- 1
DONDERDAG 26 SEPTEMBER 4918.
213
Zitting van Donderdag 26 September 1918.
Geopend des namiddags te twee uur.
Voorzitter: de Heer Burgemeester Jhr. Mr. N.C. DEGIJSELAAR.
Te behandelen onderwerpen:
1° Benoeming van een Schoolarts. (241)
2° Benoeming van eene onderwijzeres aan de Meisjesschool
2e klasse. (231)
3° Benoeming van eene onderwijzeres aan de school der
3e klasse No. 5. (232)
4® Benoeming van een Claviger van het Gymnasium. (242)
5* Rekening, dienst 1917, van de Vereeniging tot Bevorde
ring van den Bouw van Werkmanswoningen. (230)
6° Voorstel tot het instellen van een rechtsvordering tegen
de wed. G Kampenhout geb. Jacobs, tot ontruiming van
de door haar op het terrein der gestichten »Endegeest",
»Voorgeest" en »Rhijngeest" bewoonde ambtswoning. (236)
7° Voorstel tot verhuring van het benedenhuis Oude Singel
No. 36 met bijbehoorend pakhuis aan J. J. Hasselbach.
(243)
8° Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het maken
van een afsluitmuur aan de achterzijde van het Stedelijk
Museum »de Lakenhal". (246)
6° Voorstel tot overname in eigendom en onderhoud bij de
gemeente van eenige gedeelten grond en water, gelegen
aan en nabij den Zijlsingel. (233)
10° Voorstel tot het. geven van namen aan een 5-tal straten,
gelegen nabij den Zijlsingel. (234)
110 V oorstel
a. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van het reglement voor de Stedelijke Werkinrichting
te Leiden, van 2 September 1913 (Gem. Blad No. 27);
b. tot goedkeuring van eene wijziging van art. 7, 2e lid
van het Huishoudelijk Reglement voor de Stedelijke
Werkinrichting te Leiden. (239)
12° Verordening, houdende wijziging van de verordening van
13 October 1904 (Gem. Blad No. 26,) regelende het getal
der scholen, waarin te Leiden Openbaar Herhalingsonder-
wijs wordt gegeven, den omvang van het onderwijs en
het aantal onderwijzers en onderwijzeressen bij het onder
wijs werkzaam. (244)
13° Praeadvies op het verzoek van het Steuncomité Leiden,
Oorlogstoestand 1914, om toekenning van een bedrag van
f 14553,77 tot dekking van het tekort op 1 Augustus j.l.,
en van eene maandelijksche bijdrage ad ƒ5000.(245)
14° Voorstel tot aankoop van een terrein, gelegen nabij de
Heerenstraat, kad. bekend Sectie M.Nis 3102, 3258,3259,
3261, 3610, 3649, 3650 en 3658 en tot beschikbaarstelling
van de voor dien aankoop benoodigde gelden. (240)
15° Voorstel tot nadere vaststelling van den prijs van het gas.
(237)
16° Voorstel:
a. tot vaststelling van de verordening, houdende wijziging
van de verordening van 17 December 1914 (Gem.Blad
No. 37), betreffende de levering van electriciteit door
de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit;
b. om te bepalen, dat de in afwijking van de verordening
tijdelijk vastgestelde regeling van het electriciteitstarief
zal ophouden te gelden op 1 October 1918. (238)
17° Verordening op de heffing eener belasting op tooneelver-
tooningen en andere openbare vermakelijkheden. (228)
18° Verordening op de invordering der belasting op tooneel-
vertooningen en andere openbare vermakelijkheden. (229)
19° Verordening, houdende regeling bedoeld in art. 1 van de
verordening op de invordering der belasting op tooneel-
vertoonirigen en andere openbare vermakelijkheden. (230)
20° Voorstel in zake de beschikbaarstelling van brandstoffen
tegen verlaagden prijs. (247)
Tegenwoordig zijn 23 leden. n.l. de heerenSijtsma, Wilmer,
A. Mulder, van Tol, Romburgh, de Lange, Jaeger, Eerdmans,
Fokker, Oostdam, Zwiers, van Gruting, Bots, van der Pot,
Boogenboom, J. P. Mulder, van der Eist, Boot, van der Lip,
Pera, Sasse, Briët en Fabius.
Afwezig zijn de heeren: van Hamel, Roem, en de Boer,
wegens ongesteldheid, Timp, Reimeringer en Huurman, wegens
verhindering en Knappert, wegens ambtsbezigheden.
Er is een vacature.
