MAANDAG 29 JULI 1918. 185 Wij verkeeren hier in ongunstige.omstandigheden: er zijn te veel inwoners met een klein inkomen; hierdoor wordt de distributie moeilijk en is de hoeveelheid kleiner dan in andere gemeenten. Ik dacht dan ook, dat Burgemeester en Wet houders alle middelen moesten aangrijpen om te trachten hierin verbetering te brengen, gelijk ook in andere plaatsen geschiedt. Nu is het vooral in deze zaken niet mogelijk om altijd wiskunstig voor te rekenen, wat de gevolgen zullen zijn van een voorstel van Burgemeester en Wethouders; dit behoeft evenwel nog geen reden te zijn er niet met mede te gaan. Waarvoor is die storm noodig? Bij het voorstel om 110 H. A. laad te huren voor boonen teelt heeft men niets gezegd. Waarom men dan over dit voorstel zoo'n drukte maakt, begrijp ik niet. Ik kom dan ook alleen op tegen de uitdrukking van den heer Fokker, dat wij dit voorstel er hebben willen doorjagen. Hij kon dit wel wat beleefder hebben uitgedrukt, maar ieder vogeltje zingt zooals het gebekt is. Ik begrijp evenwel niet, hoe dit in verband zou staan met het aanbod van den heer de Graaf. Ik heb dit eerst hedenmorgen ontvangen in de vergadering van Burgemeester en Wethouders. Hoe kunnen Burgemeester en Wothouders daarover thans reeds advies uit brengen? Maar zoo is het nu altijd: men doet een aanbod, waarom weet ik niet, op een tijdstip dat de gelegenheid ont breekt om er advies over uit te brengen. Ik kan dan ook niet anders zeggen dan dat Burgemeester en Wethouders het voorstel grondig zullen overwegen. Wij hebben er nog geen tijd voor gehad. De heeren hebben dit stuk reeds 48 uur in hun bezit, Burgemeester en Wethouders het stuk van den heer de Graaf pas sinds van morgen. Nu wordt zoo heel gemakkelijk gezegd ik heb advies inge wonnen bij een deskundige, maar ik weet niet wien de heer Mulder bedoelt. Dit wil ik slechts zeggen, dat ik sinds den oorlog veelal deskundigen ontmoet, die belanghebbenden zijn. Ik geloof, dat voor een groot gedeelte de fouten in de distri butie gemaakt, hieraan te wijten zijn, dat men niet is afge gaan op het oordeel van deskundigen, maar op dat van be langhebbenden. Ik begrijp niet, waarom onze deskundige nu in eens niet tot oordeelen bevoegd zou zijn, terwijl ieder be langhebbende als deskundige zou moeten worden beschouwd. Ik ga af op het oordeel van iemand, die bewezen heeft wel deskundig te zijn. De vleeschvoorziening was geen gemakkelijk werk en de be langhebbenden waren bijna altijd eene andere meening toege daan dan de deskundige, en nu is mij steeds gebleken, dat de deskundige het bij het rechte eind had. Dit is zoo dikwijls ge beurd, dat ik mijn volle vertrouwen stel op het advies van Dr. Stuurman, die bewezen heeft het vertrouwen ten volle waard te zijn. Er bestaat in de mesterij een groot verschil van meening. Ik ben geen deskundige, maar dit weet ik wel, dat de regeeringsvarkens ten slotte minder dan 55 K.G. mochten wegen. Men doet alsof men nog van die zware varkens kan fokken, zooals op de vette Varkensmarkt kwamen, die bijna niet meer loopen konden, maar het zijn slechts betrek kelijk magere beestjes die men thans nog fokken kan. Wat de smaak betreft, zijn de magere dikwijls beter dan de dikke var kens. In Engeland wil men slechts doorregen spek. Wij mogen dus al heel blij zijn, wanneer wij varkens fokken zooals wij het vorig jaar van de Regeering kregen. Die beesten moeten meel hebben. Nu geeft de heer van Gruting mij den raad mij tot den heer van Calcar om meel te wenden. Dat kan ik niet. Ik moet meel aan de Regeering aanvragen. En dat heb ik gedaan. Ik heb aan de Regeering bericht, dat Leiden bereid was varkens te fokken om de eerste te zijn, die meel ontving. Een concreet antwoord heb ik evenwel op mijne vraag niet ontvangen. Schillen alleen zijn niet voldoende, zegt de heer van Gru ting. Dat geef ik toe. De prijs is niet voldoende, zegt hij, en daarom mesten de boeren niet meer. Maar juist daarom is het onze plicht te mesten. Wat het aanbod van den heer de Graaf betreft, daaraan zullen Burgemeester en Wethouders hun aan dacht schenken; maar de heer de Graaf heeft zijn mesterij in Sassenheim en volgens.den heer de Lange zou men er groot bezwaar tegen moeten maken om de schillen naar Sassenheim te vervoeren. Dan zou men ze nog beter naar de Weipoort kunnen brengen. Men zegt»de heer van Diemen vraagt zooveel". Men vergeet evenwel, dat hij eene ingerichte mes terij heeft, die veel geld kost. Daarvoor moet worden betaald in de huur, de rente en de aflossing. Het zou sommen kos ten zelf eene mesterij te doen bouwen, maar in alle gevallen vast gebonden aan den heer van Diemen zijn wij nog niet. Wanneer de proef mocht slagen, ben ik er niet op tegen om door de gemeente een stal te laten bouwen, maar op het oogenblik is het veel te riskant en het duurt ook te lang. Het gaat ermede als met het zoeken naar een woning. Men moet b.v. in eene plaats gaan wonen en wil een eigen huis zetten, maar men kan daar niet op wachten, en nu huurt men zoo lang een huis; zoo