DONDERDAG 17 OCTOBER 1918. 243 Zij zullen de gelegenheid ontvangen zich te oefenen. Het eigenaardige van de padvinders is evenwel hun pakje, daarin zullen de nieuwelingen op de een of andere wijze moeten worden geholpen. Hoe zal dit kunnen gebeuren? Dit blijft voor ons in het duister, het resultaat van de aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wethou ders zal zijn, dat de Padvinders gelegenheid krijgen om zich te oefenen, maar op welke wijze hierdoor mogelijk zal wor den, dat de padvinderij zich uitbreidt onder de arbeidende bevolking blijkt niet. Wanneer deze vereeniging er een potje opna hield, er contribuanten waren en er uit de kas hulp verleend kon worden aan onbemiddelden, dan zou men nog eenig idee kunnen krijgen van de bedoeling en het nut van dit voorstel, maar voor zoover ik kan zien, zal het resultaat van het voorstel van Burgemeester en Wethouders geen ander zijn dan dat aan de tegenwoordige vereeniging de gelegenheid tot oefenen wordt gegeven. De heer van der Lip. Mag dat dan niet? De heer Pera. Maar daarom is niet gevraagd. Men mag aannemen, dat de jongelui, die tegenwoordig aan de pad vinderij doen, wel in staat zijn het een en ander te betalen. Wanneer wij niets vernemen van den financieëlen toestand der vereeniging, dan zie ik niet in, dat wij op deze wijze steun behoeven te verleenen. De heer van der Pot. M. d. V. De laatste zinsnede van de rede van den heer Pera begrijp ik niet, omdat ik uit de rest van zijn betoog heb afgeleid, dat hij verder wil gaan dan Burgemeester en Wethouders en aan deze vereeniging ook steun in den vorm van een subsidie wil geven. Men kan een vereeniging in tweeërlei vorm steunen: vooreerst door haar subsidie te geven en in de tweede plaats door haar uitgaven te besparen. Dat komt betrekkelijk op hetzelfde neer en, waar Burgemeester en Wethouders meenden zuinig te moeten zijn met subsidiën, ook in het idee* dat dit de instem ming heeft van den Raad onder de tegenwoordige omstan digheden, hebben zij hier geen vrijheid gevonden om met een bepaald voorstel tot het toekennen van subsidie te komen, maar hebben zij voorgesteld de vereeniging te steunen op een wijze, welke gemakkelijk is, namelijk door haar een uit gave, welke zij anders moest doen, te besparen. Financieel komt dit voor de vereeniging zooals ik reeds zeide, op het zelfde neer. Het doel, zooals dat in het request omschreven wordt, namelijk om meer jongens uit de volksklasse te trek ken, kan op deze wijze even goed worden bereikt als wan neer een subsidie wordt gegeven. De geldmiddelen worden ontlast van de huur van een lokaal, welke de vereeniging anders had moeten betalen. De heer Pera. M. d. V. Het is een aardige handige zet van onzen geachten Wethouder om het zoo te draaien, dat ik nog iets meer zou willen toestaan van gemeentewege. Men kent mij anders genoeg om te weten, dat ik altijd op den voorgrond stel, dat, waar van gemeentewege steun wordt verleend, men moet beginnen te toonen iets na te streven waarvoor men zplf iets over heeft. Daaromtrent komen wij hier niets te weten Het doel, waarvan men zich voorstelt, dat het langs dezen weg kan worden bevorderd, is geen reden dit voorstel aan te nemen en daarvan goede verwachtingen te hebben. Als men kon zeggen: kijk eens, wij werken ook voor de massa van het volk, en dat doen wij en dit doen wij, maar om dat alles tot zijn recht te doen komen moeten wij wat financieelen steun hebben", dan stond de zaak anders, maar daarvan weten wij hier niets. De heer Sijtsma. M. d. V. De geachte Wethouder heeft zich in het geheel niet verdiept in mijn opmerking: hoe komt het, dat men aan andere vereenigingen als volksvereenigingen om een hoogere huur voor lokalen vraagt, terwijl men hier een lokaliteit voor niemendal wil geven? Men stelt hier een precedent. Straks komt een gymnastiek vereeniging en zegt: »ik wil met de jongens uit het volk oefening houden" en dan zal men die ook in de gelegenheid moeten stellen een lokaal gratis te gebruiken. Wij begeven ons dus op een gevaarlijk pad. Er zijn geen cijfers genoemd en we weten dus niet welke middelen die vereeniging heeft. Als men de feestenen uitvoeringen van die knapen ziet, krijgt men niet den indruk dat de leden van de vereeniging