De notulen van het verhandelde in de vergadering van
3 September 1918 worden goedgekeurd.
De Voorzitter. Ik kan den Raad mededeelen, dat op 31
Augustus aan H.M. de Koningin een brief van geluk-
wenschen is gezonden ter gelegenheid van Harer Majesteits
verjaardag en dat daarop het volgende schrijven is ont
vangen
»'s Gravenhage, 3 September 1918.
Hare Majesteit de Koningin heeft mij opgedragen den
Burgemeester van Leiden Harer Majesteits oprechten dank
over te brengen, voor de mede namens den Gemeenteraad
en het Dagelijksch Bestuur van Leiden aangeboden geluk-
wenschen.
De Particulier Secretaris
van H. M. de Koningin,
J van Geen."
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen;
1°. Missive van Prof. Mr. P. J. M. Aalberse, waarin deze
afscheid neemt als lid van den Gemeenteraad.
Dit schrijven luidt als volgt:
»Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Mijne Heeren!
Nu ik, door mijne benoeming tot Minister van Arbeid,
opgehouden heb lid van Uwen Raad te zijn, voel ik mij ge
drongen van U, zij het dan schriftelijk, afscheid te nemen.
Negentien jaren mocht ik deel uitmaken van Uw achtbaar
College. In gezamenlijken arbeid mocht ik met U medewerken
aan het heil mijner geliefde geboortestad. Bij alle verschil van
meening heb ik daarbij van U allen steeds groote waardeering
mogen ondervinden, waarvoor ik U mijn oprechten dank betuig.
Ook wanneer ik weldra onze gemeente zal moeten verlaten,
zal mijn sympathie hier blijven. De herinnering aan mijn oude
vaderstad zal bij mij steeds levend zijn, inzonderheid aan de
jaren, dat ik het voorrecht genoot, lid te zijn van Uw acht
baar College, en van de daarin steeds van U ondervonden
groote welwillendheid.
Ook zeg ik dank aan het College van Burgemeester en
Wethouders, waartoe ik gedureude enkele jaren mocht be-
hooren, voor de steeds ondervonden hulp en voorkomendheid,
en inzonderheid aan het Hoofd onzer Gemeente, die i"n de
moeilijke jaren, welke wij thans beleven, zoo bij uitstek ge
toond heeft een vader der burgers te zijn.
Ook den Heer Secretaris der Gemeente mijn dank voor
zijn zoo vaak betoonde hulpvaardigheid.
Ik moge eindigen met den hartgrondigen wensch, dat in
de toekomst, wanneer door herstelden vrede de levensomstan
digheden weer geleidelijk beter zullen worden, de gemeente
Leiden onder Gods zegen een tijdperk van nieuwen opbloei
moge beleven.
U allen moge het wèl gaan.
Terwijl ik mij in Uw aller vriendelijk aandenken aan
beveel, verblijf ik, met oprechte hoogachting
Uw dw. dn.
P. J. M. Aalberse.
Leiden 26 Sept. 1918."
De Voorzitter. Mijne Heeren. Dit schrijven is eerst kort
geleden door mij ontvangen, zoools blijkt uit de dateering
van den brief op 26 September. Wij hadden allen wel ver
wacht, dat een dergelijk schrijven bij ons zou inkomen, maar
toch is het voor ons nog onverwacht gekomen. Dit schrijven
heeft mij en zeker U allen en de gansche gemeente gegeven
een gevoel van verheuging, maar tegelijkertijd toch ook weer
van teleurstelling en spijt.
In de eerste plaats een gevoel, dat werkelijk verheugend
genoemd mag worden, óók en wel speciaal voor de gemeente.
Het moet toch voor een gemeente een verheugend feit zijn,
dat een van hare zonen, iemand, die hier geboren en getogen
is, die totnogtoe zijn geheele leven hier heeft geleid, die zich
reeds op verschillende punten eervol heeft onderscheiden,
thans de hoogste betrekking te beurt valt, die in ons land
is te bereiken, namelijk die van raadgever van Hare Majesteit
de Koningin, raadgever van de Kroon.
Verheugend is het ook, dat wij, gezien de groote werk
kracht en de groote kennis van dengene, die ons verlaten
heeft, het volste vertrouwen kunnen hebben, dat hij al zijn
krachten zal inspannen om te doen, niet wat tot aller zin
zal zijn, maar toch naar den zin van het grootste gedeelte
van het land, en dat hij naar zijn beste weten werkzaam zal zijn
tot heil van het vaderland.
Daarentegen stemt deze brief ons treurig, omdat de heer