VRIJDAG 28 JUNI 1918.
163
Ik wil nu tegelijk eene zooeven gedane vraag van den heer
Briët beantwoorden. Hij heeft gevraagd: wordt er ook een
rabat gegeven van meer dan 4 cent. Veel is dit niet, maar
toch komt het elke week voor. Ik krijg de opgaven geregeld
en meen, dat ongeveer 10% van de rabatten van 9 en
14 cent zijn.
Verder heeft hij gevraagd, of dit rabat alleen wordt gegeven
aan menschen, die steun van het Steuncomité ontvangen.
Dat is niet het geval. De zaak is deze. De rabatkaarten
van 9 en 14 cent zpn beschikbaar gesteld maar niet voor
automatisch aangewezen categorieën maar voor degenen, die
na onderzoek er voor in aanmerking komen. Dit onderzoek
geschiedt door het Steuncomité. Het staat echter volstrekt
niet vast, dat men daartoe ondersteuning van het Steuncomité
moet hebben ontvangen, leder, die meent, dat er een gezin
is, dat in aanmerking komt voor een grooter rabat, kan zoo'n
gezin opgeven. Dit wordt dan onderzocht en als dan blijkt,
dat het betalen van 10 cent per portie voor zoo'n gezin te
veel is, kan een rabat van 9 cent worden verleend of kunnen
er zelfs gratis porties worden verstrekt.
Verder heeft de heer Briët nog gevraagd, of het juist is,
dat in den laatsten tijd aan de gestichten geweigerd is uit
de Centrale Keuken eten te betrekken. Dit is juist en een
zeer verstandige maatregel geweest van de Commissie. Een
van de doeleinden, waarvoor de Centrale Keuken is ingesteld,
is de gasbesparing. Die besparing is grooter, wanneer men
50 gezinnen uit de Centrale Keuken laat eten en hierdoor
voorkomt, dat zij op gas moeten koken, dan dat men een
gesticht helpt. Nu het zoo druk werd en herhaaldelijk menschen
moesten worden afgewezen, heeft men de gestichten, ook
bijvoorbeeld de Stedelijke Werkinrichting, geweigerd, omdat
men de porties beschikbaar wilde houden voor de particulieren.
Ik geloof dat die maatregel zeer rationeel was. Maar wan
neer de Keuken wordt uitgebreid, zal die beperking niet
meer behoeven plaats te hebben en zullen de gestichten
weder als van ouds van deze inrichting hun eten kunnen
betrekken, tot tijd en wijle dat deze uitbreiding eventueel
weder onvoldoende mocht blijken.
De heer Briët. Ik dank den heer van der Pot zeer voor
zijne inlichtingen. Ik was wel eénigszins op de hoogte van
de zaak, maar omtrent de vragen, die ik stelde bestaan soms
verkeerde opvattingen, zoodat het zijn nut kan hebben wan
neer hier in het openbaar medegedeeld wordt hoe de zaken
zich toedragen.
Ik wil echter een argument van den heer van der Pot
trachten te weerleggen.
De heer van der Pot heeft zich inderdaad hoog uitge
laten omtrent de kosten van het voorstel van den heer Pera.
Waar wij nu in September met zoo'n animo hebben gevo
teerd een zeer aanzienlijk bedrag voor de oprichting van de
Centrale Keuken, gaat het niet aan op het oogenblik over
de betrekkelijk geringe kosten van dat voorstel bezwaar te
maken. Die kosten zullen werkelijk niet zoo hoog zijn. De
heer van der Pot heeft nog aangeduid het bedrag, maar in
aanmerking genomen de belangrijke som van f 30.000.
alles bij elkaar, die wij voor die Keuken moeten uitgeven,
zal dat niet zoo veel zijn.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik heb mij daar omtrent
vaag uitgelaten. Ik kan het bedrag ook nog niet schatten,
maar dat het een beteekenend bedrag zal zijn, staat bij mij
vast. Bovendien wil ik nog op het volgende wijzen.
Moet men nu werkelijk door menschen, die een inkomen
van f 18.en meer per week hebben, zelfs de ingrediënten
van het eten niet ten volle laten betalen? De heele exploi
tatie wordt immers gedragen door de gemeente, alleen de
ingrediënten worden door de afnemers betaald van de 14
cent, die per portie worden gevraagd. Bovendien wordt daarop
zelfs nog wel wat toegegeven, omdat er nog wordt toegevoegd
de vleeschresten, die op het Slachthuis over blijven. Ik zou
daarom werkelijk willen ontraden hier nog beteekenende
kosten te maken voor menschen, die 18.en meer per
week verdienen en het eten toch al voor slechts 14 cent per
portie kunnen krijgen.
De heer Pera. M. d. V.
