DONDERDAG 19 DECEMBER 1918. 339 bezending moeten keuren, die bestaat uit 138000 pakketten van de meest verschillende samenstelling. In een pakket zaten soms goede en slechte dingen en nu bracht de plicht van den heer van Eek toch mede, dat hij alles nauwkeurig onder zocht. De heeren weten niet, wat zulk een onderzoek wil zeggen en nu vind ik het zoo onbegrijpelijk, dat men partij trekt voor deze menschen, die wisten, dat zij iets kochten van een weinig betrouwbaar persoon, want dat woord durf ik gerust te gebruiken. Is het onder deze omstandigheden zoo onverstandig, dat men er toe over is gegaan om de geheele partij te keuren? Ik vindt het niet in het volksbelang, dat een dergelijk request in den Raad wordt verdedigd. Is het niet de eerste plicht van Burgemeester en Wethouders om de bevolking te behoeden voor ondeugdelijke levensmiddelen? Overigens kan ik mededeelen, dat binnen een paar dagen het onderzoek geëindigd zal zijn en dan zal die firma zonder eenigen twijfel een proces-verbaal krijgen, tenzij zij de stoffen ter vernietiging overgeeft. Ik geef den Directeur van den Keuringsdienst, echter vol komen gelijk, wanneer hij zich daarover van te voren niet wil uitlaten. Wanneer men telkens gedurende het onderzoek naar de resultaten komt vragen, is dat volgens mij een ver keerd systeem. Ik zou de heeren dan ook afraden om mede te gaan met de hier voorgestelde motie. Zijdelings ben ik daar als Burgemeester ook bij betrokken, want wij zijn hier ook om op te komen voor de deugdelijkheid van de volksvoeding en onze bevolking te beschermen tegen personen, die slechte stolfen in den handel zouden willen brengen. Ik kan niet bewijzen, dat die firma willens en wetens slechte stoffen in omloop heeft gebracht, maar zij moest toch weten, dat zij de waren kocht van een zeer slecht bekend staanden handelaar. De motie moge goede bedoelingen hebben gehad om uit te spreken, dat hier het particulier belang werd gelaedeerd, het algemeen belang staat zoo hoog, dat naar mijne meening bet particulier belang wel eens op den achtergrond mag worden gesteld. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik heb ook mijn handteekening onder de motie geplaatst. Ik zal even mededeelen waarom ik wensch, dat die motie zal worden aangenomen. Ik ben het met U eens, dat het in het belang der gemeente is, dat de waren hier goed worden gekeurd door den Keurings dienst, maar ik ben van oordeel, dat die dienst dan de uit komsten van dat onderzoek ter kennis van belanghebbenden moet brengen. De Voorzitter. Juist, maar alleen als het onderzoek afge- loopen is! De heer. Eerdmans. Ik ben van oordeel, dat het in het be lang van de gemeente is en de handel maakt ook een deel uit van de gemeente dat de resultaten van het onder- aoek ter kennis worden gebracht niet al te langen tijd, nadat dat onderzoek is ingesteld. En dan maak ik er natuurlijk geen aanmerking op, dat de Keuringsdienst hetgeen hij onder zoekt ook goed nagaat, maar wat is het geval? Er zijn nu 5 maanden verloopen sinds het onderzoek is aangevangen. Degenen, die in connexie zijn getreden met de handelaren, die de waren hebben geleverd, hebben de conditie gemaakt, dat wanneer de waren niet goed werden bevonden, de boel teruggestuurd kon worden, maar na 5 maanden is dat natuur lijk een moeilijke zaak geworden. M. d. V. U gaat van het standpunt uit, dat de menschen wisten, dat zij met knoeiers hadden te maken. Ik weet niet of dit juist is, maar in elk geval vind ik het niet onbillijk wanneer men na een onderzoek van vier maanden eens naar de resultaten informeert, dat men daarop een antwoord krijgt. Die heeren. hebben geen antwoord gekregen en nu is de zaak nog niet afgeloopen. Wanneer het gaat om eene verpakking in kleine pakjes, dan neemt men ter keuring steekproeven, vallen deze ten na- deele uit, dan wordt de geheele partij afgekeurd. Ook ik wensch eene strenge keuring van levensmiddelen. Wat ik evenwel niet wensch, is, dat en dat kan men in dit geval niet van zich zetten door plagerijen van den Keuringsdienst de menschen het leven zuur wordt gemaakt. Die gedachte mag niet worden gewekt, en dat is in deze zaak het geval. Ik heb meer klachten gehoord over de wijze, waarop de heer van Eek verschillende personen meent to moeten te woord staan, of niet te moeten te woord staan. Waar dergelijke klachten zich vermenigvuldigen en hier een zeer sprekend geval voordoet, daar beweer ik met volkomen vrijheid voor den keuringsdienst om goed of af te keuren, dat het raport vlugger had moeten worden uitgebracht en dat iedere schijn van plagery, ja, laat ik het maar plat noemen van pesterij, had moeten worden vermeden. De heer van der Elst. M. d. V. Ik meen, dat er geen termen zijn om