"VRIJDAG 28 JUNI 1918. 159 Het standpunt van den heer Wilrner kan ik niet accepteeren. Zijn standpunt is het volgende. Een pachter pacht voor eene bepaalde som. Ontvangt hij meer dan hij verwacht had, dan betaalt hij aan de Gemeente niet meer dan zijne pachtsom. Ontvangt hij evenwel minder, dan moet de Gemeente maar de schade lijden. Ik begrijp ook niet het onderscheid, dat de heer Wilmer in casu maakt tusschen eene ondershandsche en eene publieke verpachting. Dat deze pachter het pacht- contract mocht vernieuwen, is een gunst geweest. Jaren lang heeft hij goed verdiend en in zoo'n geval wordt door den Raad gevraagd of zoo iemand dat voordeel weer zal mogen behouden. Ik gevoel dan ook niets voor het standpunt van den heer Wilmer. De pachter kon niet weten, of hij in '18 misschien geen groote winst zou hebben gemaakt. De mogelijkheid daartoe bestond, gesteld, dat, het vervoer per schip was toegenomen. Zoo iets is nooit te voorzien; waar dit contract is aangegaan, 2 jaar na het begin van den oorlog, daar zie ik niet in, dat thans de Gemeente het verlies, dat de pachter hierdoor heeft geleden, zou moeten dragen. Ik geloof dan ook niet, dat de meerderheid van den Raad iets zal gevoelen voor het voorstel van den heer Wilmer. De heer van der Lip. M. d. V. Ik zou nog gaarne een enkel woord aan het door U, Mijnheer de Voorzitter, gesprokene willen toevoegen! Wij moeten bij een aangelegenheid als deze toch een vaste lijn volgen. Er zijn hier al meer van die gevallen behandeld. In al die gevallen heeft de Raad het standpunt ingenomen, zooeven door den heer Fokker verdedigd. Nu zou het beden kelijk zijn, wanneer wij ons plotseling incidenteel op een ander standpunt plaatsten en dezen pachter schadevergoeding gingen toekennen in tegenstelling met andere personen, die in dezelfde omstandigheden verkeerden en wier verzoek is afgewezen op grond dat de Raad meende zich te moeten houden aan het contract. De heer Wilmer zegt: de Raad heeft zich niet zonder critiek op dat standpunt geplaatst. Zeker, maar wat wil dat zeggen? Wanneer wij met een voorstel komen, kan een enkel lid aan den Raad daarop wel aanmerking maken. Maar daaraan kunnen wij ons niet houden. Wij hebben ten slotte alleen te maken met het besluit van den Raad. En de Gemeenteraad heeft altijd besloten in den geest waarin wij ook thans weer praeadviseeren. Daarom komt het mij voor dat wij onbillijk zouden handelen door thans eene uitzondering te gaan maken op den tot dusverre gevolgden regel, te meer waar er gevallen zijn geweest, waarin, hadden wij ons goed hart laten spreken, nog meer aanleiding bestond om goedgunstig te beschikken dan in dit geval. Ik moet dus ook in overweging geven om niet op dit ver zoek in te gaan. De heer Wilmer. M. d. V. Er is gezegd, dat iemand die een tol pacht, de risico kan nagaan en dus aansprakelijk is voor die risico. Dit is juist wanneer die risico is na te gaan, maar in deze tijdsomstandigheden, waarin wij ieder oogenblik voor nieuwe verrassingen staan, is dat niet mogelijk. Maar, Mijnheer de Voorzitter, ik heb nog geen stem in den Raad gehoord, die mijn betoog ondersteunde, dus ik meen in mijne opvatting hier alleen te staan. Ik kan echter niet nalaten te zeggen, dat noch U, Mijnheer de Voorzitter, noch de heer van der Lip mij overtuigd heeft, dat mijn standpunt verkeerd is. De Voorzitter. Ik heb nog nooit gehoord, dat een pachter, die meende te laag ingeteekend te hebben, het meerdere vrij willig kwam storten, maar wel hebben wij dikwijls het verzoek gehad tot verlaging van de pacht. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten. XI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be hoeve van de kosten van op- en inrichting der Centrale Keuken en de dekking van het nadeelig saldo der exploi tatie over 1917. (Zie Irig. St. No. 156.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het praeadvies besloten. De Voorzitter stelt thans aan de orde: XII. Voorstel tot uitbreiding van de Centrale Keuken. Bij dit punt komt tevens in behandeling het adres van de Christelijke Vakcentrale. De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Pot. M. d. V. Toen het ingekomen stuk No. 156 uitkwam, stond nog niet vast, dat Burgemeester en Wethouders al in deze vergadering zouden kunnen komen met een voorstel tot uitbreiding van de Centrale Keuken en dit voorstel zouden kunnen toelichten met de noodigeteeke- ningen en cijfers. Nu dat wel mogelijk is gebleken, nu de noodige gegevens nog juist op tijd zijn binnengekomen, zouden Burgemeester en YVethouders het zeer op prijs stellen, de quaestie niet uit te stellen tot de volgende