148
De inkomsten eu uitgaven zijn steeds afgescheiden gehouden
van die van het slachthuisbedrijf.
Vermits de distributie van vleesch onafscheidelijk verbonden
is aan het slachthuisbedrijf, is in de verordening voor het
nieuwe bedrijfbepaald, dat de leiding van dat bedrijf is
opgedragen aan den Directeur van het slachthuis, en na hem
aan den adjunct-directeur dier inrichting. Overigens zijn de
verschillende artikelen zooveel mogelijk ontleend aan de
verordening betreffende het tijdelijk levensmiddelenbedrijf en aan
die betreffende het Openbaar Slachthuis. De administratie en
boekhouding alsmede het geldelijk beheer zijn onder toezicht
van den Directeur opgedragen aan een kassier-boekhouder,
aangezien de ervaring heeft geleerd, dat deze werkzaamheden
onmogelijk aan den directeur kunnen worden opgedragen.
De bezoldiging van directie en verder personeel en de kosten
van administratie kunnen worden bestreden uit de gelden,
die voor dit doel van regeeringswege plegen beschikbaar
gesteld te worden. Dientengevolge zullen uit het nieuwe be
drijf over het algemeen geen groote extra-kosten voor de
gemeente voortvloeien.
De bezoldiging van den directeur ware te bepalen op f 100.
die van den adjunct-directeur op f 41.66 per maand. Het
maximum salaris voor het overige personeel kan evenals bij
het Levensmiddelenbedrijf voorloopig op f 40 per maand
worden gesteld.
Wij geven U mitsdien thans in overweging:
a. vast te stellen de navolgende verordening:
VERORDENING betreffende het tijdelijk distributiebedrijf
voor vleesch en visch der gemeente Leiden.
Art. 1.
Onder distributiebedrijf voor vleesch en visch wordt in
deze verordening verstaan:
a. het doen slachten van vee door of vanwege de Regeering
beschikbaar gesteld ten behoeve van Leiden of andere ge
meenten en het leveren van vleesch aan die gemeenten, of
aan binnen die gemeenten gevestigde instellingen of inrich
tingen, voorzoover de vleeschvoorziening daarvan geheel of
gedeeltelijk aan Leiden is opgedragen;
b. het aankoopen van vee ter voorziening in de behoefte
aan vleesch van de inwoners van Leiden;
c. het mesten van varkens van gemeentewege;
d. het bereiden en verwerken van vleesch en afvallen tot
voedsel voor mensch of dier;
e. het invriezen van vleesch ten behoeve van het Rijk of
van de gemeente;
f. het inzamelen van het vet der slachtdieren ten behoeve
van de Regeering;
g. het aan- en verkoopen van vleesch en visch en het
distribueeren van vleesch en visch, door of vanwege de
Regeering of door of vanwege de gemeente beschikbaar gesteld
h. het uitvoeren van alle maatregelen, de vleesch- en
vischvoorziening betreffende, ook al gaat dit niet gepaard met
de verstrekking van deze voedingsmiddelen in natura.
Art. 2.
Het distributiebedrijf voor vleesch en visch verkoopt of
verstrekt vleesch en visch in het algemeen uitsluitend ten
behoeve van de inwoners der gemeente Leiden; in bijzondere
gevallen, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders,
echter ook ten behoeve van die van andere gemeenten.
Art. 3.
De inkomsten, ontvangsten en betalingen van het bedrijf
worden afgescheiden van de overige inkomsten, ontvangsten
en betalingen der gemeente.
Art. 4.
De dagelijksche leiding van het bedrijf is onder toezicht en
opperbeheer van Burgemeester en Wethouders opgedragen
aan een Directeur en na hem aan een adjunct-directeur.
Art. 5.
Met de in het vorige artikel bedoelde functies worden
respectievelijk belast de directeur en de adjunct-directeur van
het Openbaar Slachthuis.
Hunne aanstelling bij het distributiebedrijf voor vleesch en
visch is van tijdelijken aard.
Hunne instructies worden vastgesteld door Burgemeester
Wethouders.
De Directeur wordt bijgestaan door een boek houder-kassier
en zoo noodig door ander tijdelijk personeel, dat door Burge
meester en Wethouders wordt benoemd en ontslagen, die
tevens hun instructies vaststellen.
