DONDERDAG 17
OCTOBER 1918.
231
neer er 40 kleiaardappelen worden gedistribueerd, zou de
gemeente hebben bij te dragen f 70.000; wanneer er alleen
kleiaardappelen worden gedistribueerd, zou de gemeente hebben
te betalen f 175.000.—. Nu zou ik werkelijk willen vragen,
of de groote druk voor den minderen man wel ligt in den
prijs der aardappelen. Verschillende zaken zijn duur, onbillijk
duur zelfs, omdat een massa menschen van anderen profi
teered Rijk en gemeente grijpen zooveel mogelijk in, door
de levensmiddelen goedkooper te doen zijn. Nu de Regeering
den prijs der kleiaardappelen verlaagd heeft tot 8 cent acht
ik het niet noodig, dat de gemeente óók nog ingrijpt.
Voor zoover mij bekend is, wordt door geen enkele ge
meente reductie gegeven op den aardappelprijs. Dit is natuur
lijk geen reden om het hier niet te doen. Wij zouden best de
eerste kunnen zijn, maar er wordt hier altijd maar weer ver
langd, dat Leiden in alles de eerste is. Men moet niet ver
geten, dat vroeg of laat al die kosten betaald moeten worden
en dan zou het best kunnen zijn, dat er inwoners van de
gemeente waren, die zeiden: »wij hebben van Leiden genoeg".
Nu mag het onbillijk zijn, dat de meer gegoeden wegtrekken,
maar daar kan het gemeentebestuur niets aan doen.
Gesteld ook, dat hier en in Amsterdam en Rotterdam en
in nog enkele plaatsen de prijs der aardappelen weer op
6Va cent werd bepaald, dan zou men slechts weinig klachten
vernemen uit de overige plaatsen en dan zou de Regeering
gaan zeggen: deze zaak is reeds door de gemeenten geregeld
nu trekken wij er onze handen af. En juist daar gaat het
om. De groote steden hebben toch veel grooter lasten te
dragen dan het platte land en de kleine steden. Het zou
daarom zeer onpraktisch zijn als wij op dit voorstel ingingen,
al zou ook ik gaarne zien, dat de prijs was 6V2 cent per K.G.
Ik begrijp heel goed, dat, waar hier zoo'n groote fabrieks
bevolking is, er veel behoefte is aan aardappelen,'vooral door
het geringe rantsoen aan brood. Maar toch zouden wij van
dezen maatregel groote spijt hebben, omdat wij dan een
Regeeringsmaatregel in dien geest niet zouden krijgen.
Wel komt het mij wenschelijk voor, dat het gemeente
bestuur zich tot de Regeering wendt met het verzoek den
prijs, ook voor de kleiaardappelen tot 61/» cent te verlagen,
omdat dit voor een stad als deze werkelijk een kwestie van
groot belang is. Nu kan men zeggen: ja, maar men kan
kiezen tusschen klei- en zandaardappelen en de kleiaardappelen
zijn zooveel beter. Dit is echter niet het gevalnu eens krijgt
men kleiaardappelen gestuurd dan weer zandaardappelen, en
daarom is het billijk, dat op de Regeering aandrang wordt
uitgeoefend om, waar zij een halven stap heeft gedaan door
den prijs der kleiaardappelen van 97» tot 8 cent te verlagen,
den geheelen stap te doen en deti prijs op 6V2 cent te brengen.
Het is voor de gemeente een moeilijke kwestie en ik geloof,
dat wij verstandig zullen doen door op dit adres niet in te
gaan. Wij kunnen de gemeentefinanciën niet ruineeren; er
zijn zooveel andere uitgaven te doen. Wel moeten wij, zooals
ik zeide, aandrang op de Regeering uitoefenen en dan hoop
ik, dat meerdere gemeentebesturen ons daarin zullen volgen.
Ik stel daarom namens Burgemeester en Wethouders voor
afwijzend op dit adres te beschikken en ons College te machtigen
aan de Regeering te schrijven, dat het ons wenschelijk voorkomt
den prijs van de kleiaardappelen te stellen op het bedrag,
dat daarvoor ten vorigen jare gold.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik geloof met U, dat met de in
williging van dit verzoek een geweldig groot bedrag gemoeid
zou zijn, maar, terwijl U in de gelegenheid zijt rustig over
die zaken na te denken, worden wij plotseling voor een adres
gesteld en moeten wij daarover ineens een gedecideerd oordeel
vellen. Bij een zoo gewichtig punt als dit, zou ik het beter
achten, dat wij een schriftelijk praeadvies ontvingendan
konden wij thuis de zaak eens overdenken. Wij hebben cijfers
gehoord van f 70.000.en van f 175.000.
De Voorzitter. Als wij 40 kleiaardappelen krijgen, is
het f 70.000.—.
De heer Sijtsma. Voor de geheele bevolking, maar in het
adres wordt, als ik het goed verstaan heb, gevraagd een ver
laging van den prijs tot 6^ cent voor dat gedeelte der bevolking
hetwelk het minder goed kan betalen.
De Voorzitter. Dat is 85, zoo niet 90 #/o.
