GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 169 INOEKOIIEII STUKKEN. N°. 249. Leiden, 26 September 1918. Tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente, van den voor straat bestemden grond toebehoorende aan de Woning bouwvereniging «Eensgezindheid", heeft de Commissie van Financiën geen bezwaar. Zij stelt U derhalve voor overeenkomstig de voordracht (Ingek. St. No. 233) te besluiten. Evenmin heeft de Commissie bedenking tegen den voor gestelden aankoop van de perceelen weiland aan de Heeren straat, Sectie M Nis 3102, 3258, 3259, 3261, 3610,3649,3650, en 3658, voor den koopprijs van 0.90 per c.A., noch tegen de wijze waarop wordt voorgesteld de daarvoor benoodigde gelden te vinden. Zij adviseert U mitsdien ook conform deze voordracht (Ing. St. No. 240) te besluiten. De begrootingsstaat, tot beschikbaarstelling van een bedrag van f 14553.77 ter dekking van het tekort op 1 Augustus 1918 van het «Steuncomité Leiden, Oorlogstoestand 1914" (Ingek. St. n°. 245) ontmoet bij de Commissie geen bezwaarevenmin die, tot beschikbaarstelling van een bedrag van f 1000.— voor de kosten van het maken van een muur aan de achterzijde van de Lakenhal (Ingek. St. n°. 246). Indien de Raad conform deze voordrachten besluit, adviseert de Commissie tot vast stelling van de daarbij overgelegde begrootingsregelingen over te gaan. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. No. 250. Leiden, 2 October 1918. Overeenkomstig de toezegging, U gedaan in de raadsver gadering van 25 Juli j.l. doen wij U onze meening kennen omtrent het in nevensgaand adres van de afdeeling Leiden van den Alg. Ned. Bond van Arbeiders(sters) in het Bakkers-, Chocolade- en Suikerbewerkingsbedrijf, den Ned. Centralen Bond van Christelijke Arbeiders(sters) in de bedrijven van Voedings- en Genotmiddelen, vakgroep Bakkers, en den R. K. Bond van Brood- Koek- en Suikerbewerkers tot U gerichte verzoek, om te bevorderen, dat aan de Commissie voor de Strafverordeningen worde opgedragen een verordening op de afschaffing van bakkersnacht- en Zondagsarbeid te ontwer pen en aan U over te leggen. Omtrent de al dan niet wenschelijkheid van de tot stand- koming van een dergelijke verordening, waarop behalve door genoemde adressanten, nog in verschillende ter visie liggende adhaesiebetuigingen wordt aangedrongen, heerscht in ons College geen eenstemmigheid. De meerderheid, in het midden latende, of regeling van overheidswege van den nacht- en zondagsarbeid in brood bakkerijen in principe aanbeveling verdient, is van meening, dat. indien daartoe wordt overgegaan, zulks zeer zeker niet moet geschieden bij gemeente-verordening. Ingevolge artikel 150 der Gemeentewet mogen de plaatselijke verordeningen niet treden in hetgeen van algemeen Rijksbelang is en daar toe behoort naar het oordeel van de meerderheid zonder eenigen twijfel eene regeling van den bakkersarbeid. Ook de Regeering heeft dit ingezien, getuige de door haar reeds tweemaal aangewende poging, om eene wettelijke regeling tot stand te brengen. Weliswaar heeft de eerste dier pogin gen schipbreuk geleden en behoort het tweede ontwerp nog steeds tot de bij de Staten-Generaal aanhangige onafgedane wetsontwerpen, doch uit een en ander blijkt ten duidelijkste, dat ook van Regeeringswege dit vraagstuk van algemeen Rijksbelang wordt geacht. Indien nu overal van gemeente wege verordeningen werden vastgesteld, zou men het tot standkomen eener Rijksregeling slechts tegenwerken. Het staatsrechtelijk bezwaar, door de meerderheid ge opperd, voelt de minderheid niet. De pogingen, door het Rijk op het gebied van de afschaffing van den nachtarbeid der bakkers aangewend, zijn tot nog toe niet geslaagd. Waarom zou de gemeente nu niet, als men de afschaffing wenscht, de zaak ter hand mogen nemen. Of en zoo ja wanneer eene Rijksregeling tot stand zal komen is nog geheel onzeker en het schijnt aan de minderheid daarom toe, dat juist in deze omstandigheid de gemeente het orgaan is, om tot regeling van het vraagstuk over te gaan. Hebben de gemeentelijke regelingen eenmaal burgerrecht verkregen, dan kan de Rijks wetgever als 't ware tot consolidatie overgaan en eene alge- meene regeling bij de wet maken. Van het tegenhouden van eene dergelijke regeling behoeft geen sprake te zijn. De praktijk heeft dit ook