244
DONDERDAG 17
OCTOBER 1918.
gevoerd, dat van ervaren leerkrachten van 40 tot 60 jaar,
gelijk aan die school verbonden zijn, toch wel raag worden
aangenomen, dat zij zonder toezicht hun plicht zullen doen.
Wat de werkzaamheden van het hoofd betreft, zooals het
onderhoud met ouders en werkgevers, ik geloof niet, dat zulks
zoo'n vaart zal loopen. Men late die belanghebbenden voor of
na schooltijd komen, dan is het tijd genoeg om met het hoofd
te spreken.
De heer Fokker. Dan moet het hoofd naar Voorschoten.
De heer Oostdam. Ja, als die mijnheer naar Voorschoten
moet, zal hij het misschien te druk hebben en niet eenigen
tijd kunnen geven aan die ouders en werkgevers. Ik geloof
echter niet, dat het noodig is voor herhalingsscholen er een
ambulant hoofd op na te houden. Het zou eenige bezuiniging
geven, indien wij het hoofd daar een klasse konden laten waar
nemen. Waarschijnlijk zullen wij binnen niet al te langen tijd veel
voor het onderwijs hetfben te geven, wat de salarissen betreft,
zoodat aan den anderen kant wel een bezuiniging welkom zal
zijn door aan de hoofden van de herhalingscholen een klasse
te geven. Dat kan dunkt mij best gebeuren.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou mij gaarne willen aan
sluiten bij de woorden van den heer Oostdam. Ik had niet
het voornemen vandaag over het ambulantisme te spreken,
maar ik wil er nu toch even op wijzen, dat, .toen wij onlangs
deze zaak lang en breed hebben behandeld, weliswaar de
afschaffing van het ambulantisme is afgestemd, maar men
toen niet op het oog had de herhalingsscholen waaromtrent
de heer Oostdam zegt, dat er allen oudere krachten aan werk
zaam zijn. Ik geloof, dat wij verslandig zouden doen door
eens te breken met de gewoonte om altijd door dik en dun
de hoofden ambulant te doen zijn, en daarom zou ik in den
geest van het gesprokene door den heer Oostdam een stemming
willen uitlokken om uit te maken of de heeren zulke voor
standers van het ambulantisme zijn, dat zij dit ook voor deze
scholen zouden willen vastleggen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik sluit mij gaarne aan bij de
betoogen van de heeren Sijtsma en Oostdam, maar wij moeten
tot een practisch resultaat komen en daarom zouden dunkt
mij Burgemeester en Wethouders hun voorstel a in tweeën
moeten splitsen, bijvoorbeeld aldus:
a. afwijzend te beschikken op het adres van het bestuur
der afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onder
wijzers in zake de aanwijzing van eene tweede herhalingsschool
voor jongens;
b. afwijzend te beschikken op het adres van het bestuur
der afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onder
wijzers in zake de afschaffing van het zoogenaamde ambulan
tisme op de herhalingsschool voor jongens.
De Raad zal dan afzonderlijk over die beide punten kunnen
stemmen. Werd het voorstel ongesplitst in stemming gebracht,
dan zouden de leden, die het eerste willen, maar het tweede
niet, tegen het geheele voorstel moeten stemmen.
De Voorzitter. Ik ben bereid daarover twee stemmingen
te houden, maar daarom kunnen de heeren nu wel over het
voorstel a in zijn geheel debatteeren.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou gaarne even willen
opmerken, dat ik mij niet kan vereenigen met het standpunt,
hier door de heeren Sijtsma en Oostdam verdedigd. Ook ik
ben een voorstander van de afschaffing van het ambulan
tisme, zooals genoegzaam is gebleken, toen onlangs over deze
zaak uitvoerig in dezen Raad is gesproken, maar de voorstanders
van het ambulantisme hebben altijd dit vooropgesteld, dat
die afschaffing moet beginnen bij de kleine scholen en dat
men pas, als de proef daar blijkt te voldoen, tot de grootere
scholen moet overgaan, terwijl men bij de allergrootste scholen
het ambulantisme wellicht zal moeten behouden. Dit is al
thans mijn standpunt en hier hebben wij niet te doen met
een kleine school, waarvan men kan zeggen, dat zij geschikt
is om er eens een proef mee te nemen. Deze school telt tien
klassen, daar er verscheidene klassen zijn, welke parallel-
afdeelingen hebben, één zelfs drie. Daarom lijkt mij deze
school heel ongeschikt om er een proef te nemen met de
afschaffing van het ambulantisme.
Jk stel er prijs op dit te zeggen, omdat, waar ik mijn
stem zal uitbrengen vóór het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, dit niet bewijst dat ik ten opzichte van de
zaak in het algemeen van standpunt zou zijn veranderd.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik wensch een enkel woord
toe te voegen aan hetgeen door den heer van der Pot is ge
zegd. Het is volkomen waar, dat dit geen kleine school is en
dat degenen, die in principe tegen de afschaffing van het
ambulantisme geen bezwaar hebben, zich nog weieens goed
mogen bedenken alvorens zij tot afschaffing van het ambu
lantisme aan deze school overgaan.
