171
volgende voordrachten, die in overleg met het College van
Regenten en Regentessen zijn opgemaakt, aan.
1°. Mevrouw I. M. SNOUCK HURGRONJE—OORT.
Mevrouw N. J. DE GRAAFF-VERMANDE.
2°. Mevrouw W. H. DE BLËCOURT—ROYAARDS.
Mevrouw D. VAN DER POT—NIERMANS.
Wij verzoeken IJ alsnu tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 24 September 1918.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Ondergeteekende, den 17den Mei 1906 door Uw College tot
Regentes van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinder
huis alhier benoemd, heeft de eer U te verzoeken haar wel
als zoodanig te willen ontslaan, daar zij Leiden metterwoon
gaat verlaten.
H. van Ophuysen—van Steeden.
Leiden 28 September 1918.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Ondergeteekende, den 14den April 1910 door Uw College
tot Regentes van het Heilige Geest of Arme Wees- en
Kinderhuis alhier benoemd, heeft de eer U te verzoeken haar
om gezondheidsredenen wel als zoodanig te willen ontslaan.
Wed®. Prof. Lr. A. C. Vreede
J. G. A. van Oosterzee.
Leiden, 2 October 1918.
Aan Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Onder terugzending van de, met Uw schrijven van den
27en September 1.1. No. 2/86, in onze handen gestelde ver
zoekschriften van de Dames, Mevrouw H. van Ophuysen
van Steeden, en Mevrouw J. G. A. Vreedevan Oosterzee,
houdende aanvrage om ontslag als Regentessen van Het
Heilige Geest of Arme Wees-en Kinderhuis te Leiden, hebben
wij de eer U te berichten, dat bij ons tegen de inwilliging
van die verzoeken geen bezwaren bestaan, en dat wij adviseeren
genoemde Dames het gevraagde ontslag op de meest eervolle
wijze en onder dankbetuiging voor de uitnemende diensten
door haar gedurende vele jaren aan ons Gesticht bewezen,
te verleenen.
Tevens voldoendeaan Uwin bovengemeld schrijven gedaan ver
zoek, om, ter vervulling der door het ontslag van genoemde Dames
ontstaande vacatures, U eene voordracht te doen toekomen,
hebben wij de eer U de volgende dubbeltallen aan te bieden,
waaruit de Raad der Gemeente eerlang eene keuze moge doen.
1. Mevrouw I. M. SNOUCK HURGRONJE—GORT.
Mevrouw N. J. DE GRAAFF-VERMANDE.
2. Mevrouw W. H. DE BLÉCOURT—ROYAARDS.
Mevrouw B. VAN DER POT—NIERMANS.
Regenten van het Heilige Geest of Arme
Wees- en Kinderhuis te Leiden.
A. Beets, voorzitter.
W. J. Suringar, secretaris.
N°. 255.
Leiden, 9 October 1918.
In verband met den kolennood heeft ons College bepaald,
dat slechts die gymnastieklokalen in de winteravonden ten
gebruike worden afgestaan, alwaar electrisch licht aanwezig
is. Lokalen, die uitsluitend van gasverlichting zijn voorzien,
kunnen derhalve des winters niet door de resp. vereenigingen
worden gebruikt.
Eenige vereenigingen. die gaarne in de gymnastiekzaal,
behoorende bij de school aan de Oude Vest, hare oefeningen
zouden houden, hebben nu gevraagd, of het niet mogelijk zou
zijn in die zaal electrisch licht aan te brengen, te meer waar
de school zelve reeds electrisch is verlicht.
Noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons College
bestaat tegen het aanbrengen van electrisch licht in het
gymnastieklokaal bezwaar. Ook de kosten van aanleg, geraamd
op f 500.behoeven geen bezwaar op te leveren.
Slechts is bij de commissie de vraag gerezen, of het geen
aanbeveling zoude verdienen de gebruikelijke vergoeding per
wekelijksch lesuur, die, afgezien van de kosten van verwarming,
verlichting, schoonhouden en bediening, slechts f 10.'sjaars
bedraagt, met fb.— 'sjaars per wekelijksch lesuur te verhoogen.
De commissie gaat echter nog een stap verder, aangezien zij
tevens in overweging geeft ook de vergoeding voor de overige
gymnastieklokalen met een zelfde bedrag te verhoogen, nu de
gemeente voor steeds hoogere uitgaven met betrekking tot
het onderhoud harer gebouwen komt te staan.