de kosten voor het opnemen van die jongens uit het volk niet uit eigen middelen zouden kunen betalen. Het is trouwens niet meer dan' een boon in een brouwketel, wanneer wij dat zaaltje gratis afstaan. Het is slechts een bewijs van sympathie, maar dat ons duur zal komen te staan, want dan komen andere vereenigingen, welke even nuttig zijn, hetzelfde vragen. Het is daarom veel beter het verzoek af te wijzen. De heer van der Pot. M. d. V. De heer Sijtsma vraagt waarom hier een zaal gratis zal worden gegeven, terwijl van andere vereenigingen een hoogeie huur voor de localiteiten, welke zij in gebruik hebben, wordt gevorderd. De heer Sijtsma vergeet echter, dat voor die andere vereenigingen die zaalhuur vrijwel de eenige uitgave is naast die voor den leider, terwijl deze vereeniging van padvinders daar naast nog tal van andere uitgaven heeft. De leden van deze vereeniging gaan 's zomers naar een kamp, wat allerlei uitgaven met zich zal brengen. Bovendien hebben de leden zich een uniform aan te schaften, wat ook heel veel kost. Waar dus reeds uit anderen hoofde aanzienlijke lasten worden opgelegd aan de jongens, welke aan een dergelijke vereeniging deelnemen, kan men moeilijk van hen vergen, dat zij, als er iets gedaan wordt om anderen tot zich te trekken, daarin ook nog zullen bijdragen. Dat zou gaan, als de leden alleen uit de hoogere standen werden gerecruteerd, maar dat is volstrekt het geval niet. Men geeft bij aanneming van dit voorstel alleen een zekere tegemoetkoming in den voor de gemeente licht te dragen vorm, waarin dat wordt voorgesteld. Mij dunkt dat de vergelijking met andere vereenigingen als gymnastiekvereenigingen hier niet opgaat. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en aangenomen met 13 tegen 12 stemmen. Vóór stemmen de heeren Jaeger, Reimeringer, A. Mulder, Bots, van der Pot, van der Lip, J. P. Mulder, Fokker, Sasse, van der Eist, Briët, Timp en Hoogenboom. Tegen stemmen de heeren Wilmer, Sijtsma, de Lange, Oostdam, Zwiers, Knappert, Eerdmans, Pera, Boot, Huurman, van Tol en van Romburgh. XXI. Praeadvies op het verzoek van de vereeniging Zuige lingenzorg om toekenning van een verhoogd subsidie voor 1919. (Zie Ing. St. No. 265.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van Romburgh. M. d. Y. Ik kan geen vrijheid vinden voor de voorstellen XXI en XXII te stemmen, omdat ik meen, dat de toestand der gemeentefinanciën van dien aard is, dat niet meer mag worden overgegaan tot het verleenen van nieuwe subsidiën of het verhoogen van reeds verleende subsidiën. De heer Fokker. In tegenstelling met den heer van Rom burgh zou ik willen opmerken, dat men niet alleen moet vragen naar den financiëelen 'toestand der gemeente, maar ook of deze vereeniging deze subsidie zoo hoog noodig heeft, dat het gemeentebelang de uitgave vordert. Waar ik weet, dat het geld zeer nuttig wordt besteed en de verhoogde subsidie niet kan werden gemist, daar meen ik de volle vrij heid te hebben vóór het voorstel van Burgemeester en Wet houders te stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en aangenomen met 21 tegen 4 stemmen. Vóór stemmen de heeren Wilmer, Jaeger, Sijtsma, Reime ringer, Oostdam, Zwiers, Knappert, Bots, van der Pot ,van der Lip, J. P Mulder, Eerdmans, Fokker, Sasse, van der Eist, Briët, Pera, Boot, Timp, Hoogenboom en van Tol. Tegen stemmen de heeren de Larige, A. Mulder, Huurman en van Romburgh. XXIL Praeadvies op het verzoek van de vereeniging Tehuis voor Schoolgaande kinderen om toekenning van een jaar lij ksche subsidie. (Zie Ing. St. No. 266). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het praeadvies besloten. XX11I. Praeadvies op de verzoeken van de afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers in zake de oprichting van een tweede herhalingsschool voor jongens en de afschaffing van het zoogenaamde ambulantisme op de her halingsschool voor jongens. (Zie Ing. St. No. 267). De beraadslaging wordt geopend. De heer Oostdam. M. d. V. Ik heb uit de stukken nog niet de overtuiging kunnen krijgen, dat op eene herhalings school een ambulant hoofd werkelijk noodig is. Zeer terecht wordt door den »Bond van Nederlandsche Onderwijzers" aan-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 15