214
DONDERDAG 26 SEPTEMBER 1918.
Aalberse, die bier zoovele jaren nuttig is werkzaam geweest, ook
een paar jaren als Wethouder, thans afscheid neemt als lid van
den Raad. De heer Aalberse was iemand, die in dezen Raad
gezag had, die, wanneer hij sprak, kon rekenen op een luiste
rend oor. Niet, dat hij zoo menigmaal het woord nam, maar
wanneer hij het woord voerde, was het steeds een woord met
inhoud, zoodat iedereen steeds met de grootste aandacht luis
terde naar hetgeen de heer Aalberse hier in het midden te
brengen had. Trouwens ook de vorm en de woordenkeus
waren steeds buitengewoon goed, zoodat iedereen ook daarom
gaarne naar hem luisterde.
Verder heeft hij zich hier steeds gedragen als een zeer wel
willend man, prettig in den omgang en in het debat altijd
hoffelijk: ofschoon hij soms een scherpen degen had, kwetste
hij daarmede niemand.
De heer Aalberse dankt ons voor de waardeering en voor
de sympathie, welke hij hier heeft mogen ondervinden, en
ik meen, dat wij wederkeerig mogen zeggen, dat wij waardee
ring en sympathie voor hem gevoelden. Maar niet alleen wij ver
liezen veel aan hem ook ons college, want, als hij onze plannen
goed vond, steunde hij ze met kracht ook in den engeren
kring, waarin hij zich bewoog, zooals iedereen zich in een rui
meren en een engeren kring beweegt, zal aan hem veel ver
loren worden, omdat hij in vele zaken, speciaal Katholieke,
een groote steun was. Ik bedoel speciaal de Katholieke Sociale
Actie, welke door de verandering van werkkring van den
heer Aalberse veel zal verliezen.
Ik geloof, dat ik hier het best den brief mondeling kan
beantwoorden door te zeggen, dat ook wij hopen, dat de heer
Aalberse in zijn nieuwen werkkring met liefde mag blijven
denken aan zijn geboortestad, dat hij de stad Leiden, onzen
Raad en het college van Burgemeester en Wethouders in
vriendelijk aandenken zal blijven houden. Ik meende hier een
enkel woord te moeten zeggen in antwoord op den zoo
vriendelijken afscheidsbrief, welken de heer Aalberse tot ons
heeft gericht. Ik weet, dat hij persoonlijk van ons afscheid
zou hebben genomen, indien hij deze vergadering had kunnen
bijwonen en niet verhinderd was geweest, doordat hij reeds niet
meer lid van dezen Raad is. (Teekenen van instemming.)
Ik stel thans voor dit schrijven voor kennisgeving aan te
nemen.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming besloten.
2°. Beschikking van Gedep. Staten op bezwaarschriften tegen
aanslagen in de plaatselijke directe belasting.
3°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed
gekeurde raadsbesluiten tot aaukoop van de perceelen Garen-
markt 2, 4 en 6 en tot beschikbaarstelling van de voor dien
aankoop benoodigde gelden.
4°. Mededeeling van S. de Boer Azn. dat hij aanneemt de
benoeming tot: lid der Commissie voor het Openbaar Slacht
huis, lid der Commissie voor het Marktwezen, plaatsvervangend
lid der Commissie van onderzoek der bezwaarschriften tegen
aanslagen in de plaatselijke directe belasting.
5°. Mededeeling van Dr. P. J Blok en F. H. Verster
dat zij hunne benoeming tot lid der Commissie voor het
Stedelijk Museum, »de Lakenhal'' aannemen.
6°. Mededeeling van P. J. Mulder dat hij de benoeming tot
lid van het Bestuur der Stedelijke Werkinrichting aanneemt.
7°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed-
gekeuide raadsbesluiten tot overname in eigendom en onder
houd bij de gemeente van eenige strooken gronds aan de
Witte Rozenstraat en tot overbrenging van het dienstjaar
1917 op dat van 1918 van de benoodigde gelden voor de vol
doening van eenige onbetaald gebleven vorderingen en tot
voldoening van gelden uit den post voor Onvoorziene Uitgaven
voor 1918.
8°. Mededeeling van den Minister van Binnenlandsche Zaken
dat ten behoeve van het Gymnasium voor 1918 een Rijks
subsidie is verleend ad f 17073.