in te gaan op de motie. Burgemeester en Wethouders hebben zeer duidelijk uiteengezet waarom dit onderzoek zoo tijdroovend is geweest. Alleen zou ik willen opmerken, dat het verstandig zou zijn geweest van den Direc teur van den Keuringsdienst, om mede te deelen, de redenen van vertraging van het onderzoek. Verplicht hiertoe was hij evenwel niet. Eene dergelijke uitvoerige motie van afkeuring acht ik dan ook niet op haar plaats. Ik zal dan ook tegen stemmen. De heer Pera. M. d. V. Ook mij heeft het antwoord van Burgemeester en Wethouders niet bevredigd, als is mijn in zicht ook niet uitgedrukt in de motie, die is ingediend. Ik heb op het oogenblik hiervoor geen motie noodig. Het is vol doende om uit te spreken, wat mijns inziens de weg was geweest, dien men had moeten bewandelen. Om te eischen, dat het onderzoek van zoo'n groote partij binnen enkele dagen zou zijn afgeloopen, is eene dwaasheid. Toen evenwel de Keuringsdienst merkte, dat er vele pakjes moesten worden afgekeurd, al konden er ook enkele goedgekeurd worden, toen had men met een enkel woord aan de eigenaren moeten mededeelen, dat, 'wanneer zij verlangden, dat de geheele partij werd gekeurd, daarmede veel tijd zou zijn gemoeid en dat zij, indien zij dit niet wenschten, de geheele partij kon den terugkrijgen met de mededeeling, dat in dat geval de geheele partij zou worden afgekeurd. Men had dan zelf kun nen beslissen, wat men gewenscht achtte. Had men de ge heele partij liever terug willen hebben, omdat er onsoliede waar onder was, dan hadden de eigenaren er over kunnen beschikken. De eigenaren zouden op die wijze niets aan te merken hebben gehad 'en in de gelegenheid geweest zijn, om tijdig hun verhaal te zoeken bij den leveranciers. De geheele zaak is deze, dat het zoo lang heeft geduurd, voor men op de hoogte was van den stand van zaken. Urn de moeilijk heden te voorkomen, had men, zoodra men bemerkte, dat ei- ondeugdelijke waar bij was, aan de eigenaren moeten mede deelen, dat men de geheele partij onmogelijk kon goedkeuren en dat men het nu aan de eigenaren overliet te beslissen, wat er zou gebeuren: öf afkeuring van de geheele partij of algeheele keuring, waarmede heel wat tijd zou heengaan. Mijnheer.de Voorzitter. Het spijt mij, dat die weg niet is ingeslagen. Dan hadden de eigenaars niets te zeggen gehad en het werk van den Keuringsdienst was veel gemakkelijker geweest.. De heer Briët. M. d. V. Ik kan mij ook niet vereenigen met de motie en ik zal daartegen stemmen. Naar het mij voorkomt bestaat er bij den Heer Pera en Eerdmans hier toch wel eenig misverstand. De heer Eerdmans spreekt alsof die firma de goederen aan den Keuringsdienst ter keuring had toevertrouwd en nu daar van pas zoo laat bericht zal krijgen, maar dat is hier niet bet geval. Volgens de verordening op den Keuringsdienst is de Directeur verplicht om als hij vermoedt dat er eenige ver- valsching heeft plaats gehad in waren, omtrent vier ondeug delijke samenstelling wordt geklaagd, die waren in beslag te nemen «krachtens die verordening". In dit geval zijn dus de waren niet door de firma ter onderzoek toevertrouwd, maar ze zijn krachtens de daarop betrekkelijke verordening ter keuring in beslag genomen. En nu is de vraag of die menschen op hun verzoek ant woord moesten krijgen en of het wel gewenscht is zoo'n grooten voorraad tegelijk in beslag te nemen en of dat volgens de verordening op den Keuringsdienst wel mag en ook of de Keuringsdienst er wel op ingericht is dergelijke groote voor raden te controleeren. Maar die groote voorraad is nu eenmaal in beslag genomen en nu zegt de heer Eerdmans, dat men een steekproef had moeten nemen. Men had er volgens dien geachten spreker een paar pakjes uit moeten nemen. Volgens den heer Pera had de Directeur aan de firma moeten berichtenwij hebben er tien afgekeurd, daar heb je de rest terug. Dat zou natuurlijk dwaasheid zijn. Dan zou de firma daardoor in de gelegenheid zijn om die voorraad, waar uit een steekproef is genomen en die in het algemeen afge keurd is, weder aan den man te gaan brengen. De heer Pera. Dat ben ik niet met U eens. De heer Briët. Indien uit de steekproef, die de heer Eerdmans had willen nemen, gebleken was, dat de voorraad moest worden afgekeurd, dan was de Keuringsdienst verplicht geweest om dien heeh-n voorraad op te houden, in beslag te nemen en te vernietigen, maar dan zou ik eens willen zien, wat die firma dan zou hebben gezegd. Zij had gezegd: je gaat naar 10 monsters een heele voorraad van 126000 pakjes afkeuren en daarom is het m. i. terecht, dat de Keuringsdienst heeft besloten zooveel mogelijk monsters van die levering te onderzoeken. v

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 5