DONDERDAG
25 JULI 1918.
171
met hoofdakte zal krijgen een salaris van f 2100.terwijl
de onderwijzeres zonder hoofdakte zal hebben 1600.Voor
de hoofdakte krijgt men derhalve een toelage van f 500.
Dit lijkt vergeleken bij wat voor de hoofdakte geldt bij
andere categorieën nergens naar.
Dit is nu het gevolg, wanneer men zoo iets partieel wil
regelen; dan raakt men alle vei band kwijt. Vroeger is deze
zaak van alle kanten bekeken en is besloten de hoofdakte
te bezoldigen met f 200.—. Derhalve gaat het niet aan daar
thans f 500.voor te gaan betalen. Alles te zamen acht
ik het in het belang van het onderwijs, wanneer wij op dit
moment nog niet deze regeling aanvaarden, maar Burgemeester
en Wethouders zooals wij pas met zulk een goed succes
hebben gedaan uitnoodigen spoed te maken met het
praeadvies in zake de salaris-regeling voor de andere onder
wijzers. Wij kunnen dan alles tegelijk behandelen.
Wanneer de zaak nu een beetje moeielijk mocht wezen in
verband met het verkrijgen van de noodige leerkrachten,
wat Burgemeester en Wethouders aanvoeren, dan herinner
ik er aan, dat wij onlangs daarmede heb ik tenslotte
ingestemd dat hoofd der school ambulant hebben ge
maakt, wat hij totdusverre niet was. Waar wij dien avond
niet gedaan hebben kunnen krijgen, dat het ambulantisme
voor alle hoofden van scholen werd afgeschaft, hebben wij
den heer Boet niet willen voorschrijven, dat hij klasseonder-
wijs moest geven. Wanneer men nu echter weet, dat het hier
een klein schooltje geldt met klassen van 10 en 15 leerlingen,
zal men toegeven, dat zulk een hoofd, als het moet zijn, wel
een tijd een klasse kan waarnemen, waardoor het bezwaar,
dat men geen onderwijskrachten zou kunnen krijgen, voor-
loopig uit den weg zou zijn geruimd.
Al deze zaken bijeengenomen, geloof ik, dat wij ver
standig zullen doen dit voorstel uit te stellen en aan Burge
meester en Wethouders te verzoeken om, in verband met het
adres van de afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche
Onderwijzers, spoedig met een algemeene regeling voor de
salarissen der onderwijzers te komen.
Tenslotte nog dit. Wij hebben bij de laatste regeling
in zake de salarissen van het onderwijzend personeel de
adviezen zien inwinnen van alle onderwijzers-organisaties
en dat heeft, geloof ik, een goeden indruk gemaakt. Waar
om heelt men dat nu nagelaten? Was dat wel geschied, dan
had men met hetgeen die organisaties meenden te weten zijn
nut kunnen doen. Als men de verordening in haar geheel
herziet, kan men dat verzuim herstellen en daarom zou ik
willen voorstellen deze zaak niet verder te behandelen en
daarmede te wachten totdat Burgemeester en Wethouders hun
praeadvies in zake een algemeene herziening hebben ingediend.
De heer Pera. M. d. V. Zooals ik straks reeds opmerkte,
betuig ik mijn instemming met hetgeen door Burgemeester
en Wethouders wordt aangevoerd als reden om tot deze
wijziging en verhooging der salarissen over te gaan. Zij zeggen
»Die arbeid eischt bijzondere gaven, als: een door nauw
lettende bestudeering verkregen kijk op een abnormale
kinderziel."
De bijzondere bekwaamheden, welke hier gevraagd worden,
mogen zeker betaald worden. Het doormaken van de eerste
vooroefeningen, alvorens men voor het onderwijs geschikt
is, is geen geringe zaak. Wanneer ,men werkelijk onderwijzers
heeft, .geschikt voor den arbeid, welke aan een dergelijke
school verricht moet worden, dan ziet men met zekere be
wondering de tact en de capaciteiten, welke daar aan den
dag treden. Men moet daarvoor een zekeren natuurlijken
aanleg hebben, maar bovendien moet daarbij komen een ont
wikkeling, welke voor deze taak geschikt maakt, en hoe men
het ook wil wenden of keeren, het is niet te ontkennen, dat
men bijzondere eischen moet stellen voor het onderwijzend
personeel, dat aan een school als deze werkt.
Dat het niet zoo gemakkelijk is pefsoneel voor deze school
te krijgen, heeft de ondervinding wel geleerd. Het is aan den
eenen kant bepaald een zwaar werk en aan den anderen kant
worden er groote bekwaamheden gevraagd. Vandaar, dat men
aanvankelijk heeft gedacht, dat eigenlijk voor dergelijke scholen
alleen mannelijk personeel kan gebruikt worden, want men
mag nu wel aldus redeneeren, dat onderwijzers en onder
wijzeressen gelijke salarissen moeten hebben en dat zij gelijk
werk verrichten, maar ik geloof, dat de ondervinding wel
heeft geleerd: 's maris hand een klein beelje boven! En dat
is eenvoudig door het meerdere volhardingsvermogen dat de
man bezit. Bij de bepaling van het loon voor eene dergelijke
school heeft men weinig rekening gehouden met de onder
wijzeressen. Men heeft gemeend slechts mannelijk personeel
aan zulk eene school te kunnen gebruiken, en wrel zeer be
kwame onderwijzers, voor wie als voorwaarde werd gesteld
het bezit der hoofdakte. Verder bracht de eigenaardigheid
van het onderwijs mede, dat men er voor zorgen moest, dat
wie zich eenmaal tot dat werk had verbonden, er ook bij
blijven zou.
