MAANDAG 12 AUGUSTUS 1918. 193 voorgesteld, om nu reeds vergunning te geven tot de uitvoe ring van de voorgestelde werken. Ik begrijp het slot van het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet. Eerst vertellen zij, dat zij al op hun eigen houtje »Wérkmanswoningen" haar gang hebben laten gaan en per slot van rekening stellen zij ons voor om de vergun ning te verleenen. Als Burgemeester en Wethouders al de toestemming tot het bouwen van die woningen hebben ge geven, is het natuurlijk wel keurig formeel, dat de Raad ja knikt. Maar wij zitten hier toch niet alleen om ja te knikken als Burgemeester en Wethouders iets hebben gedaan! Hierover zou ik gaarne een opheldering willen hebben en in de tweede plaats zou ik er gaarne een opheldering over willen hebben, waarom de stukken, die voor ons ter inzage hadden moeten liggen toen het Raadsbriefje uitkwam, het stond er nota bene op gedrukt! slechts zoo kort in de Lees kamer hebben gelegen. De Voorzitter. Bij mij is ingekomen een voorstel van den heer de Lange, luidende; »Ik stel voor, punt 17 aan te houden tot eene volgende ver gadering". Dit noem ik een motie van orde in den vorm van een voorstel. De heer de Lange, heeft, meen ik, voldoende zijn standpunt uiteengezet. Mag ik nu vragen, of dit voorstel gesteund wordt? Het voorstel van den heer dé Lange wordt voldoende onder steund en kan derhalve een punt van beraadslaging uitmaken. De Voorzitter. Het voorstel wordt voldoende ondersteund. Wij zullen het nu eerst alleen over het voorstel hebben. De heer Pera. M. d. V. Wat in het algemeen de klacht van den heer de Lange, mede door den heer Sijtsma onder steund, aangaat, moet ik dit zeggen, dat ik meermalen in diezelfde richting gesproken heb en bezwaren gemaakt heb tegen den korten tijd, die ons vergund was. Uit dit oogpunt zou ik op het oogenblik ook met de motie van den heer de Lange moeten meegaan. Evenwel meen ik, dat wij hier te doen hebben met een bijzonder geval. Vooreerst wat deze woningen van de Vereeniging aangaat. De regeling daarvan is ons sedert twee jaar bekend. Alle stukken hebben ons ten dienste gestaan en staan ons nog ten dienste, wanneer wij inlichtingen wenschen wat de algemeene inrichting aangaat of omtrent wat ook: omtrent inkomsten, uitgaven, huur en wat dies meer- zij. Het verschil tusschen den toestand, zooals die destijds is beslist en den toestand, dien wij nu hebben, is alleen een prijsverschil. Wij zijn er thans het slachtoffer van, dat het zoolang geduurd heeft, voordat men tot de laatste beslissing kwam. Wanneer wij te doen hadden met een nieuwe regeling van deze zaak, was het heel iets anders, maar de regeling is precies dezeltde gebleven, het komt er alleen op aan, ot wij bereid zijn, de meerdere kosten te betalen, die aan den bouw verbonden zullen zijn, vergeleken met den toestand van twee jaar geleden. Hierbij moet toch in aanmerking worden genomen de toe stand waarin wij in Leiden ten opzichte van de woningen verkeeren. Erkend moet dan worden, dat de behoefte aan vermeerdering van het aantal woningen verschrikkelijk groot is. Er wordt af en toe gesproken van een noodtoestand, maar ook in dit opzicht verkeeren wij in een noodtoestand. Juist omdat het alleen is een kwestie van geld en het niet gaat over een zaak, waarin de Raad zich in het bijzonder zou kunnen doen gelden, meen ik, dat er in dit geval geen aanleiding is om tot uitstel over te gaan, maar dat er wel reden is om de zaak voortgang te doen hebben wegens de behoefte, die er aan woningen bestaat en dat alle maatregelen moeten genomen worden, opdat men zoo spoedig mogelijk kan beginnen. Mijnheer de Voorzitter, heb ik wèl begrepen, dat op het oogenblik alleen gesproken wordt over punt XVII? De Voorzitter. Alleen over het voorstel van den heer de Lange. De heer Pera. Ja, en dit betreft alleen punt XVII en niet punt XVIII. Ik meen te hebben aangegeven, waarom ik geloof, dat er geen aanleiding is om voor het voorstel te stemmen en waarom ik meen, dat de zaak spoedig moet worden afgehandeld. De heer van der Elst. M. d. V. Ik ben ook geen bewon deraar van het spoedig in den Raad brengen van voorstellen, maar in dit geval zou ik mij daar wel overheen kunnen zetten. Ik meen, dat de beslissing in deze zaak eigenlijk al is gevallen op 1 Augustus, toen de aanbesteding heeft plaats gehad. De zaak is van langen adem. Wij hebben de zaak van alle kanten kunnen bekijken en het gaat hier alleen om de kwestie, of de aanbesteding al dan niet zal doorgaan en in deze moet de Raad natuurlijk beslissen. Ik zal dus tegen de motie van den heer de Lange stemmen. De heer Reimeringer. Ik zal mij verklaren