254 DONDERDAG 24 OCTOBER 1918. zaak reeds is aangepast aan het groote principe, als de rijks wet in werking zal treden. Bovendien acht ik geen strijd aanwezig met. art. 135 der Gemeentewet, wat ook beweerd wordt. De kantonrechter in Amersfoort heeft de verordening niet verbindbaar verklaard en heeft een overtreder ontslagen van rechtsvervolging, maar de rechtbank van Utrecht heeft dat vonnis vernietigd, ver klarende dat de verordening conform art. 135 der Gemeen tewet was en dat de verordening dus bindend was. De Minister van Binnenlandsche Zaken had geen bezwaar tegen een ver ordening in Utingeradeel, waarbij ook op Zondag het bakken werd verboden. Gedeputeerde Staten vonden n.l. deze bepaling in strijd met de Zondagswet en hadden vernietiging der ver ordening gevraagd. Er is gezegd, dat de groote bedrijven groote moeilijkheden zullen ondervinden bij een plaatselijke regeling; bij een con- tinu-bedrijf zou dat zijn bezwaren hebben, maar in Utrecht is dat in den Raad ter sprake gekomen en daar is gezegd: Als het drieploegen-stelsel wordt ingevoerd, dan is er geen be zwaar den bakkersnachtarbeid toe te staan, daar dan behoorlijk voorzien is in een te langen werktijd. Dat drie-ploegen-stelsel kennen wij hier aan de gasfabriek ook al en de groote bak kerijen zullen daarmede ook rekening moeten houden. Er is dus geen bewaar hier, evenals in andere plaatsen, over te gaan tot het maken van een plaatselijke regeling. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik wil mijn gevoelen uiten in dezelfde richting als de vorige spreker. Het heeft ook mij genoegen gedaan, dat er een minderheid in het college van Burgemeester en Wethouders is, die voor inwilliging van het verzoek is, om een verordening op den nachtarbeid van bakkers te ontwerpen. De zaak komt eenvoudig daarop neer, of men daarvoor iets voelt of niet. Wanneer men de argumenten, die tegen het gevoelen der minderheid zijn ingebracht, gaat ont leden, zou men mijns inziens tot de conclusie moeten komen, dat door de meerderheid van Burgemeester en Wethouders een vrij zwak standpunt wordt ingenomen. De meerderheid meent, dat zij de opmerkingen van de minderheid voldoende heeft weerlegd, als zij een voorbeeld, dat door de minderheid is aangehaald, als parallel, heeft weersproken. Er zijn echter verschillende zaken, waarbij de regeling in de gemeente voor afgegaan is aan de rijksregeling. Dat is op allerlei gebied van het leven sinds jaar en dag het geval geweest. Er is dus niet het minste bezwaar om ten aanzien van een onderwerp als dit voor te gaan met een gemeentelijke regeling, omdat daardoor het tot stand komen van een rijksregeling niet wordt verhinderd. Dat is in de ontwikkeling eener zaak het normale, ten minste daar waar de belangen, die worden ge regeld, zich binnen de grenzen der gemeente afspelen. Mijns inziens betreft het hier eene zaak van plaatselijken aard, die door eene gemeente-verordening behoort te worden geregeld. De broodvoorziening betreft toch voor het over- grootste gedeelte de Leidsche burgerij. De Leidsche burgers betrekken voor het allergrootste gedeelte hun brood uit Leiden zelf. Waar er zooveel gemeenten zijn, die eene dergelijke verordening, als waarom hier wordt verzocht, hebben inge voerd, daar kan ik niet inzien, dat deze zaak ook hier niet bij gemeenteverordening zou kunnen worden geregeld. Wan neer er eene rijksregeling komt, dan spreekt het van zelf, dat de gemeenteregeling vervalt. Dit is niet het minst een bezwaar. Nu wordt er sinds jaren gewacht op eene rijks regeling, maar die laat nog steeds op zich wachten. Ik ver wacht dan ook niet, dat in de eerste jaren daar iets van zal komen. In de troonrede is er ook niets over gezegd geworden, dat het de bedoeling dezer regeering is met een voorstel tot afschaffing van den nachtarbeid voor bakkers te komen. Waar er op het oogenblik geen bezwaar is om deze zaak gemeentelijk te regelen, daar gevoel ik er alles voor om het verzoek in te willigen. Het zal moeilijk kunnen worden ont kend, dat de afschaffing van den nachtarbeid voor de betrok kenen een grooten zegen zal zijn. Het betreft hier niet iets wat een enkel maal gebeurt, maar eene regeling, die haar stempel drukt op het geheele leven. Wanneer in andere plaatsen deze regeling is getroffen geworden en men nooit heeft vernomen van klachten, die tegen dit systeem worden geuit, dan vraag ik: waarom kan dan hier de nachtarbeid niet evengoed worden afgeschaft. Ik weet niet, hoeveel gemeenteverordeningen er thans reeds bestaan. Ik heb er niet meer dan 31 kunnen verzamelen, maar er zullen er nog wel meer zijn Onder die 31 vindt men groote en kleine gemeenten als Amersfoort, Almeloo, Amsterdam, Bolsward, Coevorden, Edam, Enschede, Gouda, Haarlemmerliede, Harlingen, Lonneker, Rijswijk, Purmerend, Schoterland, Sneek, Steenwijk, Vlaardingen, Voorburg, Wilder- vank, Zutfen enz. Dat wij de Rijksregeling in den weg zouden staan, wanneer ook in Leiden deze regeling werd ingevoerd, is niet