GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
133
raeEKonEH srniKi:\.
N®. 198. Leiden, 8 Augustus 1918.
In Uwe Vergadering van 16 Maart 1916 (Ingek. Stukken
No. 32) werd ons College o. a. gemachtigd:
1°. om uit 's Rijks kas een voorschot van ten hoogste
f 379.245 aan te vragen en te aanvaarden ten behoeve van
den bouw van 147 woningen, waaronder 3 winkels, en van
2 pakhuizen op het z.g. Kooiterrein, en den aankoop van den
daarvoor alsnog benoodigden grond, door de Vereeniging tot
bevordering van den bouw van Werkmanswoningen alhier, en
tevens om tot H. M. de Koningin het verzoek te richten in
de tengevolge van de verstrekking van het voorschot door
de gemeente aan het Rijk te betalen annuïteit een Rijks
bijdrage te verleenen van ten hoogste 3515.65 per jaar,
opdat het op 7031.30 geraamde jaarlijksche tekort der
exploitatierekening gelijkelijk door het Rijk en de gemeente
zou worden gedragen;
2°. om uit 's Rijks kas een voorschot van ten hoogste
f 48.500 aan te vragen en te aanvaarden ten behoeve van
den aankoop en den aanleg van een volkspark, op een ter
rein, benoorden de Decimastraat en de Medusastraat;
3°. om, bij verleening van het voorschot ten behoeve van
den aankoop en den aanleg van het volkspark, de 4 voor
bebouwing bestemde stukken grond ten noorden en ten zui
den van het voor park bestemde terrein, aan de Vereeniging
tot bevordering van den bouw van Werkmanswoningen te
verkoopen en in verband hiermede uit 's Rijks kas een voor
schot van ten hoogste f 88.480 aan te vragen en te aanvaar
den ten behoeve van den bouw van 30 woningen ten noorden
en ten zuiden van het aan te leggen volkspark en den aan
koop van den daarvoor benoodigden grond, door voornoemde
vereeniging.
Aanvankelijk bleken bij de Ministers van Binnenlandsche
Zaken en Financiën verschillende bedenkingen tegen de over
gelegde plannen te bestaan en maakten zij ook bezwaar tegen
het verleenen van een voorschot ten behoeve van den aan
leg van het volkspark, doch nadat wij die bedenkingen had
den ontzenuwd en gewezen hadden op het groote belang bij
de totstandkoming van het volkspark, dat inhaerent is aan
de bebouwing van het Kooiterrein, mochten wij eindelijk bij
schrijven van 15 September 1917 van den Minister van Bin
nenlandsche Zaken vernemen, dat door hem en den Minister
van Financiën zou worden bevorderd, dat ook voor den aan
leg van het volkspark een voorschot uit 's Rijks kas werd
verleend.
Toch verliepen andermaal ongeveer 9 maanden, alvorens
wij bij de hierachter afgedrukte missives, waarvan U in Uwe
Vergadering van 13 Juni j.l. mededeeling werd gedaan, de
definitieve toezegging ontvingen, dat op de toekenning van
al de aangevraagde voorschotten kon worden gerekend. De
desbetreffende Koninklijke besluiten zouden ons zoo spoedig
mogelijk in afschrift worden toegezonden. In ons bezit zijn
deze afschriften intusschen nog niet.
Zooals U uit die missives zal blijken, komen de bedragen
der toegezegde voorschotten niet overeen met de ingevolge
Uw besluit van 16 Maart 1916 aangevraagde bedragen. Met
het oog op de te verwachten hoogere kosten van uitvoering
van den bouw, achtte het College van Bijstand bedoeld bij
art. 35 der Woningwet, het z.g. Woning-College, hetwelk de
Regeering van advies dient bij voorschotaanvragen, het noo-
dig, dat, alvorens tot de verleening der voorschotten werd
overgegaan, een nieuwe raming van kosten werd ingediend.
De Vereeniging tot bevordering van den bouw van Werk
manswoningen maakte dientengevolge op ons verzoek eene
begrooting naar de tegenwoordige omstandigheden op, waarbij
de bouwkosten en de verdere kosten van uitvoering belang
rijk hooger moesten worden geraamd, dan in 1916 en wel op
een bedrag van f 764.800 voor den bouw der 147 woningen
en van f 173.600 voor den bouw der 30 woningen. Tot ten
hoogste deze bedragen zijn de voorschotten dan ook in de
missives toegezegd.
Dadelijk na ontvangst der missives hebben wij het bestuur
van de Vereeniging tot bevordering van den bouw van
Werkmanswoningen met den inhoud daarvan in kennis
gesteld en er zijne aandacht op gevestigd, dat nu met de
uitvoering der plannen een aanvang kon worden gemaakt.
Nadat het desbetreffende bestek onze goedkeuring had ver
worven, heeft op 1 dezer de aanbesteding plaats gehad.
Bij gunning van het werk aan de laagste inschrijvers
Gebr. Westerhout te Utrecht, zullen de kosten volgens bij
gaande begrooting, opgemaakt na de gehouden aanbesteding,
in totaal moeten worden geraamd op 1.017.600, terwijl
de aan het Woning-College opgegeven gewijzigde raming
764.800 173.600 ƒ938.400, d. i. ƒ79.200 minder
bedroeg.
