VRIJDAG 28 JUNI 1918.
161
voor eene krachtige ondersteuning in aanmerking. Voor de
gronden in het adres aangevoerd is zeer veel te zeggen. Ik
wil dan ook gaarne met den heer Pera dit voorstel onder
steunen. Ik zou evenwel willen vernemen hoeveel rabatbons
er zijn uitgegeven en hoeveel het rabat in het algemeen
bedraagt. Indertijd is er vastgesteld dat er een rabat zou
worden gegeven van 4 cent, maar dat dit bedrag ook zou
kunnen worden verhoogd. Indien dit het geval is geweest,
waarom is dit dan niet geschied? Ik hoor, dat er een rabat
van 4 cent gegeven wordt bij een inkomen van minder dan
900.terwijl een hooger rabat wordt gegeven aan degenen,
die ondersteuning van het Steuncomité ontvangen, ik heb
gehoord dat de armsten geen gebruik maken van de Centrale
Keuken, omdat zij geen hooger rabat kunnen krijgen dan van
4 cent. Indertijd is voorgesteld geworden om aan dezulken
gratis porties beschikbaar te stellen. Verder zou ik aan den
Wethouder willen vragen of het juist is, dat instellingen van wel
dadigheid geen maaltijden meer aan de Centrale Keuken kunnen
verkrijgen. Als dit het geval is, acht ik dit minder juist. Een
van de bedoelingen van de oprichting van de Centrale Keuken
was besparing van de brandstoffen, wat het geval zou zijn
door het betrekken van middageten uit de Centrale Keuken.
De heer Fokker. M. d, V. Een enkel woord naar aanlei
ding van hetgeen de heer Mulder heett opgemerkt. Als ik
hem goed heb begrepen, zal hij stemmen tegen het voorstel
van Burgemeester en Wethouders. Maar hiermede bereiken
wij niets. Ik ben het evenwel met hem eens, dat het te
betreuren is, dat dit voorstel, waarin het gaat om een bedrag
van een halve ton, zoo ineens aan den Raad wordt voorgelegd
en dat gevraagd wordt deze som te voteeren zonder dat wij
de plannen eerst goed hebben kunnen overdenken. Nu is het
waar, dat de prijzen met den dag stijgen. Maar als wij deze
zaak eens rustig konden bezien en na rijp beraad tot eene
voordeeliger inrichting zouden kunnen komen, dan zou het
bedrag, dat de uitbreiding door uitstel meer zou kosten,
hieiia een compensatie kunnen vinden. Ik begrijp dan ook
niet, waarom er in plaats van aan het einde der volgende
maand niet vergaderd zou kunnen worden in het midden der
volgende maand met het oog op de behandeling van dit
gewichtige voorstel. Ik acht dit voorstel wel de moeite waard
om daarvoor een afzonderlijke raadsvergadering te houden.
De heer van der Pot. Misschien is het voor den goeden
gang van zaken het best om de twee verschillende quaesties
gescheiden te houden.
In de eerste plaats zal ik dan spreken over de hoofdzaak,
n.l. de uitbreiding. Daarna zou dan behandeld kunnen worden
de eventueele uitbreiding van de rabatregeling.
De heeren Mulder en Fokker hebben te kennen gegeven,
dat het hun zoo rnoeielijk viel om de quaestie zoo in eens te
beoordeelen en dat zij niet begrepen, waarom de Raad zoo
plotseling voor een bes'lissing werd gesteld. Maar dan wil ik
even schetsen het verloop van een dergelijk plan.
Heel lang reeds is er gedacht in den boezem van de Com
missie van de Volksvoeding en bij Burgemeester en Wethouders
zal de uitbreiding noodig zijn? Dat is niet een quaestie van
vandaag of gisteren, maar tot voor kort meende men met
een voorstel tot uitbreiding niet te mogen aankomen, omdat
het debiet van de Keuken daartoe nog geen aanleiding gaf.
Er waren wel dagen, dat er meer vraag was naai' porties dan
de Keuken kon afleveren, maar dat zeer groote aantal bleef
nog beperkt tot eene uitzondering op den regel. Het was zoo
gemiddeld één dag in de week, dat eene bijzondere spijs,
b.v. soep, een groote attractie had, of iets gegeven kon
worden zonder dat daarvoor bons behoefden te worden inge
nomen. Juist op die dagen stijgt plotseling de lijn op de
grafische voorstelling. Dan heeft men groote drukte en ontstaat
de meening, dat men moet gaan uitbreiden, maar wanneer
de lijn op de andere dagen van de week weder terugkeert
op een lager peil, komt. men terug op die meening. Komt
er dan echter eene periode, dat die drukke dagen niet meer
tot de uitzonderingen behooren, maar dat het omgekeerd eene
uitzondering wordt, ^wanneer de Keuken wel in alle behoeften
kan voorzien, dan ontstaat het oogenblik, waarop tot een uit
breiding dient te worden besloten.
Stel dat wij eerder waren gekomen met een dergelijk voorstel
en het was gebleken dat de Keuken nog maanden lang evengoed
met haar oude capaciteit had kunnen werken, welke ver
wijten en terecht zouden dan Burgemeester en Wet
houders zijn toegevoegd, dat zij het initiatief hadden genomen
tot eene zoo kostbare uitbreiding, die niet noodzakelijk bleek!
Maar wanneer op een gegeven oogenblik de lijn blijvend
in de hoogte stijgt, wanneer er steeds klachten komen, dat
menschen teleurgesteld worden, dat gezinnen, die geregeld
eten krijgen van die inrichting, herhaaldelijk niet toe kunnen
worden gelaten, is het begrijpelijk, dat men zich rekenschap
gaat geven van de noodzakelijkheid eener uitbreiding.
