484
MAANDAG 29 JULI 4948.
daarom is het goed, dat er in den Raad op wordt gewezen.
Men zou anders meenen, dat van Diemen niet meer ontving
dan f 6 per varken. Als de heer Stuurman en Burgemeester
en Wethouders dit wisten, waarom is dit dan ook niet in de
nota gezegd?
Verder is medegedeeld, dat de schillen als voedsel worden
gebruikt, waarvoor een schuur gebouwd zal moeten worden.
Nu begrijp ik niet, terwijl men hier vlak bij heeft een tabriek
van veevoeder, waarom de schillen niet daarheen worden
vervoerd en men met de fabriek geen contract aangaat om
voor de schillen een bepaalde hoeveelheid meel terug te ont
vangen. Hieraan is tweeërlei voordeel verbonden. Men is dan
zeker veevoeder te krijgen en de schillen gaan niet verloren.
Het is best mogelijk, dat de schillen door de gemeente in
een schuur bewaard niet goed zullen blijven. Gebracht in de
fabriek van den heer Calcar worden ze gewasschen, gedroogd
en tot meel verwerkt. Ik acht het daarom beter zoo mogelijk
op de door mij aangegeven wijze te behandelen. Bovendien
kan ik U de verzekering geven, dat men aan de vuilverbran
ding zeer blij zal zijn als men de schillen daar kwijt raakt.
In de vuilnisbakken worden nog veel schillen aangetroffen,
die op de brandwaarde van het overige vuil een zeer nadee-
ligen invloed hebben. Ik zou die schillen afzonderlijk willen
opgehaald zien. Daardoor voorkomt men, dat deze op het
terrein van de vuilverbranding zouden moeten worden uit
gezocht, wat gewoon een onmogelijkheid is.
Verder heeft U Mijnheer de Voorzitter nog medegedeeld,
dat Burgemeester en Wethouders nog. geen advies konden
geven over de offerte van den heer de Graaf. Waar Zaterdag
morgen, naar mij werd medegedeeld die offerte reeds ten
Raadhuize bezorgd is geworden, is het wel vreemd dat Bur
gemeester en Wethouders daarover thans nog geen oordeel
kunnen uitsprekente meer waar Burgemeester en Wethou
ders wel verlangden dat de Raad deze zaak Donderdag spoed-
eischend zou afdoen en zich dus staande de vergadering een
oordeel moeten vormen en een beslissing nemen. Die mede-
deeling is een kostelijke illustratie van de wijze, waarop
Burgemeester en Wethouders dat voorstel als spoedeischend
er door hadden willen jagen.
Het zal mij aangenaam zijn hiervan een verklaring te
mogen ontvangen. Nu raadt de heer de Lange aan een schuur
te bouwen. Wanneer wij dit willen doen naar den eisch des
tijds met cementen vloer enz. dan zou dit werk kosten moe
ten naar mij is verzekerd 20.000, en of dat nu juist een
bezuiniging genoemd kan worden, weet ik niet.
De heer van Gruting. M. d. V. Een enkel woord naar
aanleiding van dit voorstel, fk ben geheel de meening toegedaan
van den heer de Lange, dat wij niet alleen burgers van
Leiden, maar ook Nederlanders zijn. Ik geloof dan ook, dat
als wij iets kunnen bijbrengen aan de vetvoorziening, wij dit
moeten doen, zelfs al zouden wij er geen voordeel van hebben.
Dit is het hooge standpunt, dat door ons moet worden
ingenomen. De oprichting van eene varkensmesterij hangt
volgens U, Mijnheer de Voorzitter van verschillende dingen
af. Voor niet te duur krijgen wij de beschikking over de
noodige gebouwen.
Nu hebben wij eene aanbieding van van Diemen van 6.
per week per varken plus de mest, terwijl ook de Graaf zijn
stal disponibel stelt.