geleerd. Verschillende regelingen heeft de gemeente aanvankelijk aan zich getrokken, die eerst daarna tot de sfeer van hooger gezag zijn gaan behooren. Om slechts een enkel voorbeeld te noemen. Het motor- en rij wiel verkeer werd aan vankelijk van gemeentewege geregeld, daarna viel het onder de provinciale verordeningen, terwijl eindelijk de Motor- en Rijwielwet tot stand kwam, waarbij de gemeentelijke en provinciale regelingen tot basis genomen konden worden. De minderheid ziet dan ook geen enkele reden, waarom de gemeentelijke wetgever in deze niet zou mogen optreden en meent dat overeenkomstig het verzoek van adressanten de Commissie voor de Strafverordeningen behoort te worden uit- genoodigd eene verordening te ontwerpen en bij Uwe Ver gadering in te dienen. De meerderheid acht het voorbeeld, door de minderheid aangehaald, niet bijzonder gelukkig. Van eene regeling van den nacht- en zondagsarbeid der bakkers kan men toch h. i. bezwaarlijk zeggen, dat zij als 't ware vanaf de geboorte bij de gemeente thuisbehoort, zooals ten opzichte van het straat verkeer het geval is. Ten opzichte van het straatverkeer is moeilijk eene uniforme regeling te maken, aangezien daarbij uit der, aard der zaak in de verschillende gemeenten geheel andere factoren in aanmerking komen. De meerderheid kan derhalve niet begrijpen, hoe men, nu de Regeering het vraag stuk reeds zoo lang heeft ter hand genomen en andermaal een ontwerp van wet bij de Staten-Generaal aanhangig is, met grond kan beweren, dat de afschaffing van den bakkers- nachtarbeid niet een onderwerp van algemeen Rijksbelang is en dus gerust voorloopig nog wel van gemeentewege geregeld kan worden. Zij blijft derhalve hare bedenkingen handhaven en U ontraden eene gemeentelijke regeling van den bakkers- arbeid tot stand te brengen. Op grond van bovenstaande beschouwingen, welke, vermits het hier eene zoo overbekende zaak geldt, slechts zeer in het kort het standpunt van meerderheid en minderheid weer geven, geven wij U mitsdien als College in overweging af wijzend te beschikken op het door adressanten ingediende verzoek in zake het maken van eene gemeentelijke regeling betreffende de afschalfing van bakkersnacht- en Zondags arbeid. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 3 Juli 1918. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geven beleefdelijk te kennen, de Afdeeling Leiden van den Alg. Ned. Bond van Arbeiders(sters) in het Bakkers-, Chocolade en Suikerbewerkingbedrijf, de Nederl. Centr. Bond van Chris telijke Arbeiders(sters) in* de bedrijven van Voedings- en Genotmiddelen, Vakgroep Bakkers, en de R. K. Bond van Brood- Koek- en Suikerbewerkers, ten deze domicilie kie zende ten huize van J. G. van der Zeeuw, Magdalena Moonstraat 55; dat tot hunne groote teleurstelling de Raad der gemeente Leiden achterwege liet, bepalingen in het leven te roepen, waardoor de nachtarbeid in de broodbakkerijen wordt ver boden, hoewel, in tal van gemeenten reeds door gemeentelijke verordeningen aan deze uit algemeen Maatschappelijk, zede lijk en hygiënisch oogpunt te veroordeelen misstand een einde is gemaakt, en in verschillende gemeentebesturen deze zaak thans in behandeling genomen is; dat, mede in verband met de door Uwen Raad gestelde bepalingen voor lichtgebruik, een dergelijke verordening een gunstige uitwerking zou hebben; dat, nu vrij zeker buitengesloten mag worden geacht dat het tot stand komen van een Rijksregeling binnen afzienbaren tijd te wachten is, en deze zaak zeer urgent geacht kan worden, meer nog dan vroeger de afschaffing van Bakkers nacht- en Zondagarbeid een zaak is geworden, welke door de Gemeentelijke Overheid dient te worden geregeld; dat de practijk in het zeer groot aantal gemeenten, welke tot het tot stand brengen van eene verordening overgingen, duidelijk doet zien, dat daaraan geenerlei bezwaren verbonden zijn en dat het nog langer uitblijven van een dergelijke ver ordening voor Leiden, onder de betrokken arbeiders zeer groote teleurstelling zou wekken. Redenen, waarom adressanten zich tot uwen Raad wenden, met het dringend verzoek, te willen bevorderen dat de Com missie voor Strafverordeningen alsnog worde opgedragen, eene verordening op de afschaffing van Bakkersnacht- en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 17