De heer Oostdam heeft in de eerste plaats gezegdmen
kan aan deze school het ambulantisme wel afschaffen, want
de leerkrachten, die er aan verbonden zijn, zijn ervaren
krachten.
Bovendien zegt hij, het onderhoud met ouders en werk
gevers enz. zal zoo'n vaart niet loopen. Ik geloof, dat de heer
Oostdam wat al te gemakkelijk over de bezwaren heenloopt.
Dat men ervaren leerkrachten heeft doet natuurlijk weinig
terzake. De reden is deze dat het hoofd der school tamelijk
veel werk heeft. Hij moet o. a. besprekingen houden met
ouders en werkgevers, de absenten opnemen, brieven beant
woorden, inlichtingen verstrekken, nagaan of de jongens op
tijd komen en weggaan, maandelijks het schoolgeld innen,
hiervan de administratie houden enz. Er is dus vooitdurend
werk voor hem. En, hierop dient vooral gelet te worden,
het hoofd heeft overdag zijn andere bezigheden, want hij is
tevens verbonden aan een dagschool.
De heer Oostdam. Voorschoten.
De heer van der Lip. Wanneer het hoofd van 7 tot 9
voor de klas moet staan, moeten al die werkzaamheden voor
of na dien tijd gebeuren en dit mag, dunkt mij, nooit van
hem gevergd worden.
Er is ook op gewezen dat het hoofd van de herhalings
school voor meisjes ook wel ambulant is. Dit is echter een
heel ander geval. Ten eerste is deze school veel kleiner. Zij
telt 5 klassen, de jongensschool 10. Verder geven de meisjes
zooals te begrijpen is, ook minder last dan de jongens. En
eindelijk staat het hoofd niet altijd voor de klas. Als de
meisjes handwerken hebben is het hoofd vrij en kan hij zijn
werk verrichten.
Ik wil er ook nog aan herinneren dat in 1909 en toen
was de school nog zooveel kleiner dan thans het ambu
lantisme juist is ingevoerd, omdat in de praktijk gebleken was
dat er, wanneer het hoofd een eigen klas had, van algemeen
toezicht en leiding-geven geen sprake kon zijn en bovendien
dat het werk van het hoofd te veel omvattend was om het
allemaal buiten schooltijd te kunnen verrichten.
Ik zou het een stap in de verkeerde richting vinden wanneer
wij nu hierop weer zouden terugkomen.
De heer Eerdmans. M. d. V. Er wordt gezegd: het is geen
kleine school, maar een groote school. Ik heb gehoord dat
het aantal leerlingen bedraagt 165. Nu weet ik niet, of deze
school klein of groot moet worden genoemd. Groot dacht ik,
dat een school was van 500 a 600 leerlingen, maar ik weet
niet, of ik eene school van 165 leerlingen groot of klein
moet noemen.
De heer Oostdam. M. d. V. Ik geloof, dat deze school bij
uitstek geschikt is voor een proefneming met de afschaffing
van het ambulantisme. Het is niet zoo'n groote en ook niet
zoo'n kleine school. Met de meisjesschool gaat het best; laten
wij het nu ook eens probeeren op deze jongensschool.
Het hoofd van de school kan het werk, dat hij moet ver
richten, best voor of na schooltijd doen. Ik zie niet in, dat
een schoolhoofd den zelfden werktijd zou moeten hebben als
de gewone onderwijzers. Hij krijgt meer salaris, dus kan er
ook meer voor doen. Het administratief werk voor eene
herhalingsschool is zoo heel veel niet. Het hoofd behoeft er
b.v. geen staat voor de Leerplichtwet bij te houden. Wij
konden best een proef nemen en die zou m.i. best bevallen.
De heer Fokker. M. d. V. Het hoofd van de school zal
wel wat meer werk hebben o. a. de correspondentie met de
ouders en do werkgevers, maar daaryoor ontvangt hij toch
ook meer traktement,, dat is volkomen rationeel.
De heer Briët. M. d. V. Ik vind voor eene proefneming
dit een slecht geval. Het is toch eene bijbetrekking, die hier
wordt vervuld. De gewone betrekking van hoofd der school
is er eene, waaraan men al zijn tijd en kracht moet geven.
Maar hier is het zuiver een bijbetrekking, waar de onder
wijzer enkele uren in den avond beschikbaar moet zijn, en
dan van die man te eischen, dat hij zeer veel werk verricht,
vind ik bezwaarlijk. Dit geval is daarom voor proefneming
weinig geschikt. Men moei daarvoor nemen een kleine school,
waar men van het hoofd alles kan vergen, wat hier niet ge
schieden kan.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel a, 1 »om afwijzend te beschikken op het adres
van het bestuur der afdeeling Leiden van den Bond van
Nederlandsche Onderwijzers in zake de aanwijzing van eene
tweede herhalingsschool voor jongens", wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.