186 MAANDAG 29 JOU 1918.' voerd. Dat gebeurt ook niet bij particulieren. Dit is volgens mijne opvatting voor de gemeente de voordeeligste manier, want nu betaalt de Regeering ®/io van het verschil tusschen inkoops- en distributieprijs en de gemeente slechts Vio. Deze heele quaestie staat in No. 4140; Afdeeling Crisiszaken »Varkensmesterij". Daar staat het volgende: »lndien gemeentebesturen het mesten van varkens in eigen beheer ter hand wenschen te nemen, welk mesten dan, be houdens door den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel te verleenen ontheffing, zal moeten geschieden binnen de gemeente, zullen zij een even groot aantal varkens als zij willen bestemmen voor de voedselvoorziening hunner inge zetenen, beschikbaar moeten stellen voor de algemeene dis tributie. Deze bepaling is ook van toepassing op: a. stichtingen, instellingen van liefdadigheid en dergelijke, die ter plaatse ten behoeve van de aan hun zorg toever trouwde personen varkens willen mesten in eigen beheer; b. werkgevers, die ter plaatse ten behoeve van hun perso neel varkens willen mesten in eigen beheer; c. arbeidersorganisaties, die gemeenschappelijk op één ter rein ter plaatse varkens willen mesten ten behoeve van hun eigen gezin". Deze regeling geldt dus niet voor particulieren. De heer Zwiers. M. d. V. Moet het mesten in de gemeente plaats hebben De Voorzitter. Behoudens ontheffing. De heer Eerdmans. M. d. V. Wordt in dit stuk ook de prijs genoemd? De Voorzitter. Er staat: »De voor de Regeering beschikbaar te stellen varkens moe ten bij aflevering een minimum-slachtgewicht van 55 K.G. hebben. De aflevering zal op de gewone voorwaarden plaats hebben tegen een prijs van ten minste f 1.75 per K.G. slacht- gewicht of zooveel meer als op het oogenblik der aflevering zal blijken billijk te zijn." De Minister vindt dus zelf, dat de prijs niet billijk is. De heer Eerdmans. M. d. V. Uit hetgeen U heeft voor gelezen is niet gebleken, dat de Regeering van hetgeen wij meerder distribueeren dan de Regeering ook 9/io van de onkosten zal betalen. Wanneer de varkens 55 K.G. wegen, zouden wij ze beter aan de Regeering kunnen verkoopen, dan kunnen wij' er goed mede uit, en dan laten wij de rest van de varkens vetter worden. De Voorzitter. Ik heb alle circulaires thans niet bü mij. Ook volgens den Directeur van het levensmiddelenbedrijf is het de bedoeling, dat van hetgeen wij meer mogen distribueeren uit hoofde van onze eigen boonen-cultuur de Regeering 9/io van de onkosten voor hare rekening neemt. Ik geef U toe, dat dit eene moeilijke quaestie is. Meestal zijn de circulaires niet heel duidelijk. Bijna iedere week ontvangen wij eene rectificatie. Eerst was het ons ook niet geheel duidelijk, maar het is ten slotte gebleken, dat dit toch de bedoeling van de Regeering is. De heer van Gruting. M. d. V. Ik ben nog niet tevreden gesteld door Uw antwoord. Er is steeds gesproken over het koopen en distribueeren van varkens. Maar zij moeten in de allereerste plaats worden vetgemest en daarvoor is voedsel noodig. U zegt: Wij zullen het aan de Regeering aanvragen en het dan gebruiken. U moet de zaken evenwel niet omkeeren. Wij moeten eerst voer hebben en dan eerst kunnen wij gaan mesten. De heer van Diemen is een deskundige, maar hij is iemand, die gewoon is met meel te mesten en niet met menageafval. Wil men dat, dan moet men zich wenden tot van Ulden of de Teske's, dat zijn menagemesters. Men kan de menage evenwel niet gaan vergelijken met het voer, waar mede varkens gewoonlijk worden gemest. Met aardappelschillen alleen kan men niet mesten. Ik zou er daarom niet aan willen beginnen, zoolang wij de zekerheid niet hebben meel te kunnen krijgen. U loopt hierover heen. In dit opzicht ben ik zoo deskundig als geen tweede. Ik heb deze dingen speciaal bestudeerd. Met aardappelschillen krijgt men geen gemeste varkens en zult U nooit een halfpond kunnen distribueeren. Wanneer het distributiebureau U niet waarborgt, dat U meel krijgt voor 200 varkens, begin er dan niet aan. Wat is er nu tegen om als het distributiebureau geen meel kan leveren, dit te betrekken van Prof. van Calcar Wij moeten zorgen, dat wij voer krijgen, anders wordt het een debacle. Er wordt gezegd: wij hebben aardappelschillen en misschien gaat er wel eens een koe dood, waarvan het vleesch, voor zoover het niet geschikt is voor menschelijk voedsel, aan de varkens kan gegeven worden en dan nog wat bedorven regeeringsworst. Op zulke gronden kunnen wij toch niet overgaan tot het mesten van een paar honderd varkens. Ik ben thans 20 jaar in dezen streek en weet precies wat de varkens noodig heb ben. Zonder zekerheid van het distributiebureau wil ik geen goed geld naar kwaad geld gooien. De heer A. Mulder. M. d. V. Ik