Is in het algemeen veel verandering van personeel niet
wenschelijk, op het gebied van zulk onderwijs is dit aller
minst het geval, wijl juist hier de menschen in 't bijzonder
voor hun werk gevormd moeten worden. Ik geloof dan ook,
dat er wel reden is dit voorstel aan te nemen en het salaris
te verhoogen, opdat men in staat zal zijn onderwijzers te
krijgen en te behouden. Verder nog dit. De heer Sijtsma heeft
met nadruk gewezen op de wensehelijkheid om de salaris
regeling der onderwijzers te herzien. Ik wil evenwel verklaren,
dat, wanneer men niet zoover komt om aan alle onderwijzers
in Nederland recht te doen, men in mjj zal vinden eene
bestrijder van iedere verhooging. Ik kan dan ook niet mede
gaan met den heer Sijtsma om Burgemeester en Wethouders
aan te sporen met deze zaak spoed te maken. Wanneer men
evenwel zoover zou willen gaan, dat aan alle onderwijzers
recht zal worden gedaan, dan zal ik gaarne mijne mede
werking verleenen.
Wat het aanhangige onderwerp betreft, kan men zeggen,
dat eerst kort geleden eene regeling getroffen is geworden
en dat toen ook wel rekening is gehouden met de eigen
aardige moeilijkheden aan dit onderwijs verbonden, maar
toen was dat onderwijs nog in zijn begin. Eerst sedert kort
wordt er van dit buitengewoon onderwijs meer werk gemaakt
en heeft men door ondervinding moeten leeren, hoe moeilijk
het onderwijs is en hoe de school moest worden ingericht
om zoo doelmatig mogelijk te kunnen werken.
De heer de Lange. M. d. V. Er is mijns inziens geen
tegenstrijdigheid tusschen de meening van den heer Pera en
het voorstel van den heer Sijtsma. Praktisch acht ik het
voorstel van den heer Sijtsma meer aanbevelenswaardig. De
heer Pera zegt, dat hij niet wenscht mede te werken aan de
salaris verhooging van de openbare onderwijzers, zoolang geen
recht wordt gedaan aan alle onderwijspersoneel. Ik hoop ook,
dat spoedig de tijd zal aanbreken, dat er recht gedaan zal
worden door volkomen gelijkstelling van het openbaar en het
bijzonder onderwijs; de heer Pera vergeet evenwel, dat de Regee
ring aan de gemeentebesturen de verplichting heeft opgelegd om
in dit jaar de salarisregeling van de openbare onderwijzers te her
zien. Natuurlijk is ons niet voorgeschreven hoe de herziening zal
moeten luiden, maar de verplichting tot herziening is ons
opgelegd en in verband daarmede acht ik het rationeel dit
kleine deel van het gemeentelijk onderwijs in Leiden niet op
zichzelf, doch tegelijkertijd met de regeling, welke krachtens
de wettelijke voorschriften voor het geheele onderwijs zal
worden ter hand genomen te behandelen. Ik steun derhalve
het idee van den heer Sijtsma om de behandeling van dit
voorstel aan te houden totdat de algemeene herziening aan
de orde zal zijn.
De Voorzitter. Ik mag er wel aan herinneren, dat,
toen vijf jaren geleden tot stichting van een buitengewone
school werd besloten, dat denkbeeld bij den Raad toejuiching
en algemeene instemming vond. Nu blijkt echter, dat de
toegekende salarissen niet in overeenstemming met de wensehe
lijkheid en noodzakelijkheid zijn geweest. In het bijzonder is
gebleken, dat men de laatste anderhalf of twee jaren, als er
vacatures waren, geen onderwijskrachten' kon krijgen. Een
paar maanden geleden is dat in buitengewone mate uitge
komen, zoodat wij, zooals in de stukken staat, een onder
wijzeres in plaats van een onderwijzer hebben moeten nemen.
Ofschoon de aanstelling van een onderwijzer meer wensche
lijk ware geweest, heeft de Districts-Schoolopziener, die een
groote stem in het kapittel heeft, de onmogelijkheid van een
andere oplossing ingezien en zich met de benoeming van een
onderwijzeres vereenigd. Nu bevreemdt en het spijt het mij,
dat stemmen opgaan om de behandeling van deze zaak uit
te stellen, want hier is mijns inziens, zonder het belang van
de buitengewone scholen in de hoogste mate te krenken,
uitstel niet mogelijk. Wil de Raad de behandeling uitstellen
totdat een herziening van de salarissen, ook van de andere
onderwijzers, aan de orde komt, dan moet de Raad dat
weten, maar het is een verantwoordelijkheid, welke Burge
meester en Wethouders den Raad niet kunnen aanraden op
zich te nemen. Wij dringen, evenals de Schoolcommissie dat
heeft gedaan, met ernst op spoedige herziening dezer sala
rissen aan. Uit de stukken is duidelijk gebleken, dat het een
noodkreet is, die verlangt, dat die salarissen zoo spoedig
mogelijk zullen worden verbeterd. Niets staat daaraan in
den weg, want die herziening van de andere onderwijzers-
salarissen komt later aan de orde. Het geldt hier een buiten
gewone school, welke door buitengewone omstandigheden en
buitengewone maatregelen wordt beheerscht en waaraan ook een
buitengewoon subsidie is verbonden. Burgemeester en Wethou
ders zouden het dan ook zeer betreuren, indien de Raad de be
handeling van deze zaak uitstelde. Aan de herziening van de
salarissen der andere onderwijzers zit veel vast; de Schoolcom
missie moet er over gehoord worden en de herziening moet
van alle kanten bekeken worden. Bovendien heeft zij met