9°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurde raadsbesluit tot verkoop van een gedeelte grasberm
langs den Haarlemmertrekvaartweg aan 11. van Zonnevelden
J. Philippo.
10°. Mededeeling van den Minister van Binnenlandsche
Zaken dat de raadsbesluiten tot tijdelijke benoeming van Dr.
C. de Jong en Jhr. P. J. van Winter tot leeraren aan het
Gymnasium worden goedgekeurd.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van de Leidsche Vereeniging van handelaren in
aardappelen, groenten en fruit, om bij de behandeling van een
voorstel in zake vervroegde winkelsluiting rekening te houden
met de handelaren in fruit.
Dit adres luidt als volgt:
«Leiden, 30 Aug. 1918.
Edelachtbare Heeren!
Met verschuldigde eerbied verzoeken oudergeteekenden
respectievelijk voorzitter en 2de secretaris van de «Leidsche
veieeniging van handelaren in aardappelen, groenten en fruit",
om bij de behandeling van het sluitingsuur, der verplichte
winkelsluiting, rekening te houden met de handelaren in fruit.
Om deze handelaren, zoo als het ook in andere gemeente
geschiedt, vrijheid te geven hun zaken langer open te houden,
daar genoemde handelaren te veel artikelen verkoopen, die
aan bederf onderhevig zijn.
't Welk doende enz.,
A. Knijff, Voorzitter
E. M. Schbedder, 2de Secretaris.
Aan den Raad der gemeente Leiden."
Zal worden behandeld tegelijk met het ter zake uit te
brengen praeadvies.
2*. Verzoek van R. L. Kallenberg a., allen bewoners van
de Bloemistenlaan, om hunne perceelen van gas- of electrisch
licht te doen voorzien.
3°. Idem als voren van D. van der Kwaak e.a., allen bewoners
van de Driftlaan.
Worden gesteld in handen van Commissarissen der Licht
fabrieken ter afdoening.
4°. Verzoek van de Gemeentewerkliedenvereeniging „Recht
en Plicht" om verhooging van den duurtetoeslag en den
kindertoeslag.
Dit adres luidt als volgt:
»Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edel Achtbare Heeren
OndergetekendenHubertus Botermans en Abram Zwart,
gemeentewerklieden, respectievelijk: Voorzitter en Secretaris
der Gemeente-werklieden-Yereeniging «Recht en Plicht"
gevestigd te Leiden, erkend bij Koninklijk Besluit van
23 Juli 1902 No. 41 (Stbl. No. 191) geven met verschuldigden
eerbied te kennen:
dat hunne Vereeniging met grooten dankbaarheid heeft
aanvaard de met 1 October 1917 ingestelden loonsverhooging,
duurte en kindertoeslag,
dat echter door de enorme stijging van allen levensbehoeften
kleeding en schoeisel, zij zich gedwongen gevoelen, nogmaals
zich tot Ued. Achtbaar College te wenden met het verzoek
bm de nu bestaande duurte en kindertoeslag te verhoogen
opdat de Gemeentewerklieden eenigszins ervoor behoed worden
om niet tot den bedelstaf te geraken.
Zij verzoeken dan ook beleefd, doch dringend, om de bestaande
duurte en kindertoeslag zoodanig te verhoogen, dat het bedrag
wat nu per maand word uitbetaald, per week uit te keeren
en dus bovengenoemden toeslagen op een minimum van
vijf gulden te stellen per week en in den zelfden geest ook den
kindertoeslag te verhoogen, zulks ingaande op 4 September 1918.
't Welk doende de requestanten namens de
Gemeentewerklieden-Vereeniging «Rechten Plicht"
H. Botermans, Voorzitter.
A. Zwart, Secretaris
Utrechtsche Jaagpad 70.
Leiden, September 1918."
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om piaeadvies.
5°. Verzoek van de afd. Leiden en omstreken van den Bond
van Koffiehuis-Restauranthouders en Slijters, om te doen ver
vallen art. 5, sub 2, van de concept-verordening op de heffing
van eene belasting op de publieke vermakelijkheden.
6°. Amendement van den heer F. van Romburgh op art. 3
dier concept-verordening.
Zullen worden behandeld bij punt XVII der agenda.
7°. Verzoek van de Bouwvereeniging «Rustig Wonen", om
toekenning van een voorschot en een bijdrage, ingevolge de