ben door de discussie niet veel wijzer geworden, maar ik ben gekomen tot de con clusie, dat ik voor het voorstel van Burgemeester en Wet houders moet stemmen, omdat ik er van overtuigd ben, dat wat hier gezegd is niet aan doovemansooren zal zijn gezegd. Burgemeester en Wethouders zullen met wat er gezegd is wel rekening houden; vooral met de mededeelingen van den heer van Gruting. Ik kan niet gelooven dat Burgemeester en Wethouders order zullen geven varkens te koopen, zonder te weten ze te kunnen voeden. Ik weet wel, dat het onmogelijk zal zijn zich vooruit te voorzien van voedsel voor 3 of 4 maanden, maar het moet blijven eene zaak van voortdurende zorg voor Burgemeester en Wethouders. Wat het bouwen van een eigenmesterij betreft, geloof ik niet, dat wij daaraan moeten beginnen. Het lijkt heel mooi, maar dan moeten wij het in het grout doen, terwijl dit slechts een proef zal wezen. Gelukt de proef, dan kunnen wij erover denken eene mesterij op te richten met misschien daaraan verbonden eene fokkerij. Waar het evenwel noodzakelijk is voorzichtig te zijn, geloof ik, dat wij den weg op moeten gaan door Burgemeester en Wethouders voorgesteld en dat men niet slechts moet onder handelen met van Diemen, maar ook met de Graaf. Burgemeester en Wethouders hebben te verstaan gegeven, dat zij hiertoe bereid zijn, maar tot heden hebben wij nog geen onderzoek kunnen instellen. Overtuigd, dat Burgemeester en Wethouders al het mogelijke zullen doen, terwijl het dus niet vaststaat, dat van Diemen de varkens zal mesten, geloof ik, dat wij werkelijk wel met het voorstel van Burgemeester en Wet houders mede kunnen gaan. Over het geheel genomen is het resultaat voor de inwoners niet heel groot, maar wij moeten de kleintjes niet versmaden en wij moeten alles doen om ook het weinige te kunnen verkrijgen. De heer Pera. M. d. V. Men moet beginnnen te letten op wat hier de hoofdzaak is en die is, dat wij voedsel krijgen. Wat daaromtrent gehoord is, is niet opwekkend en de vrees bestaat, dat er voedselgebrek zal komen. Ik meen daarom dat alle middelen moeten worden aangegrepen om den voedsel voorraad te vermeerderen. Hierbij mogen wij niet al te zeer op de kosten zien. Goud en zilver kunnen wij niet eten. Wij hebben levensmiddelen noodig. En waar nu, wat de mesterij betreft er een kink in den kabel is gekomen, daar is het zaak de mesterij. te bevorderen. Dat er invloed wordt uitge oefend op de Regeering om een hooger prijs te bedingen, is noodzakelijk; niet alleen om geen schadepost te krijgen, maar ook om de lust tot mesten te bevorderen. Waar op den voorgrond moet worden gesteld de vermeerdering van spek en vet, waaraan zooveel behoefte is en welke behoefte nog grooter zal worden, daar moet men over zijne bezwaren heen stappen en den weg inslaan, die tot die vermeerdering leidt. Men moet niet gaan zeggen waarom moet Leiden dit doen en de andere gemeenten niet. Dit is het gewone middel om niets tot stand te brengen. Laat Leiden maar beginnen de hand aan den ploeg te slaan, dit zal misschien voor andere gemeenten aanleiding wezen het ook te doen. Wanneer alle gemeenten het deden, zou men meer kans hebben, dat Leiden alle varkens mocht behouden, die hier gemest zullen worden. Neemt ieder eene afwachtende houding aan, dan worden er niet veel varkens gemest en valt er weinig te distribueeren. In vereend werk zit ook hier de groote kracht. Laat Leiden een voorbeeld geven, dan zal men er ons later niet een ver wijt van kunnen maken, dat wij niet ai het mogelijke hebben gedaan. Met alle bezwaren aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders verbonden, en dat zijn er niet weinig, zou ik toch den moed niet hebben tegen het voorstel te stemmen. Wanneer de heele burgerij roept om eten en het is er niet, krijgen wij een schrikkelijicen toestand. Mijnheer de Voorzitter. U heeft gevraagd: waarom eischt dit voorstel zooveel beraadslaging, waar het voorstel tot boonenteelt zonder discussie is aangenomen geworden. Ik geloof, dat er aan teelen van boonen niet zooveel risico ver bonden is. Wij staan hier voor een geheel nieuwen toestand, die veel zorg vereischt, wat evenwel niet wegneemt, dat ik stemmen zal voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer de Lange. M. d. V. Ik heb zoo straks al mijn sympathie betuigd met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik wil er slechts mijn leedwezen over uitspreken, dat men zoo weinig gevoelt voor het bouwen van een schuur. Ik heb eenige voordeelen daaraan verbonden in het licht gesteld, maar natuurlijk geen bouwsom genoemd; nu er toch een genoemd werd, wil ik wel zeggen zonder in het werk van den Directeur van Gemeentewerken te willen treden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 6