Het is te doen om de mest, al wordt in de nota van
Burgemeester en Wethouders hieromtrent niets gezegd. Er
zijn nog wel meer stallen verkrijgbaar. Mocht deze proef slagen,
dan kan nog met andere eigenaren worden onderhandeld.
Wij behoeven derhalve niet zelf een stal te gaan bouwen.
Bij van Diemen kunnen er 400 varkens geplaatst worden; bij
de Graaf 200, in nog een stal 200, bij Edelaar 600. Erfblijkt
dus ruimte genoeg te zijn.
De tweede quaestie is: is er voldoende voer? Nu is het
antwoord hierop van Burgemeester en Wethouders zoo
eigenaardig, dat ik mij heb afgevraagdis hier iemand aan
het woord, die begrip van varkensmesten heeft? Burgemeester
en Wethouders zeggen: voedsel is waarschijnlijk verkrijgbaar,
wanneer gebruik wordt gemaakt van alle keukenafval, terwijl
het Slachthuis zal kunnen zorgen voor dierlijk afval. Dit is zeer
vaag. Iemand, die eenig idee heeft van varkensmesten, zal nooit
op zoo'n grondslag varkens gaan mesten. Men moet om varkens
te kunnen mesten een basis hebben en dat is meel. De kaas
boeren zijn gedwongen varkens te houden vanwege de wei,
die of zoet of zuur wordt gevoerd plus meel van mais, of
gerst of ook wel erwten. Bovendien moeten de varkens in de
mestperiode gelijkmatig voer hebben. Met aardappelschillen
alleen is nog nooit een varken vetgemest. De arbeiders geven
aan hun varkens kriel, maar dit dient slechts om ze te
onderhouden, niet om ze vet te mesten. Zonder meel gaat
dit onmogelijk. Derhalve komt mij de geheele opzet van
Burgemeester en Wethouders voor geheel verkeerd te zijn.
Men moet beginnen de zekerheid te hebben meel te kunnen
krijgen. Burgemeester en Wethouders hadden naar Prof.
van Calcar moeten gaan en informeeren of zij meel konden
krijgen voor een bepaald aantal varkens. Dan zou men naar
zijn fabriek de schillen en keukenafval hebben kunnen laten
vervoeren. Wanneer men alleen zou willen mesten met schillen,
zou ik zeggen, laten wij er dan maar niet aan beginnen, want
dan bereiken wij nooit ons doel. Er zou mijns inziens wel met
den heer van Calcar een contract kunnen worden gesloten
om het meel te ontvangen, niet voor ƒ24, maar voor ƒ20 de
100K.G. Op die wijze zouden wij in staat zijn zonder verlies
te mesten, te meer waar in uitzicht is, dat de-pi ijs voor het
varkensvleesch zal worden verhoogd. De Minister zal geven
1.75 en ƒ1.90 resp. voor varkens beneden en boven de 400 K.G.
De particulieren kunnen het voor dien prijs niet doen, daarom
zal de Minister wel verplicht zijn den prijs te verhoogen. Het
is jammer dat dit niet dadelijk is gedaan, omdat deze te lage
prijs ten gevolge heeft gehad, dat er veel minder gemest is
dan anders het geval zou zijn geweest.
Nu willen Burgemeester en Wethouders een proef' nemen
met 400 varkens, dus eigenlijk met 200 varkens voor de
gemeente bestemd. In dat geval acht ik het beter om in te
gaan op de offerte van de Graaf, dan op die van van Diemen.
En wel hierom. De Graaf heeft een hygiënisch mooi ingerichte
stal, waar nog nooit besmettelijke ziekten zijn geweest.
Bovendien heeft hij een kooktoestel met ketel, die hij in
bruikleen wil geven, zoodat dit is eene bi-sparing van 5000.
