256
DONDERDAG 24
OCTOBER 4918.
in één week aan electrisch licht en kracht en aan kolen heelt
uitgespaard totaal ƒ128,50. Daaruit kan dus blijken, dat het
juist andersom is als de heer Jaeger voorstelt. Waar dat in
dezen tijd vooral een zaak van groot gewicht is, geloof ik,
dat wij dit wel in overweging mogen nemen.
Ik wensch nog op één zaak te wijzen. De vereeniging van
Nederlandsche Gemeenten, die toch ook wel iets voor staats
rechtelijke bezwaren zal voelen, heeft een rondschrijven ver
zonden waaruit is op te maken, dat ook zij gaarne zou zien,
dat dergelijke verordeningen in de gemeente werden aan
genomen. Daarom kunnen wij zonder eenig bezwaar dat prae-
advies thans afstemmen en daardoor Burgemeester en Wet
houders uitnoodigen een verordening te ontwerpen. Wij zullen
daarmede aan tal van wakkere, nijvere werklieden een groot
genoegen doen en hun en hunne gezinnen een weldaad
bewijzen.
De heer van der Lip. M. d. V, Ik zou kunnen beginnen
met de zelfde opmerking, die U zooeven hebt gemaakt, toen
U ons praeadvies inzake den toeslag op de pensioenen verde
digde, namelijk dat ik waarschijnlijk wel niemand zal over
tuigen en ik denk zelfs, dat dit voor deze zaak nog in
sterkere mate geldt dan voor de vorige, gehoord hetgeen de
heer Eerdmans zooeven heeft gezegd. Vari dit onderwerp geldt
ook, dat ieder al weet hoe hij zijn stem zal uitbrengen en dat
ik, al zou ik ook spreken als Brugman, niet in staat zal zijn
iemand die voorstander is van strafbaarstelling van den bak
kersnachtarbeid bij gemeentelijke verordening, te overtuigen
om mede te gaan met het praeadvies van de meerderheid
van ons college. Doch dit ontslaat mij niet van de verplichting,
om toch met een enkel woord het standpunt van de meerderheid
van Burgemeester en Wethouders uiteen te zetten. Dit is
geen dankbare taak, want ik begrijp zeer goed, gehoord de
verschillende sprekers, hoe de stemming zal alloopen.
Het is heel gemakkelijk, zich van deze zaak af te maken door
te zeggen: op verschillende plaatsen is reeds een verordening,
die den bakkersnachtarbeid verbiedt, waarom zou dat in Leiden
ook niet kunnen? Wij moeten ons echter zelfstandig de vraag
stellen, afgescheiden van de vraag, of andere gemeenten het
ook hebben gedaan, of het wenschelijk is, hier een verordening
op den bakkersnachtarbeid te maken. Nu begin ik met hetgeen
door den heer Eerdmans is gezegddeze spreker heeft gevraagd
Voelt de meerderheid van Burgemeester en Wethouders eigenlijk
wel iets voor het verbod van nachtarbeid in het algemeen?
Als ik den heer Eerdmans goed begrepen heb, denkt hij, dat
dit eigenlijk bij de meerderheid van Burgemeester en Wet
houders de hoofdreden is waarom zij tegen eene verordening is.
