gehad met dat voorstel te komen, dan zou op Burgemeester en Wethouders nu niet het odium kunnen rusten, dat wij dien grond thans zooveel duurder moeten koopen. De Voorzitter. Er rust geen odium op het College van Burgemeester en Wethouders, omdat zij indertijd met dat voorstel niet zijn gekomen. Van te voren is nooit te zeggen, of de prijzen hooger, dan wel lager zullen worden. Men zou bijv. denken een stuk land goedkoop te koopen, terwijl het naderhand weer duur zou blijken. Dat is allemaal' heel moeilijk vooruit te voorspellen. De heer Fokker. Het was maar eenvoudig een vraag. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stem ming wordt conform het praeadvies besloten. XV. Voorstel tot tijdelijke verhooging der verpleeggelden in het krankzinnigengesticht »Endegeest" en de afdeeling voor jeugdige idioten »Voorgeest". (Zie Ing. St. No. 16). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XVI. Voorstel tot het in het jaar 1919 in uitzicht stellen van maandelijksche bijdragen aan het Steuncomité Leiden, Oorlogstoestand 1914 en ten behoeve van het Crisiscomité! en vaststelling van den desbetreffenden begrootingsstaat. (Zie Ing. St. No. 9). De beraadslaging wordt geopend. De Voorzitter. Hierbij komt in behandeling het adres van den Leidschen Bestuurdersbond, dat zooeven door den Secretaris is voorgelezen. Dit adres is pas ingekomen 14 Januari. Ik meen, dat ik het gisterenmiddag voor het eerst thuis ontving, zoodat wij op het oogenblik dat kunnen de heereu begrijpen van al die nieuwe voorwaarden, die hier worden voorgesteld, nog geen studie hebben kunnen maken. Te meer klemt dit, omdat het over deze aangelegenheid in het Steuncomité warm schijnt te zijn toegegaan en het Steuncomité niet hooger wenscht te gaan dan 80%, terwijl deze Commissie wil gaan tot 90%, dus 10% hooger. Maar zoo men daaruit zou afleiden dat men "bij Burge meester en Wethouders kwam om er op aan te dringen dat men zal gaan tot 90 dan kwam men bedrogen uit. De reden toch, waarom wordt aangedrongen om aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake het verleenen van een bijdrage aan het Steuncomité Leiden, eenige voorwaarden te verbinden, zou moeten zijn, dat men gaat van 80 op 90 Dat wordt echter niet als reden opgegeven, maar wel, dat men eene nieuwe steunregeling wenschelijk acht, hetgeen de heeren evenals ik op het oogenblik niet kunnen beoordeelen. Maai dan moet ik er de aandacht op vestigen, dat wanneer op het oogenblik geen subsidie wordt gegeven aan het Steun comité, de heele zaak stop wordt gezet. De heeren moeten over de wenschelijkheid van het ver binden aan de subsidie van de genoemde voorwaarden eerst ingelicht worden door een praeadvies van Burgemeester en Wethouders. Men moet hier dus kiezen, één van tweeën, of men moet zonder daarover te hebben kunnen oordeelen deze voorwaarden aan de verleening van de bijdrage verbinden, öf de bijdrage niet verleenen en praeadvies afwachten. Daarom zou ik in overweging willen geven om niet in te gaan op dit verzoek van den Bestuurdersbond, omdat het onuitvoerbaar is. Die heeren hadden daarmede maar eerder moeten komen, en wel, nu blijkt, dat zij het 21 December reeds wisten, den 22en December, maar niet den I4en Januari. Doch aan den anderen kant wil ik wel zeggen, dat het wenschelijk is om deze zaak goed onder oogen te zien. Dat zal natuurlijk eenigen tijd vereischen, want in de eerste plaats willen Burgemeester en Wethouders goed ingelicht zijn en daarenboven moet ook worden nagegaan of het Ko ninklijk Nationaal Steuncomité met deze wijze van onder steuning instemt. Opdat deze geheele zaak niet in de waagschaal wordt ge steld, zou ik willen voorstellen, dat Burgemeester en Wet houders wordt opgedragen om zich op de hoogte te stellen van de eventueele werking der verschillende voorwaarden in dit