216
DONDERDAG 26
SEPTEMBER 1918.
De Voorzitter. Dit adres luidt als volgt:
»Aan: Den Heeren Burgemeester en Wethouders en
Gemeenteraad der Gemeente Leiden.
Mijne Heeren,
De Revolutionair Socialistische Vrouwenbond dringt er bij
U op aan, de Gasprijzen ten spoedigst te herzien en deze
terug te brengen op de prijs die gold voor 1914. De minimum
verlaging zooals wij die in het Leidsch Dagblad lezen, brengt
ons geen verlichting. De rekeningen van het gas eiken maand
is voor ons vrouwen niet te betalen. Sommigen moeten het
geld er zelfs voor leenen en wij gebruiken toch niet meer
dan het hoog noodige."
Wat dit punt betreft, stel ik voor dit adres te behandelen
bij punt XV.
Het adres vervolgt aldus:
»Verder eischen wij van IJ vermeerdering van het rantsoen
levensmiddelen. Wij hebben te kort aan alles, bijna geen
brood, geen aardappelen, geen vet enz. enz."
Wat dit punt betreft wil ik opmerken, dat waar deze bond
zich is gaan bewegen op politiek terrein, hij den goeden toon
had moeten weten te bewaren, wat met deze zinsnede niet
het geval is. Wanneer men zich politiek mondig wil maken,
dan zie ik niet in, waarom men de goede vormen niet in
acht zou kunnen blijven nemen. Ik raad het bestuur van
dezen bond aan dit in het vervolg te doen. De Voorzitster van
dezen Bond is bij mij in de kamer geweest en heeft daar
zeer behoorlijk met mij geconverseerd, al heb ik tot mijne
verbazing opgemerkt, dat men ook in dien bond onderscheid
van stand maakt, daar deze dame zich aan mij voorstelde
als mevrouw en de dame, die haar vergezelde, als juffrouw
ofschoon deze ook gehuwd was. Ik weet niet of dat gebrui
kelijk is.
Wat de zaak zelve betreft, moet ik aan de dames, met wie
ik mij toen onderhield, duidelijk hebben gemaakt, dat hetgeen
hier van de gemeente gevraagd wordt iets is, dat niet kan
gegeven worden, dat brood, aardappelen en vet gelijkelijk
over geheel Nederland worden gerantsoeneerd en dat men,
als er niet meer is, ook niet meer kan geven. Als ik 10 knikkers
moet verdeelen over 10 jongens, kan ik onmogelijk meer dan
één knikker aan eiken jongen geven. Zoo is het ook hier. Ik
krijg een zekere hoeveelheid levensmiddelen van de Regeering
en het is begrijpelijk, dat ik die gelijkelijk op de bons onder
allen verdeel.
Nu kan men aanvoeren: »De Regeering kan meer geven
en gij geeft U er geen moeite voor meer te krijgen", maar
ik heb hier medegedeeld die mededeeling is ook in de courant
verschenen dat door het gemeentebestuur is gevraagd of
het niet mogelijk zou zijn om, nu de wintergroenten er nog
niet zijn, meer ander voedsel te verstrekken. Ik heb daarop
het volgende antwoord ontvangen
»'s-Gravenhage, 24 September 1918.
In antwoord op neven vermeld schrijven heb ik de eer U
mede te deelen, dat het momenteel niet doenlijk gebleken is
de bestaande rantsoenen ook maar eenigerrnate te verhoogen.
Wanneer de opbrengst van den nieuwen oogst ter be
schikking is zal natuurlijkerwijze weer verstrekking van peul
vruchten plaats vinden. Of evenwel alsdan zal kunnen worden
overgegaan tot verhooging van het gort en havermoutransoen
meen ik vooralsnog te moeten betwijfelen. Van het artikel
rijst is de voorraad zóó gering, dat deze in tie eerste plaats
moet bewaard blijven voor de voedselvoorziening van zieken
en zwakken.
De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel
Voor den Minister,
De Directeur-Generaal der Afdeeling Crisiszaken,
Aan den Heer Burgemeester van Leiden".
De heeren zien, dat wij diligent blijven om meer van de
Regeering te krijgen, en zij hooren thans het antwoord van de
Regeering. Daar het gemeentebestuur een zekere hoeveel
heid levensmiddelen en niet meer krijgt en het die hoeveel
heid gelijk op bons onder de ingezetenen verdeelt, hetgeen
die dames na met mij te hebben geconfereerd beslist konden
weten, lijkt mij hetgeen requestranten doen het vragen
naar iets, waarvan men weet, dat het niet kan gegeven
worden, niet door onwil, doch door onmacht. Ik geloof, dat te
veel vergeten wordt, dat er oorlog is. Men moet niet op de
autoriteiten afgeven, die zeiven in een moeielijke positie ver-
keeren. Even moeielijk als die menschen tegenover hun gezinnen
staan, slaat het gemeentebestuur tegenover de ingezetenen.