Ons College kan zich met de voorstellen der commissie
volkomen vereenigen en acht het eveneens alleszins billijk,
dat de gebruikelijke vergoeding, die thans voor het gymnastiek
lokaal aan de Pieterskerkgracht, onverminderd de verdere
onkosten, 15.en voor de overige gymnastiek- en andere
schoollokalen slechts 10.'sjaars per wekelijksch lesuur
bedraagt, met ingang van 1 Januari a.s. wordt verhoogd tot
resp. f 20.— en 15.'s jaars per wekelijksch lesuur.
Wij geven U mitsdien in overweging goed te keuren, dat
in het gymnastieklokaal der school aan de Oude Vest elec
trisch licht wordt aangebracht en ons tevens te machtigen
vanaf 1 Januari 1919, voorzoover geen kostelooze in gebruik-
geving door U heeft plaats gehad en afgezien van de verdere
onkosten, voor het gebruik van het gymnastieklokaal aan de
Pieterskerkgracht f 20.— en voor dat der overige gymnastiek-
en schoollokalen 15.'sjaars per wekelijksch lesuur in
rekening te brengen.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 256.
Leiden, 9 October 1918.
Zooals wij U in ons praeadvies van 16 April j.l. (Ingek.
Stukken No. 98) in herinnering brachten, bestaat de wedde
van een gedeelte van het personeel der politie en die van de
havenrechercheurs en brugwachters ingevolge de algemeene
salarisverordening van 31 Januari 1918 (Gem. Blad No. 3) uit
een weekloon benevens een bedrag per jaar als kleedinggeld.
Dit kleedinggeld wordt in verband met het raadsbesluit van
8 December 1904, aangevuld bij besluit van 29 December
d. a. v., en de ter uitvoering van die besluiten door ons College
getroffen regeling, in het Kleedingfonds der havenrechercheurs
en brugwachters en in dat der agenten van politie gestort.
Het bedraagt voor de agenten f 85.voor de hoofdagenten
f 92.50, voor de inspecteurs van politie f 100.voor de
brugwachters f 65.en voor de havenrechercheurs f 100.
In verband met de stijging van de prijzen van kleeding en
schoeisel werd dit kleedinggeld door ons College sedert het
jaar 1917 niet meer voldoende geacht en stelden wij U daarom
in genoemd praeadvies voor goed te keuren:
a. dat de gemeente vanaf 1 Januari 1917 tot nader te be
palen tijdstip voor hare rekening nam hetgeen de uniform-
kleeding voor de hoofdagenten en agenten van politie en voor
de havenrechercheurs en brugwachters meer zou kosten, dan
de prijzen, in de achter het praeadvies afgedrukte bijlage
vermeld
b. dat aan de inspecteurs van politie en aan de in burger-
kleeding dienstdoende hoofdagenten en agenten eveneens vanaf
1 Januari 1917 tot nader te bepalen tijdstip jaarlijks van
gemeentewege een toeslag van 50 op hun kleedinggeld
werd gegeven.
Ten opzichte van het schoeisel en bij de havenrechercheurs
en brugwachters ook ten opzichte van hun linnen fronts en
dassen achtten wij destijds een regeling als sub a bedoeld
niet wenschelijk. Aan de agenten zou daarom, zoo schreven
wij, voor de aanschaffing en herstelling van hun schoeisel
jaarlijks een bedrag van f 25.uit het kleedingfonds dienen
te worden uitgekeerd, terwijl aan de havenrechercheurs en
brugwachters behalve dat bedrag van ƒ25.nog f 5.zou
moeten worden gegeven voor de aanschaffing van fronts en
dassen.
In Uwe Vergadering van 2 Mei 1918 bleek deze regeling
Uwe instemming te hebben.
Kon destijds een bedrag van 25.per jaar voor aan
schaffing'en onderhoud van het schoeisel alleszins voldoende
worden geacht, thans is dit in verband met de aanzienlijke
stijging van de lederprijzen niet meer het geval.
Bij de vaststelling van het bedrag van f 25 gingen wij uit
van de veronderstelling, dat de betrokken personen gemiddeld
17a paar schoenen per jaar verslijten en hun schoeisel ten
hoogste 4 malen behoeven te laten herstellen. De prijs van
een paar nieuwe schoenen op 12 schattende en de herstellings-