DONDERDAG 17 OCTOBER 1918. 245 Vervolgens wordt het voorstel a, 2 »om afwijzend te be schikken op het adres van het bestuur der afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers in zake de afschaffing van het z.g. ambulantisme op de herhalinsschool voor jongens", in stemming gebracht en met 19 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren Jaeger, Reimeringer, de Lange, A. Mulder. Zwiers, Knappert, Bots, van der Pot, van der Lip, J. P. Mulder, Sasse, Briët, Pera, Boot, Timp, Hoogenboom, Huurman, van Tol en van Romburgh. Tegen stemmen de heeren Wilmer, Sijtsma, Üostdam, Eerdmans, Fokker en van .der Eist. Vervolgens wordt voorstel b zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De heer Huurman verlaat de vergadering. De Voorzitter. Nu het reeds zoo laat is geworden en er nog twee gewichtige punten te behandelen zijn, stel ik voor daarvoor een vergadering te beleggen tegen heden over een week. Aldus wordt besloten. De Voorzitter. Thans zijn wij aan de rondvraag gekomen. Wenscht iemand nog een korte opmerking te maken in het belang van de gemeente De heer Oöstdam. M. d. V. Mijn aandacht is gevallen op een advertentie in de bladen, waarin gevraagd wordt een bediende ten Raadhuize, die getrouwd moet wezen en dan een salaris ontvangt van f 700. Dat wordt blijkbaar zoo hoog geacht, dat er gauw 150 wordt afgetrokken voor het genot van vrije woning, vuur en licht. Er blijft dus f 550 over, waarvan die man en zijn vrouw moet leven. Een weekloon van f 11 voor iemand in gemeentelijken dienst, terwijl men voor dat bedrag tegenwoordig nauwelijks een paar schoenen kan koopen. Ik geloof dat Burgemeester en Wethouders niet schriel uitgevallen zijn, en ik heb gedacht: zou er voor dien bediende misschien nog al wat afvallen, zoodat hij het met die f 11 niet behoeft te doen? Moet die man van die 11 leven, zou ik willen vragen? De Voorzitter. Bedoelt U eene interpellatie of eene vraag? De "heer üostdam. Eene vraag, Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter. Dan heb ik hieromtrent slechts op te mer ken, dat U het antwoord kunt lezen in de verordening door den Raad aangenomen. De bezoldiging van den bediende, die ingedeeld is als concierge A, is geregeld in staat D. Waarom U dus deze vraag tot mij richt, is mij onbegrijpelijk. Niemand daarna meer het woord verlangende, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 17