Van Diemen berekent 6 per varken, terwijl de Graat vraagt
ƒ450 voor 400 dagen. Het verschil is groot. Verder hebben
wij nog rekening te houden met de mest. Van Diemen zal
de mest houden, al wordt dit in de nota van Burgemeester
en Wethouders niet gezegd. De Graaf zegt duidelijk dat het
hem om de mest te doen is. Ik stel daarom voor, de proef te
nemen bij de Graaf en niet bij van Diemen. Is een proef van
200 te klein, laat men dan ook nog 200 varkens plaatsen bij
van Diemen, dan zal men zien hoeveel het aan de gemeente
scheelt. Veel liever zou ik zien, dat men zich bepaalde tot
de Graaf, omdat de aanschaffing van een oven en ketel dan
niet noodig zal zijn. Of ik mijn stem aan het voorstel van
Burgemeester en Wethouders zal geven, zal afhangen van het
antwoord van Burgemeester en Wethouders.
De heer Sijtsma. M. d. V. In beginsel ben ik wel voor het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar toen ik de
nota las, is mijne sympathie wel wat bekoeld. Een zoo kleine
proef als wordt voorgesteld, waarvoor men nog een duren ketel
zal moeten aanschaffen, en een loods bouwen acht ik van
weinig beteekenis. Wanneer wij 200 varkens mogen behou-
dèn, zal dit getal voor de distributie slechts zeer weinig be-
teekenén. Als wij deze zaak willen aanpakken, dan moeten
wij het in het groot doen. Dit zal natuurlijk veel geld kosten.
Mislukt het, dan is het een groote strop. Waar wij die risico
niet willen loopen en waar het nemen van een kleine
proef veel geld zal kosten en er weinig door wordt ge
wonnen, daar zal ik mijn stem aan het voorstel van Bur
gemeester en Wethouders niet kunnen geven. Men zegt, dat
wij ook zorgen moeten voor het algemeen. Ik ben van mee
ning. dat wij dit dan nu maar eens aan anderen moeten
overlaten, die ook wel eens iets aan Leiden overlaten.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik zou U gaarne een vraag
willen stellen naar aanleiding van hetgeen men voornemens
is te distribueeren. Wanneer ik het goed heb uitgerekend,
zouden wij van een varken van 200 pond 450 pond vleesch
hebben. Er gaat toch zeker wel een 50 pond af voor been
deren enz. Van 200 varkens krijgen wij dus 30000 K. G. voor
60000 inwoners, dat is 21/» ons per persoon.
Het geheele voordeel bestaat dus hierin, dat wij op deze
wijze 41/a ons meer zullen krijgen dan de Regeering zal geven.
Dit is zeer weinig en zal bovendien zeer veel kosten. Wat is
de bedoeling, dit vleesch bij distributie te geven tegen kost
prijs of tegen een lageren prijs?
Distribueert men het vleesch Jegen den kostenden prijs,
dan zal het voor menigeen te duur zijn, geeft men het voor
minder, dan moet men er op rekenen, dat wij nog duurder
uit zullen zijn, omdat wij meer zullen hebben te betalen dan
1Iio, dat de Rijksdistributie ons kost.
Ik ben er dan ook niet zeker van, dat het voordeel niet
te gering zou zijn tegenover de groote uitgaven, die ons dit
plan zal kosten; wat beteekent 4 ons varkensvleesch meer
voor den welstand van de gemeente? Ik heb U die vraag ge
steld, omdat ik er zelf mede zit. In Uw antwoord zult U ons
kunnen mededeelen, hoe U zich voorstelt, dat het gaan zal.
De Voorzitter. Er zijn mij zoovele vragen gesteld, dat het
mij moeilijk zal vallen ze alle te beantwoorden."
Er is gezegd Burgemeester en Wethouders komen zoo
plotseling met dit voorstelmaar dat ligt in den aard der zaak.
Dit plan heeft zeer veel tegen evenals de boonenteelt. Het
zal aan de gemeente geen geldelijk voordeel brengen, maar
de vetproductie wordt er door bevorderd.