vergadering, die waarschijnlijk in het laatst van de volgende maand zal worden gehouden, maar de zaak vandaag af te doen vooral ook met het oog op den steeds stijgenden prijs der materialen. Burgemeester en Wethouders stellen daarom voor deze aangelegenheid nu als spoedeischend te behandelen. De Voorzitter. Kan de Raad zich met dit voorstel ver eenigen? Zoo ja, dan is aldus besloten. De heer van der Pot. Zooals den leden bekend zal zijn, nemen de aanvragen bij de Centrale Keuken in den laatsten tijd geregeld toe. De grafische afbeelding, die hier opgehangen is, geeft dat eenigszins aan, door de stijging van de lijn, die de punten vereenigt, welke het aantal porties per dag aan geeft. In den aanvang was die lijn vrij laag, langzamerhand gaat zij naar boven, totdat zij op het moment wijst op een verbruik van 4000 porties daags. Nu komt het wel voor, dat de verkoop op enkele dagen niet zoo groot is, zooals op de grafische voorstelling te bemerken is, door de plotselinge daling van de lijn, maar over het algemeen is de vraag gestegen tot 4000 porties per dag. De laatste maanden is de lijn steeds stijgende en komen er dagen beneden de 2000 porties niet meer voor. Reeds in het begin van Mei is door Burgemeester en Wethouders overwogen, om tot uitbreiding van de Centrale Keuken over te gaan, maar dat is uitgesteld, omdat men niet wist, hoe het verloop zou worden, omdat het toen nog slechts sporadisch voorkwam, dat er meer porties werden gevraagd dan er geleverd konden worden. Thans is het een ander geval. Ieder weet, dat het herhaaldelijk voorkomt, dat er velen aan het distributielokaal teleurgesteld naar huis terug moeten keeren. Hierbij moeten er nog velen worden gerekend die, omdat zij weten, dat de kans groot is om teleurgesteld te worden, maar niet eens komen om een bon. Burgemeester en Wethouders achten daarom den tijd om tot uitbreiding over te gaan, nu gekomen. Er moet n.l. niet slechts worden gerekend met het aantal aanvragen, dat thans wordt gedaan, maar men mag verwachten, dat tengevolge van de omstandigheden in den aanstaanden winter het aantal aanvragen nog heel wat grooter zal worden, zoodat dan de keuken een capaciteit moet bezitten liefst om dubbel zooveel als thans (dat zijn minstens 4000 porties per dag), te leveren. In het uitbreidingsplan is dan ook gerekend op eene vermeerdering met 3 ketels, waardoor de capaciteit van de keuken zou kunnen worden opgevoerd tot 7500 a 8000 porties per dag. De roode lijn op deze teekening geeft aan de uitbreiding, die wordt voorgesteld. De meeste heeren kennen de lokaliteit en kunnen zich aan de hand van de teekening de situatie wel voorstellen. Ik breng in herinnering, dat de vestibule van de keuken thans ook gebruikt wordt voor het schoonmaken van de ketels. Daar achter heeft men dan de gaanderij met de 3 kookketels en aan het einde daarvan staat een fornuis, op welke plaats aanvankelijk het plan bestond een eventueele vierde kookketel bij te plaatsen. Verder ziet men op de teekening aangegeven het lokaal, waar de groenten worden schoon gemaakt, het magazijn, het schaftlokaal en het kantoor. Nu wordt voorgesteld tot uitbreiding over te gaan n.l. door het bijplaatsen van een drietal ketels. Deze zullen komen te staan naast elkaar, terwijl er nog plaats voor een vierde over blijft, die niet onmiddellijk behoeft te worden aangeschaft. Het schoon- maaklokaal zal ook uitgebreid moeten worden. Men moet toch meer personeel kunnen plaatsen om de groenten en aardappelen schoon te maken. Dan is het zeer noodig, dat de keuken krijgt een apart locaal voor het schoonmaken van de distributieketels, en waar de distributie, voor zoover die aan de keuken zelf plaats vindt, kan geschieden. Op het oogenblik geschiedt dat allemaal in de vestibule. Dat is buitengewoon lastig. Het was daar tochtig en het geeft aanleiding tot allerlei wanorde, die niet gewenscht is. Daarom is het noodzakelijk het nieuwe spoellokaal voor de distributieketels tevens dienstbaar te maken voor de distri butie, die in de keuken zelf plaats vindt. Zoo is dit plan ontworpen op het bureau van den Directeur van Gemeentewerken en het kwam de Commissie van de Volksvoeding voor, dat zooals de uitbreiding ontworpen is, het in hoofdzaak aanbeveling verdient, haar uit te voeren. Er is na overleg nog eene bezuiniging mogelijk gebleken. Op het bureau van Gemeentewerken, waar dit plan is ont worpen had men aanvankelijk ook eene uitbreiding willen geven aan het schaftlokaal der vrouwen, wat gepaard zou gaan met eene verplaatsing van de privaten. Dat zou betrekkelijk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 7