langer vol gehouden. Deze quaestie wordt uitsluitend beslist door de vraag, of men er iets voor gevoelt ja, dan neen. Aan de Rijksregeling, die mettertijd komen zal, staat deze regeling allerminst in den weg. Daarom pleit ik er ten zeerste voor, dat in het belang van de betrokkeiien eene dergelijke regeling ook hier tot stand komt. Bovendien is zulk een regeling in het belang der publieke gezondheid. Menigeen is er op gesteld om 's morgens versch brood te hebben, maar geen medicus zal hierop aandringen. Wanneer er nu eene verordening tot stand komt, waarin bepaald wordt, dat voor 11 uur geen versch brood mag worden verkocht, dan kunnen de fijnproevers daarvan altijd nog om 12 uur genieten. Met deze regeling gaan zij dus slechts een paar uur achteruit. Voor de gezondheid is het zeer aanbevelenswaardig, wanneer er minder versch brood gegeten wordt. De voedingswaarde van hét brood wordt er door verhoogd. In verschillende landen is het eten van versch brood geheel onbekend. In Engeland kent men het in het geheel niet. Dit zijn dus alle argumenten, die er voor pleiten, zoowel uit het oogpunt van hygiene, als uit dat van het belang der betrokkenen, dat wij hier volgen het voorbeeld, dat reeds door zooveel gemeenten gegeven is. Wij zullen dan het voordeel hebben, dat wij de maat regelen treffen in een tijd, waarin allerlei bezwaren niet bestaan, die anders wel bestaan. Het publiek, dat zeer ver wend is en dat altijd heeft tegengehouden, dat een dergelijke regeling bij onderling overleg tot stand kwam, omdat, indien men een dergelijke regeling maakt, de gunst van het publiek sommige personen dwong de gemaakte regeling te verbreken, is thans zoo veranderd, dat het nu wel zal waardeeren, als het het brood ouder krygt in plaats van versch. Men kan boven dien het brood versch eigenlijk niet goed genieten. In een tijd, die aan het bezwaar van den publieken smaak zeer tegemoet komt, zal deze verordening zonder veel morren worden gedragen. Daarom zijn deze tijdsomstandigheden het gunstigst, om een verordening tot stand te brengen, die er eigenlijk al lang had moeten zijn en die in verschillende steden van ons land op bevredigende wijze is geregeld. Ik heb daarom de eer, de volgende motie voor te stellen: ®De Raad, van oordeel, dat het gewenscht is, dat het verrichten van bakkersarbeid gedurende den nacht in deze gemeente worde verboden, noodigt Burgemeester en Wet houders uit, zoodanige verordening spoedig te onderwerpen en bij den Raad in te dienen." Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt der halve een punt van beraadslaging uit. De Voorzitter. Ik vind deze motie geheel overbodig, evenals ik een dergelijke motie bij een vorig punt van de agenda overbodig acbtte. Wanneer het praeadvies van Burge meester en Wethouders wordt verworpen, dan zullen Burgemeester en Wethouders direct de Commissie van de Strafverordeningen uitnoodigen, om een ontwerp-verordening in te dienen. De heer Eerdmans. Mag ik dan die motie, na die toezegging, weer onmiddellijk intrekken? De heer Knappert. M. d. V. Ik ben altijd voorstander geweest van afschaffing van nachtarbeid op de bekende gronden en zou mij geschaard hebben aan de zijde van de min derheid van Uw geacht college. Bij gemeentelijke regelingen, als waartoe het nu misschien zal komen, dreigt echter altijd eenig gevaar voor teleurstelling; ik kan hier uit onder vinding spreken. In het jaar 1897, toen aan een gemeente lijke regeling nog niet werd gedacht, heb ik in Assen getracht door het particulier initiatief den nachtarbeid afgeschaft te krijgen. Wij zijn de gansche gemeente doorgegaan en hebben overal door handteekening de belofte verkregen, dat men niet vóór 11 uur 's morgens versch brood zou verlangen. De geheele gemeente heeft dat geteekend en daarmede was de zaak beklonken en inderdaad hebben wij daarvan drie dagen het meest volledige succes gehad. Toen bleek den vierden dag, dat van Groningen met den allereersten trein een gan sche wagonlading versch brood werd gezonden. Dat brood werd langs de huizen gevent, de menschen bezweken voorde reuk daarvan en kochten dat op. In twee dagen was al ons pogen voor niets en het dankadres der bakkers, dat ik altijd bewaard heb, is een herinnering aan een poging die mislukt is. Dat komt, omdat men in Assen wel een dergelijke rege ling had, maar de gemeenten in de buurt daaronder niet vielen. Nu heb ik onder de gemeenten door den heer Eerd mans genoemd, er geene gehoord vlak bij Leiden en ofschoon ik voorstander van de afschaffing van bakkersnachtarbeid ben, ben ik benieuwd, of het Burgemeester en Wethouders zal gelukken, in een regeling een bepaling op te nemen, waardoor de bakkers te Leiden beschermd worden tegen den invoer van versch brood uit de gemeenten hier vlak in de buurt. Wanneer dit niet mogelijk is, zal ons de afschaffing van den nachtarbeid niets baten. De heer Briët. M. d. V. Ik sluit mij aan bij het betoog door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 8