De Voorzitter. Zoo blijft het debat aan den gang. Straks
moet de heer van der Pot weder antwoorden en dan komt
er geen eind aan de quaestie. Wij moeten nu eens een voor
beeld nemen aan andere politieke lichamen.
De heer Fokker. De Tweede Kamer bijvoorbeeld!
De Voorzitter. Het is hier geen debating-society. Ik zal
den heer Pera dan voor de laatste maal het woord geven.
De heer Pera. Ik heb over mijn vooi stel maar eenmaal het
woord gevoerd. Natuurlijk vind ik dergelijke critiek van Uwe
zijde niet aangenaam. Ik meen toch in mijn recht te zijn den
heer van der Pot te antwoorden, wanneer hij aankomt met
een uitgangspunt dat ik bestrijd.
De heer van der Pot zegt: ik houd liever geen rekening
met de grootte van het gezin. Dat is een voornaam punt.
Volgens mijne meening moeten wij daarmede in deze abnor
male omstandigheden wel terdege rekening houden. Wanneer
men zich op dat standpunt plaatst kan men er wel op los
redeneeren, maar wanneer men eenmaal uitgaat van het
beginsel dat tegemoet gekomen moet worden aan de behoef
ten, die bestaan in tal van gezinnen, meen ik, dat wij niet
buiten ons boekje gaan, wanneer wij de verstrekking van goed-
kooper eten uitbreiden tot gezinnen met 4 of meer kinderen
beneden de 16 jaren.
De beraadslaging wordt gesloten en het voorstel van den
heer Pera in stemming gebracht, wordt verworpen met 12
tegen 8 stemmen.
Tegen stemmen de heeren van der Pot, van Gruting, van
der Lip, van Romburgh, Zwiers, A. Mulder, Sijtsma, van der
Eist, Reimeringer, de Boer, Fokker en van Hamel.
Vóór stemmen de heeren: Bots, J. P. Mulder, Timp, Wilmer,
Pera, Briët, van Tol en Aalberse.
(De heeren Knappert, Fabius en Hoogenboom hadden in
middels de vergadering verlaten.)
XIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het
aanbrengen van eene electrische sein verlichting aan een 4-tal
bruggen.
(Zie Ing. St. No. 109 en 164.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aan
genomen.
XIV. Verordening, houdende wijziging van de verordening
van 20 September 1917 (Gem. Blad no. 32), regelende den
rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. No. 155).
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van der Elst. M. d. V. De Commissie voor de
huishoudelijke verordeningen heeft 24 Juni van Burgemeester
en Wethouders het verzoek ontvangen om advies uit te brengen.
Zij heeft evenwel besloten zich ditmaal van advies te moeten
onthouden. De Commissie-toch is van meening dat het ver
zoek om advies moet worden gedaan, vóórdat de stukken aan
den Raad ter kennis worden gebracht en vóórdat Burge
meester en Wethouders hun praeadvies hebben uitgebracht.
U weet, de quaestie is reeds heel oud. Wij hebben her
haaldelijk geklaagd, dat het verzoek om advies zoo laat wordt
gedaan en dan wordt er telkens excuus gemaakt. Dit maal
hebben wij ons er niet bij meenen te moeten neerleggen en
daarom hebben wij ons van advies onthouden.
De Voorzitter. Mag ik er U op attent maken, dat het hier
niet een voorstel van een derde betreft. Het geldt hier ons
eigen voorstel. Wij moeten toch eerst ons voorstel met
advies gereed maken, alvorens wij het om advies aan de
Commissie kunnen zenden. Wanneer U zegt: wij hebben geen
tijd gehad, dan is er niets tegen het tot de volgende zitting
aan te houden.
De heer van der Elst. M. d. V. Mijne bedoeling is, dat
de Commissie in de gelegenheid zal worden gesteld advies uit
te brengen, vóórdat Burgemeester en Wethouders advies
uitbrengen aan den Raad.
De Voorzitter. U kunt er bezwaar tegen hebben, dat dit
onderwerp thans wordt behandeld, omdat de Commissie geen
tijd heeft gehad om advies uit te brengen, maar, waar het
hier slechts eenige kleine wijzigingen betreft, acht ik het
niet van zooveel gewicht, dat de Commissie het voorstel van
Burgemeester en Wethouders niet eerst geschreven heeft
ontvangen, vóórdat het werd gedrukt.
De heer van der Lip. M. d. V, Het zou mij spijten, wan
neer de Commissie voor de huishoudelijke verordeningen uit
haar humeur was en bleef over de wijze van behandeling.
Wij zijn wat laat geweest omdat het hier o. i. slechts kleine
wijzigingen betreft, voor welker beoordeeling niet veel tijd
noodig werd geacht.
Ik geloof evenwel, dat de zaak in orde komt, wanneer dit
punt wordt aangehouden. Dan kan de Commissie alsnog ad
vies uitbrengen. Wij willen gaarne op goeden voet blijven