request genoemd. Wij zullen voorlichting vragen van het Ko ninklijk Nationaal Steuncomité, of er mogelijkheid bestaat van eene verhooging van 80 op 90 of dat er een andere basis moet gebezigd worden, waartoe dan in onderling overleg met het Steuncomité zou kunnen worden besloten, indien de Raad zich niet met mijn voorstel zou kunnen vereenigen, zou het gevolg daarvan zijn, dat het Steuncomité wordt stopgezet. Iri het adres wordt toch gevraagd om aan dit voorstel te verbinden een zekere nieuwe regeling; dat is natuurlijk eene onmogelijkheid. Ik wil gaarne nader informeeren over de denk beelden in dit adres neergelegd, maar nu kan ik er nog niets van zeggen. Ik wil nog wijzen op een fout in het adres. Het gaat hier om eene subsidie aan het Crisiscomité; nu werd bij de be grooting reeds f 60.000.toegekend aan het Steuncomité, zoodat wat het Steuncomité voor zichzelf vraagt niets-anders is dan het geven van een grooter voorschot. De heer Knappert. M. d. V. Ik heb met belangstelling kennis genomen van dit voorstel van Burgemeester en Wet houders. Nu twijfel ik niet, of Burgemeester en Wethouders zullen uitnemende gronden hebben voor dit voorstel, al vind ik het ook eenigszins pijnlijk, dat men met dit voorstel is gekomen. De ervaring toch heeft geleerd, dat hoe hooger de subsidiën der gemeente worden voor het Steun- en Crisiscomité hoe minder de particuliere bijdragen worden. Hoe meer deze zaak eene der gemeente wordt, hoe minder de leden van den Raad verantwoord zijn voor een dergelijke post te stemmen, wanneer zij niet weten op welke wijze het geld wordt be steed. Ik zou daarom een vraag willen doen. Eenige maanden geleden is er eene Commissie benoemd uit den Raad, die inzage van de boeken van het Steuncomité zou krijgen. Tot leden zijn meen ik benoemd de heeren Briët, Eerdmans en Oostdam. Ik zou gaarne daaromtrent iets naders vernemen. Heeft de Commissie reeds haar arbeid verricht en is zij in staat ons thans iets mede te deelen van het resultaat van haar arbeid? Wij zouden dan eenigszins beter verantwoord zijn voor de enorme som, die wij weer zullen gaan voteeren, welk bedrag meer en meer zal gaan drukken op de belasting plichtigen. De heer Heemskerk. M. d. V. Ik zou er op willen wijzen, dat de meening van den heer Knappert betreffende de parti culiere bijdragen niet juist is. Dat de Raad aan het Steuncomité subsidie verschaft, heeft niet tengevolge de vermindering van de particuliere bijdragen, maar het feit, dat de particuliere bijdragen tot nihil zijn geslonken, is de reden, dat men bij de gemeente om steun heeft moeten aankloppen. Ik meen dit te moeten zeggen, anders zou het den schijn wekken, alsof de gemeentelijke bijdrage den prikkel voor de particulie ren om bij te dragen weg zou nemen. De heer Briët. M. d. V. Het zou wel dienstig zijn even een antwoord te geven op de vraag van den heer Knappert. Ik heb een lijst ontvangen van degenen, die door het Crisis comité worden ondersteund en om daarnaar eenigszins een behoorlijk onderzoek in te stellen, is geruimen tijd noodig. Wij zijn voornemens om te eeniger tijd aan den Raad daar omtrent enkele mededeelingen te doen, maar wij achten ons daartoe op het oogenblik nog niet volledig instaat. Wij mee- nen dus, dat in dit opzicht de heer Knappert nog wat geduld moet hebben. Ik wil er echter nog wel eens de aandacht op vestigen, dat de aanleiding van ons onderzoek niet was een motie om te onderzoeken de heele gestie van het Crisis comité, maar dat onze commissie is benoemd naar aanleiding van de vraag naar de juistheid van de geruchten, die over dat comité liepen, dat er herhaaldelijk ondersteuning werd verleend, die niet noodzakelijk was, of dat ondersteuning werd geegven aan werkeloozen, die in de voorafgaande weken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1919 | | pagina 10