is het hier ook mede. Of het aanbod van den heer van Diemen duurder is dan dat van den heer de Graaf, kan ik zoo niet in eens zeggen. Mis schien dat de heer van Gruting den tijd heeft gehad het aanbod van den heer de Graaf te bestudeeren; ik niet. Nu vraagt de heer Mulder: «waarom niet liever jong vee gekocht." Vooreerst zijn er de laatste weken geen markten gehouden, omdat het jonge vee geïnventariseerd moest worden. Boven dien komt, naar verluidt, half Augustus de vleeschdistributie en dan is het slachten van jong vee verboden. Wij zouden daarvoor dus eene slachJvergunning moeten krijgen. Wij loo pen derhalve de risico koeien te koopen, die wij later niet slachten mogen. Wat de vette kalveren betreft, heeft IJ wel licht opgemerkt, dat de distributie daarvan is spaak geloo- pen. Omdat men er te weinig had, zijn zij alleen gedistri bueerd geworden in Amsterdam, Rotterdam, den Haag en Utrecht, waar ik tegenop ben gekomen. Ik heb gezegd, dat dit onbillijk was en men heeft dit toegegeven, maar het baatte niets. Bovendien is het vleesch te duur f 4.per K.G., men zou het niet kunnen betalen. Nu zie ik in de mesterij geen geldelijk voordeel voor de gemeente, maar ik hoop toch, dat dit niet zooveel aan de gemeente zal behoeven te kosten, te meer omdat ik er van overtuigd ben, dat de Minister een hoogeren prijs zal geven dan f 1 75. Het is dus slechts een proef die wij nemen. Is het voorstel van den heer de Graaf aannemelijk, dan is er niets tegen met hem te contracteeren. De heer Stuurman wil ook wel in het Slachthuis een mesterij oprichten, maar dat kost tijd, terwijl eerst de risico eens goed onder de oogen moet worden gezien. Ik meen hiermede alle vragen beantwoord te hebben. Alleen heb ik nog te beantwoorden de vraag van den heer Eerdmans over den prijs van het vleesch. Het zal gaan als met de boonen. De Regeering neemt alles over tegen Regeeringsprij^ De Regeering behoudt nu de helft, terwijl wij de andere helft voor regeeringsprijs koopen. Dit vleesch verkoopen wij tegen distributieprijs, en van het verlies betaalt de Regeering 9/10. Gesteld, dat het vleesch ons f 2.kost en de Regeering neemt het voor dien prijs over, dan verliezen wij er niets op. Nu wordt het vleesch tegen distributieprijs verkocht. Van het verschil tusschen inkoops- en distributieprijs moet de Gemeente 1/10 betalen. Die kosten komen derhalve er bij, maar het is slechts 1/10 gedeelte, met de boonen zal het later evenzoo gaan. De Re geering neemt ze over tegen b.v. 30 cent. De distributieprijs is b.v. 16 cent. Nu hebben wij van het verschil tusschen inkoops- en distributieprijs het 1/10 te betalen. Nu kan men zeggen: dat zou eenvoudiger kunnen. Dit is gemakkelijk te zeggen. Het is zoo eenvoudig niet. Wanneer wij alle varkens mochten behouden, zouden wij niet 1/10 moeten betalen van het verlies maar 10/10. Stel een varken kost ons f 2.per pond en wij moesten het verkoopen tegen f 1.70, dan moesten wij de volle 30 cent bijleggen, terwijl het ons nu slechts 3 cent kost. Daarom is het gewenscht, dat alles loopt over de Regeering. Ik geloof hiermede alle vragen te hebben beantwoord. Ik ben er voor, dat wij deze proef nemen. Slaagt de proef en blijkt het wenschelijk om de zaak uit te breiden, dan kunnen wij dat altijd nog doen. Wat het voedsel betreft, zullen wij alle moeite doen het te krijgen, wat de uitbreiding betreft, zullen wij overwegen of er niet desnoods eene fokkerij aan kan worden toegevoegd. Wij moeten evenwel een begin maken en daarvoor is een crediet noodig. Wil men geen uitbreiding, dan kan men een latere credietaanvrage weigeren. Burge meester en Wethouders vragen derhalve thans aan een crediet van f 70000.om een begin te maken met de uitvoering van dit plan. De heer Eerdmans. M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen U bet laatst heeft gezegd, zou ik nog wel een vraag willen doen. Op de agenda staat: »de stukken liggen voor de leden in de Leeskamer ter lezing." Bij het inzien daarvan bleek het mij, dat het stuk, dat daar lag, hetzelfde was als wat wij hebben ontvangen. Ik had gedacht daar ook te zullen vinden de correspondentie over de voorwaarden, waarop de gemeente een dergelijken maatregel zou kunnen nemen. Als ik mij wel herinner, is de vorige maal gezegd, dat het zeer lang onzeker is geweest of de gemeenten onder de zelfde voorwaarden als de varkensmesters varkens zouden mogen mesten. Toen is ons medegedeeld, dat dit was toegestaan op voorwaarde, dat van iedere 2 varkens die gemest werden er 1 moest worden afgestaan aan de Regeering. Wat U ons thans mededeelt, komt hierop neer, dat wanneer wij 400 varkens mesten, wij er 400 aan het Rijk moeten afstaan, terwijl wij verlof krijgen om dan meer te mogen distribu- eeren dan het Rijk zou distribueeren. Dit is feitelijk de be doeling van de uitdrukking, dat wij er van de 400 200 mogen behouden. De Voorzitter. Alleen de prijsberekening gaat over de Regeering. De varkens worden niet eerst naar Den Haag ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 5