196 MAANDAG 12 AUGUSTUS 1918. Ten eerste duurt het te lang eer die woningen gereed zullen zijn. Op de tweede plaats zijn die woningen niet talr ijk genoeg om alle menschen te huisvesten, die thans onbehoorlijk gehuisvest zijn en er zijn er heel veel, die gehuisvest zijn op een manier, waardoor zij missen die zekere welvaart, welk voor ieder gezin noodzakelijk is om gelukkig te kunnen leven. En op de derde plaats is, helaas, voor velen de prijs van die woningen ook nog te hoog, zoodat, al was het getal van die woningen voldoende, zij er toch niet in zouden gaan, omdat zij de huur niet kunnen betalen. Om deze reden juich ik de plannen van Burgemeester en Wethouders toe en ik betreur het juist, dat er zoo weinig van die noodwoningen worden gebouwd. Ik vind het ook wel geen idealen toestand, maar bij een noodtoestand moet men niet zien naar het ideale, maar naar datgene wat het meest aan de oogenblik- kelijke behoeften voldoet. Ik dank U, Mijnheer de Voorzitter De heer de Lange. M. d. V. Is het de bedoeling, om het debat te sluiten en het voorstel in stemming te brengen, of mag ik nog rekenen op een antwoord op mijn vragen? De Voorzitter. Wel zeker, Mijnheer de Lange. Dat is toch de gewoonte; maar als de heeren voortdurend het woord vragen, kan ook niet onmiddellijk geantwoord worden. De heer van der Pot. M. d. V. De heeren Pera en Wil- mer hebben het voorstel reeds verdedigd en ik zal dus kunnen volstaan met enkele woorden daaraan toe te voegen. In de eerste plaats is ook weder bij dit voorstel bezwaar gemaakt tegen de late indiening. Evenals bij het vorige voor stel, vergeten de heeren die dat bezwaar opperen echter het een en ander. De heer Jaeger is begonnen met er op te wijzen, dat de aanbieding van de maatschappij die deze noodwoningen wil bouwen, reeds gedateerd is van 6 Juli en dat thans pas dit voorstel van Burgemeester en Wethouders ter tafel komt. De heer Jaeger vergeet dan echter, dat de moeilijkheid hierin zat, om een geschikt terrein te vinden en dit niet zoo spoedig voor elkaar was te brengen. Er kon niet gewacht worden op het uit den huur nemen van ter reinen, die reeds aan de gemeente behooren, omdat daar door veel te veel tijd verloren zou gaan. Er moest gezocht worden naar terrein waarop onmiddellijk kon worden beslag gelegd. De aandacht was daarbij gevallen op dit terreintje, dat uitnemend voor het doel geschikt is maar gekocht moest worden, terwijl aanvankelijk nog een terrein geschikt leek, dat reeds aan de gemeente behoort en dat gelegen is aan de verlengde Mauritsstraat. Een gedeelte is daarvan reeds in beslag genomen door de vereeniging »üns Belang", een kwestie die kort geleden hier aan de orde is geweest. Ik vernam echter dat er onderhandelingen in een betrekkelijk vergevorderd stadium waren om het overblijvende gedeelte te bestemmen voor een nieuw plan van de vereeniging »De Goede Woning". Dit plan geldt permanente woningen, die vanzelf voor dienen te gaan. Daarom moest van dit terrein, hetwelk anders wel de voorkeur zou verdienen, worden afge zien en toen schoot alleen het onderhavige terreintje over. Wat het aanbod van den heer Spijker betreft, dit is eerst om 5 minuten over half twee in de kamer van Burgemee ster en Wethouders ingekomen. De tijd om daarover te spreken was dus zeer kort, maar toch was die tijd lang ge noeg, om Burgemeester en Wethouders tot de stellige con clusie te brengen dat er geen termen zijn om daarop in te gaan. Allereerst is dit terrein veel minder gunstig gelegen het is gelegen aan de Lusthollaan en het prijsverschil per M2. is daardoor reeds voldoende verklaard, maar boven dien wenscht de heer Spijker dat het terrein in zijn geheel wordt gekocht. Dit terrein nu is groot 1 H.A. 4 Are en vergt dus een uitgave van f 56.000.nog daargelaten, dat daarbij nog de opstand moet betaald worden, zoodat men dus nog. een eind boven dat bedrag komt De heer de Lange. De prijs is f 54.000! De heer van der Pot. Inderdaad, maar dat doet aan mijn argument niets af. Dat is dan ook de voornaamste reden geweest, waarom door Burgemeester en Wethouders voor gesteld is, om dit adres voor kennisgeving aan te nemen. Verder is gezegd, dat de prijs voor dit terrein zeer hoog is. Het kwam ons ook voor, dat die prijs hoog was, maar wanneer men hem vergelijkt met den prijs, die Yperlaan reeds in de eerste helft van 1914 gemaakt heeft voor het andere deel van zijn terrein, dat toen is verkocht onder medewerking van de gemeente aan de vereeniging «Eendracht", dan geloof ik niet, dat men zeggen kan, dat de prijs, die nu gevraagd wordt, zoo bijzonder hoog is. Toen heeft hij kunnen maken 6 Va gulden per M8. De goede ligging maakt dien prijs verklaarbaar. Wanneer Yperlaan nu vraagt van de gemeente, die den grond noodig heeft, 7 V2 gulden hij heeft