tegen deze motie. Ik kan niet op de verwijten ingaan, die tegen Burge meester en Wethouders zijn geuit. De aanbesteding heeft plaatsgehad en nu is de laagste inschrijver nog ver boven het oorspronkelijke door den Raad gestemde crediet. Wan neer die som gebleven was onder de som, die door ons is aangenomen, was die zaak niet in den Raad gekomen. Heb ik dat goed begrepen, Mijnheer de Voorzitter? Alleen omdat die som nu hooger is, moeten wij onze toestemming geven en ik zou bang zijn, dat, door het weder uit te stellen, de prijs weer zou stijgen. Ik zou den heeren dan ook op het hart willen drukken de motie te verwerpen. De heer de Lange. De motie bedoelt heusch niet wat de heer Pera bestrijdt. Ik ben net zoo sterk als de heer Pera, er voor om mede te werken om zoo spoedig mogelijk aan den woningnood in Leiden een einde te maken. Daar gaat de motie niet over. De motie is alleen ingediend omdat de Raadsleden moeten weten, waaraan zij hun stem geven en ik ben daartoe thans niet instaat. Ik begrijp ook niet, dat de heer Pera daartoe in staat is. De heer Pera zegt»Wij weten alles''. Zou de heer Pera mij dan willen mededeelen, wat dit voorstel aan de gemeente zal kosten? Mij dunkt, dit moeten wij als Raadsleden toch weten. Als wij de motie aan nemen, zal dit tot gevolg hebben, dat wij over enkele dagen nogeens moeten vergaderen en dat de Raad dan met behoor lijke kennis van zaken zal kunnen besluiten. De heer van der Pot. Na de argumenten, reeds aange voerd door de heeren Pera en Reimeringer, zou ik nog iets aan de discussie willen toevoegen. De motie van den heel de Lange is absoluut onaannemelijk, want hij vergeet één ding, dat zijn grief over het te laat ontvangen geheel ont zenuwt. Dit voorstel kon niet a tête reposée behandeld wor den. Wat is hier net geval? De aanbesteding heeft plaats gehad Donderdag voor een week en binnen 14 dagen daarna moet gunning plaats hebben, ja dan neen. Binnen 14 dagen moet dus ook de beslissing van den Raad gevallen zijn. Dat is de reden, waarom heden op een ongewoneti dag vergaderd wordt, daar de volgende Donderdag te laat zou wezen. Nu ging het toch niet aan, dat men terstond na den Donderdag, toen de aanbesteding plaats had, reeds vergaderde, want hoe zouden Burgemeester en Wethouders tegenover den Raad hebben gestaan, wanneer deze gevraagd had: Hebt gij naar den laagsten inschrijver behoorlijk geinformeerd? Toen de aanbesteding zou plaats hebben, moest naar den laagsten inschrijver geinformeerd worden, omdat men bij een derge lijke belangrijke zaak toch wel weten mocht met wie men te doen had. Die informaties zijn onmiddellijk ingewonnen, doch daarop werd niet onmiddellijk den volgenden dag ant woord ontvangen: daar moeten eenige dagen over heen gaan. Inmiddels zijn ook nog andere informaties ingewonnen moeten worden, bijv. wij moesten natuurlijk ook weten, wat of het Rijk zou doen. Het Rijk heeft reeds een aanmerkelijk hooger bedrag toegezegd dan indertijd, in 1916, door den Raad is gevoteerd. Zooals de heeren uit de stukken hebben gezien, was het Rijk al meegegaan met een hooger bedrag, maar toch heeft de aanbesteding een nog wat hooger bedjag noodig gemaakt. Nu moest gevraagd worden aan de organen, die hier adviseurs zijn van het Rijk, of erop gerekend kon worden, dat het Rijk met die nieuwe verhooging mee zou gaan, want er zou toch ook in den Raad kunnen worden gevraagd: Is men er wel zeker van, dat het Rijk niet alleen het voorschot, maar ook de noodige bijdrage zal geven voor het gansche nu noodig blijkende bedrag? Naar dit alles moest worden geinformeerd en eerst toen dat zeker was, kon aan den Raad een voorstel worden gedaan. Nu is het wel jammer, dat de voorstellen pas Zaterdag avond in handen van den Raad waren en dat hij Maandag reeds moet beslissen, maar in dit geval kon het niet anders. Ik geeft toe, dat het voor de heer de Lange wat moeilijk was, omdat hij de zaak zelf nog niet kende, maar voor de overige raadsleden, die wisten waar het om ging, geloof ik, dat de beslissing veel minder in heeft. Van uitstel kan geen sprake zijn. Voor den aannemer is het bovendien ook zeer wenschelijk, dat hij weet waar hij aan toe is, want hoe eerder hij beslag kan leggen op de materialen, enz. van hoe meer belang dat is voor hem en zoodoende ook voor de gemeente, want het is voor haar toch van belang, dat zij een aannemer heeft die ervan kan uitkomen en het werk kan doen voor het bedrag, waarvoor het hem is gegund. Vandaag was de eenig mogelijke dag voor de handeling van deze zaak en een uitstel tot Donderdag zelfs zou onmo gelijk zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 5