Nu is de vraag: is het gewenscht, dat meri tusschen dit
oogenblik en het oogenblik, waarop men met het uitwerken
van het plan kan beginnen, eene lange periode doet verloopen
Het komt mij voor van niet. Naar mijne meening moet men,
wanneer eenmaal de overtuiging van de noodzakelijkheid eener
uitbreiding heeft postgevat, onder de tegenwoordige omstan
digheden daarmede direct aanvangen, omdat de kosten van
ketels en materialen thans als het ware met den dag stijgen.
Maar dat wil geenszins zeggen dat de Raad nu plotseling voor
een vast plan wordt gesteld, dat riiet in details kan worden
beoordeeld en dat eene deskundige Commissie, als de Commissie
van Fabricage daarover niet meer kan worden gehoord.
Mijnheer de Voorzitter. Dit is in geene deele de bedoeling.
Er is geen bezwaar, dat het plan, hetwelk hier is opgehangen
nog eens terdege door de Commissie van Fabricage wordt
bekeken en overwogen.
Wat ik zooeven uiteengezet heb was niets anders dan de
uitbreiding van die inrichting, zooals de Commissie voor de
Volksvoeding en Burgemeester en Wethouders zich op het
oogenblik die uitbreiding voorstellen.
Ik voerde reeds aan, dat bij de bespreking in de Commissie
voor de Volksvoeding gebleken was, dat er eene besparing
kon plaats hebben 'tot een bedrag van f 1500.— Burge
meester en Wethouders hebben er niets op tegen, integendeel,
dat ook de Commissie van Fabricage haar oordeel over dit
plan uitspreekt. Blijkt het, dat er nog meer bespaard kan
worden zonder dat de uitbreiding haar doel mist, dan kan
het plan in dien geest worden gewijzigd. Het is de bedoeling
niet thans den Raad een besluit te laten nemen over de
technische merites van het plan. In het algemeen is dit niet
de taak van den Raad en nog veel minder op het oogenblik,
waar de Raad niet eens de gelegenheid heeft gehad de plan
nen a tête reposée te bezien.
De bedoeling van het voorstel is slechts, dat de Raad
Burgemeester en Wethouders machtigt met de uitbreidings
plannen voort te gaan en dat er een crediet wordt toegestaan
voor de uitbreiding zonder dat men zich bindt aan de tech
nische details van het voorstel. Het is wenschelijk, dat hier
toe hedenmiddag wordt besloten.
De bespreking van de details kan niet geschieden in eene
vergadering over 14 dagen. Hiertoe zou minstens een uitstel
van een maand noodig zijn. Ik geloof evenwel niet, dat het
wenschelijk zou zijn deze zaak thans uit te stellen. De uit
breiding moet toch vóór den winter hebben plaats gehad,
aangezien tijdens de verbouwing de Centrale Keuken eenigen
tijd gesloten zal moeten worden en het is beter dit te doen
in het najaar dan in den winter. Aan het bezwaar van den
heer Mulder kan dan ook volledig worden tegemoetgekomen,
omdat het de bedoeling is de plannen om advies aan de
Commissie van Fabricage toe te zenden. Op het oogenblik is
slechts de vraag of de Raad. een crediet zal willen toestaan
van 46500.onder voorwaarde, dat dit geld zoo zuinig
mogelijk door Burgemeester en Wethouders zal worden besteed.
Wanneer men hier groote bezwaren tegen heeft, dan zou
ik er op willen wijzen, dat de Raad in September toen het
ging om eene geheel nieuwe zaak en men van de Centrale
Keuken niets anders afwist dan dat het vorig jaar deze
poging niet zoo heel gelukkig resultaat had gehad, aan
Burgemeester en Wethouders blanco crediet heeft gegeven
zonder te weten wat de exploitatie kosten zou en hoe deze
onderneming door de bevolking zou worden beoordeeld.
Waarom zou men dan nu niet, nu men geheel anders staat
tegenover deze- zaak, een crediet willen verleenen om tot
uitbreiding te .kunnen overgaan? Ik hoop dan ook, dat de
leden, die aanvankelijk bezwaar hadden deze plannen zoo
direct te behandelen, zich zullen stellen op het zelfde ruime
standpunt door hen in September ingenomen, toen zij genoeg
vertrouwen stelden in Burgemeester en Wethouders om voor
de .oprichting van de Centrale Keuken een blanco crediet toe
te staan.
Ik acht het beter, dat de Raad hierover eerst beslist, al
vorens ik over de quaestie van de rabatbons spreek.
De heer A. Mulder. M. d. V. Ik zou wellicht niet meer
het woord hebben gevraagd, ware het niet, dat het laatste
gedeelte van de speech van den heer van der Pot mij hiertoe
noopte. Want juist ten aanzien van dat blanco crediet heb
ben de leden van de Commissie van Fabricage gezegd: dat
is eens, maar dat doen wij nooit weer. Want hadden wij toen
geweten, hoe de vork in den steel zat, dan zou de Commissie
van Fabricage een ander advies hebben uitgebracht. Wij
hebben geleerd, dat wij zoo iets nooit meer moeten doen.
Hiermede wil ik niet zeggen, dat er toen verkeerde handelingen
zijn gepleegd en dat Burgemeester en Wethouders misbruik
gemaakt zouden hebben van bet verleend blanco crediet. Dit
maakt mij bevreesd thans dit crediet toe te staan, al ben ik
voor een groot gedeelte bevredigd geworden door de toezegging
van den heer van der Pot, dat de details van het plan eerst
onder de oogen zullen kunnen worden gezien. Er is zoo
dikwijls gezegd: Wij kunnen dit of dat plan uitvoeren voor