oorspronkelijk 8 gulden gevraagd, maar dat is terug gebracht kunnen worden tot 7 V2 dan geloof ik, dat dat wel hoog is, maar niet buitensporig. De heer Mulder heeft gezegd, dat hij noode zal voorstem men. Ik kan zeggen, dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel ook noode hebben gedaan. Zooals meermalen van den kant van Burgemeester en Wethouders is gezegd, vinden wij dit principieel verre van een wenschelijke oplossing, maar hier is 'inderdaad een noodtoestand. Er was hier urgentie, wat het maken van noodwoningen betreft. De heer Fokker heeft er reeds even op gewezen, dat Bur gemeester en Wethouders het hebben aangedurfd om de woningen vast te koopen. Was dat nu verkeerd en ver dienen Burgemeester en Wethouders daarover een verwijt? Ik geloof, dat voor Burgemeester en Wethouders de vraag was: bij welke beslissing zullen wij van den Raad het meest te hooren krijgen, wanneer wij de zaak laten loopen, zoodra wij over korten tijd moeten koopen als de prijs veel hooger is, of wanneer wij maar toetasten en den Raad zetten voor een fait accompli. Burgemeester en Wethouders hebben het laatste gekozen omdat het naar hun meening het meest was in het belang van de gemeente, en Burgemeester en Wet houders stellen zich voor, in de toekomst net zoo te handelen, wanneer de zaken dezelfde aspect hebben, tenzij de Raad uitdrukkelijk den wensch te kennen geeft, onder gelijke om standigheden de keuze in de andere richting zal vallen. Er was reden temeer om zoo te doen, omdat meermalen uit den Raad stemmen zijn opgegaan, waarom de woningnood niet op deze wijze werd bestreden. Verschillende heeren hebben gevraagd, waarom Burgemees ter en Wethouders niet kwamen met voorstellen om nood woningen te bouwen. Ik geloof, dat het de heer Briët. was, die in den vorige raadszitting nog wees op den steun, die thans van het Rijk kon worden verkregen, wanneer nood woningen werden gebouwd. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders het aangedurfd om de prijsverhooging van die noodwoningen te vermijden en loe te slaan nog voor den ouden prijs, ook voordat de Raad zijn bekrachtiging daarop had kunnen geven. De heer de Lange sprak van de hooge kosten en van de geringe vergoeding, die daarvoor vermoedelijk in den vorm van huren zal worden ontvangen, maar hij heeft er daarbij blijkbaar niet aan gedacht ik maakte dat althans uit zijn woorden op dat V10 van de bijdragen, die in de stukken worden genoemd, slechts ten laste van de gemeente komt. Het totale bedrag is daardoor voor de gemeente niet zoo hoog. De heer de Lange vroeg, waarvoor de noodwoningen zullen worden verhuurd en wat de raming is van de opbrengst. Wat betreft de opbrengst kan ik geen antwoord geven. De huren moeten volgens het Koninklijk Besluit van 25 Juni 1918 worden vastgesteld in overeenstemming met den Minister. Daarbij moet worden rekening gehouden met de draagkracht van de personen, die erin komen. De bedoeling is, de woningen alleen te verhuren aan nette gezinnen en aan gezinnen met kinderen dit is ook in het Koninklijk Besluit als eisch gesteld maar ook aan gezinnen, die een dergelijke huur als zal worden gevraagd, zullen kunnen opbrengen. Mijnheer de Voorzitter! Ik heb hiermede ook de vragen van den heer de Lange beantwoord en meen te hebben medegedeeld wat ik op dit punt nog te zeggen had. De heer de Lange. M. d. V. Ik zeg dank voor de inlich tingen, die ik heb gekregen. Het blijkt dat de huuropbrengst zal afhangen van het resultaat van het overleg tusschen Burgemeester en Wethouders en den Minister. Ik wil nog even deze opmerking maken, dat ik mij van het resultaat van deze noodwoningen ik ben er niet tegen, want wij kunnen niet anders bitter weinig voorstel. Aan gezien mij gebleken is, dat de buitenwanden een dikte zullen hebben van 19 m.M. en de binnenwanden een dikte van 12 m.M. en de bewoners zullen wel niet tot de zachtzinnigste behooren, daarom verwacht ik, dat er na vijf jaar van die woningen niet veel meer over zal zijn. De heer Jaeger. M. d. V. Ik dank den Wethouder voor de uitleggingen die hij gegeven heeft, maar bij heeft daarbij mijn argument niet kunnen ontzenuwen, waarmede ik de overhaaste indiening in den Raad heb aangevallen. Het argu ment van den heer van der Pot kan ik daarbij niet onder schrijven. Deze heeft zelf gezegd, dat zijn oog ook reeds ge vallen was op het terrein van den heer Ipelaer en hij had dit dus in den Raad kunnen brengen. In de tweede plaats is niet geantwoord op mijn vraag waarom deze kwestie niet in de Commissie van Fabricage is gebracht geworden. De heer van der Pot. Ik begrijp de opmerking van den heer Jaeger niet. Ik zeide, dat mijn aandacht reeds gevalleu was op dit terrein en op een ander. De heer Jaeger verlangt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 8