De bezoldiging van den Directeur en den adjunct-directeur
wordt geregeld door den Raaddie van het overige personeel
door Burgemeester en Wethouders, met inachtneming van
een maximum van f 40 per week per persoon.
Art. 6.
De Directeur en het overige personeel mogen zonder toe
stemming van Burgemeester en Wethouders, noch recht
streeks deelnemen aan leveringen ten behoeve van het bedrijf,
noch eenig direct ot indirect voordeel in verband daarmede
genieten.
Art. 7.
De boekhouder-kassier stelt als waarborg voor zijn gelde
lijk beheer op eene door de Gemeente-borgtochtenwet voor
geschreven wijze, eene persoonlijke of zakelijke zekerheid ten
behoeve van de gemeente ten bedrage van ƒ10.000; de bepa
lingen van de Verordening van 9 Maart 1911 (Gem.Blad No. 5)
houdende regeling, betreffende de door de gemeente-ambte
naren te stellen zakelijke zekerheid, zijn ten deze mede van
toepassing.
Het bedrag der zekerheid kan door den Raad worden ver
hoogd ot verlaagd.
Art. 8.
De uitgaven van het bedrijf bestaan in:
a. de kosten van vee, vleesch, visch en van de met de
vleesch- en vischvoorziening verband houdende artikelen en
grondstoffendie zijn aangekocht of welke voor de Regeering
worden gedistribueerd, ook ten behoeve van andere gemeenten,
voorzoover de verrekening door bemiddeling van het gemeen
tebestuur plaats heeft;
b. de onkosten, vallende op den aankoop, den aanvoer, het
bewaren, het onderhoud, den verkoop en de distributie van
de sub a bedoelde voedingsmiddelen, artikelen en grondstoffen
c. de kosten van huur, inrichting, verwarming, verlichting
en onderhoud van kantoren en bergplaatsen, alsmede de
bezoldiging van het personeel;
d. alle hierboven niet genoemde uitgaven van het bedrijf,
welke in verband staan met de beschikbaarstelling van vleesch
en visch.
Art. 9.
De ontvangsten van het bedrijf bestaan in:
a. de opbrengst van den verkoop van de in art. 1 bedoelde
voedingsmiddelen, artikelen en grondstoffen;
b. de eventueel door het Rijk aan de gemeente te verleenen
vergoeding voor de distributie van vleesch en visch en de
daarmede verband houdende werkzaamheden;
c. de bijdrage uit de gemeentekas, ter dekking van het
nadeelig saldo van het bedrijf over het dienstjaar;
d. rente van a deposito gestorte gelden van het bedrijf;
e. alle hierboven niet genoemde ontvangsten van het bedrijf.
Art. 10.
Het dienstjaar loopt van den dag van oprichting van het
bedrijf tot en met 31 December daaraanvolgende en verder
van 1 Januari tot en met 31 December.
Art. 11.
De boekhouder-kassier is onder toezicht van den Directeur
belast met de administratie van het bedrijf, het houden van
de daarvoor noodige boeken, alsmede met de zorg voor de
inning van alle inkomsten en ontvangsten en het doen van
alle betalingen, het bedrijf betreffende.
Hij geeft aan Burgemeester en Wethouders, aan een lid
van dit College, of den door dit College aan te wijzen des
kundige en aan den Directeur, zoo dikwijls zij dit verlangen
inzage van de kas, boeken en voorraden, alsmede van alle
bescheiden, op het beheer van het bedrijf betrekking hebbende.
Indien de in kas zijnde gelden het bedrag der in art. 7
genoemde zekerheid te boven gaan, wprdt het meerdere tijde
lijk belegd op de wijze, door Burgemeester en Wethouders
te bepalen.
Art. 12.
De betalingen van het bedrijf geschieden door den boek
houder-kassier op behoorlijke kwijtingsbewijzen, nadat de
daarbij behoorende rekeningen, facturen en andere bescheiden
door den Directeur voor accoord zijn geparafeerd.
De invordering van alle inkomsten en ontvangsten van het
bedrijf geschiedt door den boekhouder-kassier, tegen door
loopend genummerde kwijtingsbewijzen.
Art. 13.
Bij behoefte aan kasgeld neemt de boekhouder-kassier op
bevelschrift van Burgemeester en Wethouders het noodige
kasgeld op bij den Gemeente-ontvanger.