De heer Sijtsma. Dan zou het bedrag niet zoo hoog zijn
en daarop komt het in hoofdzaak aan. Ook ik wil wel aard
appelen eten voor 6| cent. Een burgerman gevoelt het
bezwaar van dien hoogen prijs ook, maar een arbeider, voor
wien aardappelen de hoofdschotel vormen, gevoelt dien het
meest, lemartd met een bejioorlijk inkomen kan die 8 cent
nog wel dragen, maar voor een arbeidersgezin is het ont
zettend moeielijk. Wij doen vele uitgaven, dat erken, ik maar
nu moeten wij kiezen en, wanneer wij een toeslag 'geven op
het hoofdvoedsel, vooral voor de arbeidersbevolking, doen wij
een goed werk. Gij hebt gesproken over het ruïneeren van
de gemeentefinanciën en het weggaan van ingezetenen uit
de gemeente, maar dat kan bij elk onderwerp, dat een uitgave
vordert, weer gezegd worden. Het is waar, maar wanneer
zulk een uitgave werkelijk noodig is, wanneer de bevolking
op deze manier niet kan rondkomen en haar gewone voedsel
niet kan krijgen, dan moeten wij over dat financieele bezwaar
heenstappen en op de een of andere wijze een voorziening
treffen. Wij moeten ons dan niet door vrees voor het weg
trekken van ingezetenen tot het doen van die uitgaven laten
weerhouden. Ik zeg niet, dat ik voor het geven van een
toeslag van gemeentewege op den prijs der kleiaardappelen
zal stemmen, maar, waar deze zaak het belang van de geheele
bevolking en van de belastingbetalende burgerij raakt, zou
ik gaarne een schriftelijk praeadvies vóór mij zien en stel ik
dus voor dit adres in handen van Burgemeester en Wethou
ders te stellen met verzoek daarover praeadvies uit te brengen.
De Voorzitter. Ik kan U antwoorden, dat ik geen bezwaar
heb een praeadvies uit te brengen, maar ik acht het over
bodig, waar het hier geldt een algemeene kwestie, die niet
alleen Leiden aangaat, maar het geheele land. Zooals ik heb
gezegd, doet geen enkele gemeente het. Het geheele systeem
wordt hierdoor gewijzigd. Men zou morgen met een zelfde
verzoek kunnen komen betreffende roode kool of iets anders.
Men kan voor Leiden geen uitzondering gaan maken, dat is
onmogelijk. Het gevolg zal wezen, dat het Rijk zich deze
zaak niet meer aantrekt en dat is het pernicieuse van het
geval. Het gevolg voor de gemeente zal zijn, dat men zegt:
in eene gemeente, die zich op deze wijze gaat ruïneeren, wil
ik niet meer wonen. Na den oorlog moet men tot liquidatie over
gaan. Hoe zal men dat kunnen met geruïneerde financiën? On
partijdig als ik tegenover deze quaestie sta, omdat het denkbeeld
mij symphatiek is, acht ik een praeadvies werkelijk niet noodig.
Wat nu de aardappelen betreft, ben ik er van overtuigd,
dat, wanneer men aan de menschen de keus liet, zij liever
de kleiaardappelen kochten van 8 cent, dan de veenaardappelen
van 572 cent.
Het gaat hier minder om de qualiteit als om de quantiteit
en de quantiteit is bepaald op 4 K.G.
Men wil hier telkens wat anders; het eerste request wordt
hier steeds door een tweede achterhaald. Ik ben er van over
tuigd, dat de geheele zaak deze is, dat de bevolking meer
aardappelen zou willen hebben.
Mocht men kiezen, dan kocht ieder de kleiaardappelen
tegen 8 cent.
Waar dit evenwel niet kan, zou ik willen, dat de prijs der
kleiaardappelen goedkooper was, maar ik zou het onverstan
dig vinden den prijs in Leiden goedkooper te stellen dan
elders. Op deze wijze zou men van de Regeering niets gedaan
krijgen.
Het geheele distributiebutiestelsel zit hieraan vast. Wanneer
men er mede zou willen beginnen dan zou ik zeggen: laten
wij dan maar liever de geheele distributiewet afschaffen. Lei
den kan toch niet een apart staatje of republiek worden in
den Staat der Nederlanden. Ik meen dat wij hiermede op het
verkeerde pad zijn.
De heer Sijtsma. M. d. V. Wij zijn niet op het verkeerde
pad. Wanneer wij een praeadvies ontvangen, kunnen wij deze
zaak heter overwegen. U spreekt over een republikeinschen
vorm, maar daar is het mij niet om te doen, slechts om een
praeadvies van Burgemeester en Wethouders.
De Voorzitter. Doet U dan een voorstel.
De heer Sijtsma. Ik heb reeds voorgesteld, dat Burgemeester
en Wethouders een praeadvies zouden uitbrengen.
De heer Pera. M.d.V. Na de glasheldere uiteenzetting, die gij
van de zaak gegeven hebt, mag er toch wel gevraagd worden
wwlke reden zou er nog wezen een praeadvies te vragen?
Voor mij althans bestaat die reden in het geheel niet. Ik zou
niets liever doen dan tot de vermindering van den prijs be
sluiten, maar de groote moeilijkheid, welke er aan verbonden
is, omdat wij nu eenmaal met het geheele land te rekenen
hebben, maakt het bezwaarlijk nu reeds een dergelijk besluit
te nemen. Wat wij later nog kunnen doen, is daaraan toe,
maar dan moet eerst geprobeerd worden of wij het bij de
Regeeiing niet zoover kunnen brengen, dat zij dien maat
regel zelve neemt. Dat wij op deze manier daar tusschen in
zouden loopen, komt mij niet gewenscht voor.
Wat het adres aangaat, na de door U gegeven toelichting
bestaat ei' voor mij geen reden de zaak uit te stellen en een
schriftelijk praeadvies te vragen.
Het voorstel van den heer Sijtsma wordt niet voldoende
ondersteund en kan derhalve geen onderwerp van beraadslaging
uitmaken.