Ik heb niet meer en kan daarom niet meer geven. Die dames
kunnen en moeten dat weten
Bovendien kan ik mededeelen, dat het gemeentebestuur,
in adhaesie met dat van Amsterdam, heeft gevraagd of wij
goedkoopere kleiaardappelen konden krijgen, waarop wij het
volgend antwoord hebben ontvangen:
»'s-Gravenhage, 24 September 1918.
Naar aanleiding van Uw nevenvermeld schrijven heb ik
de eer U mede te deelen, dat door mijn ambtsvoorganger
in de Memorie van Toelichting en de Memorie van Ant
woord op het Levensmiddelenontwerp 1918, alsmede bij de
terzake gehouden debatten der Tweede Kamer, de toezegging
is gedaan, de kleiaardappelen tegen den kostenden prijs te
distribueeren gedurende het tijdvak, dat goedkoope zand- en
veenaardappelen beschikbaar worden gesteld.
Zonder nader overleg met de Staten-Generaal kan ik der
halve tot verlaging ran den maximumprijs voor kleiaard
appelen niet overgaan.
De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel,
Voor den Minister,
De Secretaris-Generaal.
{get.) Versteeg.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
der gemeente Leiden."
Wanneer men nu moeite wil doen om wel verlaging van
prijs te krijgen het gemeentebestuur heeft met allen aan
drang het zijne daartoe gedaan dan moet men zich ver
voegen bij degenen, die daartoe competent zijn, en niet het
gemeentebestuur lastig vallen om dingen, waaraan het met
den besten wil ter wereld niets kan doen.
Het adres vervolgt:
»Het vleesch is voor ons onbereikbaar daar het te duur is.
Wij zouden U willen voorstellen de arbeiders vleesch op de
vleeschkaart te laten koopen voor de prijs van f 0,65 cent
per pond, het zoogenaamde goedkopen vleesch aan het abat
toir, is verkrijgbaar; eens in de 6 weken en kan dus be
zwaarlijk als voedingsmiddel geteld worden."
Zooals de Raad weet, is sinds kort vleesch beschikbaar gesteld.
Hier is ingevoerd een distributiestelsel, dat de vergelijking
met andere steden gerust kan doorstaan. Het vleesch kost
f 1.05 per pond. Nu kan men gemakkelijk vragen het vleesch
te doen verkoopen voor 65 cent per pond, maar daartoe zie
ik geen kans. Dit is slechts mogelijk, wanneer er eene alge-
meene rijksdistributieregeling wordt ingevoerd. Nu was de
Regeering van plan na 1 October eene vleeschdistributie in
te voeren, terwijl voor de gemeenten van af 1 September tot
1 October koeien verkrijgbaar werden gesteld. De gemeenten
moesten zelf ter dekking van de kosten den maximumprijs
vaststellen. Nu heeft de nieuwe Minister gezegd, dat er voor-
loopig niets van eene distributie van goedkoop vleesch zal
komen. Wij zullen derhalve hebben af te wachten, wat de
Minister zal bepalen. Wat het goedkoope vleesch van het
abattoir betreft, moet ik mededeelen, dat dit slechts beschik
baar wordt gesteld voor gezinshoofden met een inkomen van
minder dan f 1000. De middenstand en de gegoede stand waren
dus verstoken van vleesch, terwijl zij met een inkomen be
neden de 1000 wel vleesch konden krijgen. Dat men slechts
om de 6 weken vleesch kon krijgen, komt hierdoor, dat er
niet meer voorraad aanwezig is, en men derhalve zijn beurt
moet afwachten.
Nu is het waar, dat het bonsysteem dit tegen heeft, dat
degene, die aan een bepaald levensmiddel het meeste behoefte
heeft, dikwijls die behoefte niet kan bevredigen. Zoodra men
de waren op bons gaat verkoopen, worden die waren ook
gekocht door hen, die anders niet zouden koopen. Het bon
systeem heeft dus veroorzaakt, dat er eene grootere aanvrage
is dan vroeger Alles wordt nu opgevraagd.
Zooals ik zei, het goedkoope vleesch was slechts beschik
baar voor die bepaalde categorie. Nu is er vleesch van 1,05
per pond bij gekomen. Wij moeten verder afwachten, wat
de Minister zal beslissen. Ik wil wel met den directeur van
het abattoir overwegen, of het mogelijk zal zijn den prijs
van het goedkoope vleesch te verlagen, terwijl het duurdere
dan hooger zal moeten worden.
Het ongelukkige is evenwel, dat het met de distributie van
vleesch niet gaat als bij de distributie van boonen. Van. boonen
krijgt ieder het zelfde, terwijl een koe vleesch heeft van ver
schillende qualiteit. Dit maakt het zoo moeilijk om billijke
verdeeling tot stand te brengen. Men moet niet vergeten,
dat wanneer het duurdere vleesch nog duurder wordt, ver
schillende menschen, die het duurdere vleesch zouden moeten
koopen, het goedkoope vleesch prefereeren, omdat daar ook
(get). VAN DER LOEFF.