Ik ben niet van plan, daarop breedvoerig in te gaan. Het
eenige, wat ik er van zeggen wil, is dit, dat de meerderheid
evengoed als de minderheid van Burgemeester en Wethouders
aan de bakkers hun nachtrust en een ordelijk huiselijk leven
gunt. Maar en dat wordt tegenwoordig totaal uit het oog
verloren dit brengt nog, volstrekt niet mee, dat nu ook een
strafbepaling op des nachis werken gerechtvaardigd is. De
meerderheid acht dit verkeerd. Men zou iets strafbaar gaan
stellen, waarin geen zedelijk kwaad is gelegen. Al is men
nog zoo'n groot voorstander van de afschaffing van nacht
arbeid, niemand zal kunnen beweren, dat het 's nachts wer
ken een zedelijk kwaad is.- Er zijn zooveel menschen, die
's nachts moeten werken. Hierin ligt toch geen kwaad hoe
gaarne men ook zou willen medewerken om aan misstanden
die op dit gebied bestaan een einde te maken. Het is vol
strekt niet noodig en gewenscht, om, wanneer er iets niet
goed is, dadelijk te komen aandragen met het zwaard der
gerechtigheid, met strafbepalingen. Men verwacht tegen
woordig alle heil van strafbepalingen. Wanneer men iets niet
goed acht, dan moet er maar een strafbepaling gemaakt
worden. Dat acht ik beslist verkeerd al is het alleen maar
hierom dat hierdoor vanzelf de eerbied voor de wetten en
verordeningen ondermijnd wordt.
Meer wil ik hierover niet zeggen, omdat dit niet het hoofd
argument van de meerderheid van Burgemeester en Wet
houders is geweest. Het hoofdargument is, dat Burgemeester
en Wethouders van meening zijn, dat, wil men strafbaar
stelling, dit onderwerp niet bij eene plaatselijke verordening
moet worden geregeld. Wat de juridische bezwaren betreft,
wil ik in de eerste plaats opmerken, dat er wel eens beweerd
is, dat eene dergelijke verordening in strijd zou zijn met art.
135 van de Gemeentewet. Hierover heeft de heer van der Eist
gesproken, maar zich vergist door art. 150 aan te halen. Men
heeft namelijk wel eens gevraagd, of een verordening als
deze wel een onderwerp regelt vari algemeen gemeentebelang.
Art. 135 moet toch zoo worden opgevat, dat een verorde
ning alleen mag regelen iets wat van algemeen gemeente
belang is, en nu is de vraag ger ezen of men bij den bakkers
nachtarbeid niet slechts te doen heeft met het belang uit
sluitend van een bepaalde kleine groep van ingezetenen.
Die vraag is door den kantonrechter van Amersfoort beves
tigend beantwoord. Hij heeft beslist, dat men hier te doen
heeft met het belang van een bepaalde groep van personen,
die niet eens, zoo voegde hij er aan toe, in de gemeente
behoeven te wonen. Ik geef evenwel toe, dat dit standpunt
over het algemeen in de jurisprudentie niet wordt ingenomen.
Sinds de Hooge Raad heeft uitgemaakt dat rechtsgeldig is
een verordening waarbij aan kappers verboden wordt Zon
dags hun winkels geopend te hebben, geef ik toe, dat er
alle kans bestaat, dat de Hooge Raad ook een verordening
houdende verbod van nachtarbeid door bakkers zal geldig
verklaren, al is, voorzoover mij bekend, daaromtrent door
ons hoogste Rechtscollege nog geen uitspraak gedaan. Burge
meester en Wethouders in hun meerderheid hebben echter
een ander juridisch bezwaar naar voren gebracht, wat door
den heer Briët is bestreden geworden. Wij zeggen: deze
verordening komt in strijd met art. 150 van de Gemeen
tewet. Dit artikel zegt: eene plaatselijke verordening mag
niet treden in hetgeen van algemeen rijksbelang is, en nu
meenen Burgemeester eri Wethouders, dat deze zaak er een
is van algemeen rijksbelang.