Terwijl dus in 1916 gerekend werd op een bedrag van
ƒ379.245 -f- ƒ88.480 ƒ467.725 voor de kosten van uit
voering der beide bouwplannen, moeten deze thans niet
minder dan ƒ549.875 hooger worden geraamd. Verwondering
behoeft deze stijging der kosten van uitvoering met ruim
115% niet te baren, aangezien het van algemeene bekendheid
is, dat dergelijke kosten tengevolge van de tijdsomstandig
heden exorbitant zijn gestegen en ramingen tengevolge van
het zich herhaaldelijk wijzigen der omstandigheden tegen
woordig zelfs niet bij nadering vooraf zijn te maken.
Tengevolge van de stijging van het benoodigde kapitaal tot
ƒ1.017.600, stijgt uit den aard der zaak ook het jaarlijksch
tekort op de exploitatie-rekening der beide plannen. Bedroeg
dit tekort volgens de in 1916 opgemaakte raming voor de
147 woningen ruim ƒ7.000 en voor de 30 woningen nihil
en volgens de nader aan het Rijk overgelegde begrooting
resp. ƒ21.537.18 en ƒ2276.50, thans moet het jaarlijksch
tekort volgens de na de aanbesteding opgemaakte begrooting
op resp. 24.372.60 en ƒ2940.68 worden geschat.
Tot welke bedragen kan nu worden aangenomen, dat door
het Rijk hierin wordt bijgedragen? Met juistheid kunnen wij
U dit op het oogenblik nog niet opgeven, doch aan de hand
van de van den Minister van Binnenlandsche Zaken ontvangen
missives mag worden aangenomen, dat van beide tekorten
f a gedeelte ten laste van het Rijk zal komen, terwijl in
het eerste tekort zoo noodig bovendien nog zal worden ge
geven een jaarlijksche bijdrage tot een maximum van de helft
van het verlies, dat na aftrek van de overige bijdragen op de
exploitatierekening zal worden geleden, als gevolg van het
beneden kostprijs verhuren van woningen aan gezinnen, die
hun huisvesting hebben verloren tengevolge van maatregelen,
in het belang der volkshuisvesting genomen en niet in staat
zijn den kostprijs te betalen.
Wij ontveinzen ons niet, dat het jaarlijksch offer, dat van
de gemeente wordt gevergd, aanzienlijk is en belangrijk
hooger, dan het in 1916 gedachte bedrag van ruim ƒ3500.
Vermits een en ander echter uitsluitend een gevolg is van de
zoo exorbitante stijging der rnateriaalprijzen en de woning
nood hier ter stede bijzonder groot is, meenen wij, dat ook
het hoogere offer door de gemeente, evenals door het Rijk,
moet worden gebracht en dat aan de Vereeniging tot bevor
dering van den bouw van Werkmanswoningen toestemming
tot de gunning van het werk moet worden gegeven.
Onder mededeeling, dat wij U na ontvangst van de af
schriften der verschillende Koninklijke besluiten betreffende
het verleenen der voorschotten en bijdragen zullen voorstellen
ons te machtigen de na de aanbesteding nog noodig gebleken
verhooging dier voorschotten en bijdragen aan te vragen,
geven wij U mitsdien thans in overweging ons te machtigen,
om in afwijking van het bepaalde in Uw besluit van 16 Maart
'1916 sub C 3° en sub E 3°, aan de Vereeniging tot bevorde
ring van den bouw van Werkmanswoningen reeds nu toe
stemming te verleenen tot de gunning der aanbestede werken
betredende den bouw van 147 woningen en 2 pakhuizen op
het z.g. Kooiterrein en den bouw van 30 woningen ten noorden
en ten zuiden van het aan te leggen volkspark daar ter
plaatse over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
BEGROOTING VAN KOSTEN, OPGEMAAKT NA DE
GEHOUDEN AANBESTEDING.
Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmans
woningen te Leiden. (Bouwplan Kooiterrein 147 woningen
en Bouwterrein Volkspark 30 woningen).
Bouwkosten, laagste inschrijving van Gebr.
Westerhout te Utrecht880.000.
Buiten de aanbesteding gehouden verfwerk,
begroot op30.000.
Schoeiipgen. 7.000.—
Bestrating en rioleering40.000.
Onteigening van het perceel Werner. 14.000.
Renteverlies, enz7.000.—
Ophooging en demping 16.000.—, waarvan,
reeds verwerkt 10.000.welk bedrag
volgens art. 1 blz. 5 van het bestek in de
aannemingssom moest worden begrepen,
rest dus6.000.—
Architectuur, dagelijksch toezicht, enz. 15.000.—
Grondaankoop Id 12.600.
Renteverlies, enz. I ten behoeve van i 2.000.
Architectuur, dagelijksch de 30 woningen
toezicht enzv 4.000.—
Benoodigd kapitaal 1.017.600.2)
i) Hieronder begrepen de 30 woningen.
J) Hierbij kan worden aangenomen, dat het benoodigd kapitaal voor de
147 woningen 829.100.en dat voor de 30 woningen 188.500.zal
bedragen.