Wij lezen artikel 150 anders dan de heer Briët, en wel
zoo dat er onderwerpen zijn, die van nature behooren tot
het algemeen Rijksbelang eri dat die onderwerpen niet bij
gemeentelijke verordening geregeld mogen worden, terwijl de
heer Briët het artikel zoo opvat, dat alles, wat niet bij de
wet geregeld is, door de Gemeente geregeld zou mogen wor
den. Dan zou art. 151 van de Gemeentewet totaal overbodig
zijn. Ons standpunt is ook door prof. Fabius in den Amster-
damschen Raad gehuldigd, die ook betoogd heeft, dat een
verordening als deze in strijd komt met art. 150, omdat het
onderwerp een algemeen rijksbelang betreft. Waaruit blijkt
dat nu? Hieruit, dat al bij verschillende wetten de arbeid
is geregeld. Ik noem de Veiligheidswet, de Caisson wet, de
Steenhouwerswet. Daaruit blijkt, dat de regeling van den
bedrijfsarbeid van volwassen mannen als een onderwerp van
rijksbelang is aangeduid. Men zou daaraan ook de Arbeids
wet kunnen toevoegen. Maar voornamelijk blijkt het hieruit,
dat reeds door de Regeering tot tweemaal toe een ontwerp
van wet op den bakkersnachtarbeid bij de Tweede Kamer is
ingediend. Het ontwerp-Talma is zooals bekend is, verworpen,
maar op het oogenblik is er weer een ander ontwerp aan
hangig. Wel een bewijs, dunkt mij, dat wij hier te doen
hebben met een onderwerp van algemeen Rijksbelang.
Al zou men nu niet met deze juridische interpretatie mede
gaan, toch zou men nog het standpunt van de meerderheid
van Burgemeester en Wethouders kunnen deelen, want het
is toch in ieder geval wenschelijkdat dit onderwerp bij een
wet geregeld wordt. Wanneer men den nachtarbeid van bak
kers wil verbieden, is het om meer dan één reden wenschelijk,
dat dit gebeurt bij rijksregeling. Bij dit onderwerp spelen
locale omstandigheden geen rol. Dat is, zooals ook in ons
praeadvies staat, geen regeling die van nature bij de Ge
meente thuis behoort,- gelijk het straatvei keer en dergelijke.
Bij de winkelsluiting speelt het locale karakter nog meer
een rol dan bij den bakkersnachtarbeid. Daar zijn nog om
standigheden van plaatselijken aard in het spel, waarmede
rekening moet worden gehouden. Met den bakkersnacht
arbeid staat de zaak anders. Wanneer bakkersnachtarbeid
hier in Leiden verkeerd en ontoelaatbaar is. dan moet die
arbeid in het geheele land verboden zijn. Daarin zit niets
plaatselijks, dan moet het evengoed strafbaar zijn in Win
schoten en Vlissingen. ,lk kan dus niet toegeven, dat wij
hier iets hebben van plaatselijken aard. Daarom zal ook naar
mijn meening het publiek minder geneigd zijn, zich naar
zoo'n verordening te schikken; het zal des te eer trachten
op alle mogelijke wijzen zoo'n verordening te ontduiken,
hetgeen in den tegenwoordigen lijd helaas zoo veelvuldig voor
komt, wanneer men weet, dat, wat hier in Leiden verboden
is in een andere, misschien een aangrenzende gemeente, toe
gelaten is, en dit zal niet bevorderlijk zijn aan de hand
having der verordening. Ook dit argument pleit zeer zeker
voor een rijksregeling.
Allerlei bezwaren kunnen voorts bij een rijksregeling
veel beter onder oogen worden gezien dan bij het maken
van een gemeentelijke regeling. De vraag is gedaan, of door
een verbod van nachtarbeid, de arbeidsvoorwaarden van de
bakkersgezellen niet verslechterd zullen worden. Verder ook,
of het brood er niet duurder door zal worden. In den Am-
sterdamschen Raad heeft de Wethouder Vliegen toegegeven,
dat door een dergelijke verordening de mogelijkheid bestaat,
dat het. brood, al is het niet veel, duurder zal worden. Zijn
er geen bezwaren bij de continubedrijven? Moet er geen
overgangstijd gesteld worden voor de bedrijven, om zich aan
de nieuwe regeling aan te passen? Heeft bij dit onderwerp
ook soms invloed de nieuwe uitvinding, om brood langer
versch te houden? De heeren weten, dat die uitvinding is
gedaan; misschien kan die nog verandering brengen. Kan
dit niet ten gevolge hebben, dat de bakkers uit eigen be
weging den nachtarbeid gaan staken?
Er is nog een ander bezwaar tegen locale regeling en