127
Het Bestuur is gaarne bereid, dit verzoek nader mondeling
toe te lichten.
Het Bestuur van den Nederlandschen Bond
voor Werkverschaffing:
De Directeur: F, B. Löhnis, Voorzitter.
Meyer de Vries. J. Gerritsz., Secretaris.
Gemeenten welke lid zijn van den Nederlandschen Bond
voor Werkverschaffing:
Alkmaar, Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Bloemendaal,
Bolsward, Bussum, Deurne en Liessel, Franeker, 'sGraven-
hage, Harlingen, Hilversum, Krommenie, Naarden, Oss, Rot
terdam, Rijswijk, Sneek, Tiel, Tilburg.
N°. 180. Leiden, 18 Juli 1918.
Ons vereenigende met den inhoud van nevensgaand schrijven
van de Commissie van Beheer over de gestichten Endegeest,
Voorgeest en Rtiijngeest geven wij U in overweging aan de
gestichten een bedrijfskapitaal van f 25000.te verstrekken,
onder bepaling, dat aan de gemeente de gebruikelijke rente
ad 478 zal worden betaald.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 16 Juli 1918.
Wij hebben de eer Uwe aandacht te vestigen op de moei
lijkheden, die de administratie der Gestichten, ondervindt bij
het geregeld en op tijd betalen van haar crediteuren. Som
mige leveranciers moeten maandenlang op hun betaling
wachten,' wat tot ontevredenheid aanleiding geeft. Zelfs is
het reeds een paar malen voorgekomen, dat de uitbetaling
der maandelijksche salarissen eenige stagnatie ondervond.
De oorzaak hiervan is gelegen in het volgende.
De inrichtingen werken zonder eenig bedrijfskapitaal;
indien dus van te voren geen gelden ontvangen zijn, kan
geen betaling plaats vinden. Dit-ging in vroegere jaren vrij
wel zonder bezwaar, daar de voornaamste ontvangsten
Endegeest en Voorgeest betreffen, welke per kwartaal bij
nabetaling worden voldaan en ook alle betalingen aan leve
ranciers en de grootste bedragen aan salarissen om de drie
maanden werden uitbetaald. Daarbij kwam nog, dat vroegere
jaren een voordeelig saldo opleverden, waardoor de beschik
bare geldmiddelen aanzienlijk ruimer waren.
De gewone ontvangsten van Rhijngeest, ongeveer ƒ5000.
per maand, waarop vrij zeker kon worden gerekend, waren
toen voldoende om de weekloonen te betalen en enkele leve
ranciers. Bij ons besluit van medio 1917 om de zusters en
dienstboden per maand in plaats van per drie maanden te
betalen, moesten de betalingen aan leveranciers noodwendig
worden uitgesteld en gelukte het nog vrij wel orn met de
ontvangsten van het Sanatorium de meest dringende betalin
gen te dekken.
Nu evenwel wekelijks ongeveer 600.aan arbeidsloonen
moet worden betaald en per maand ƒ6000.aan salarissen,
gelukt het niet meer ieder op tijd tevreden te stellen. Sedert
het laatste jaar toch zijn de toestanden aanzienlijk veranderd;
wel komen de ontvangsten op dezelfde wijze binnen zij
het dan ook, dat de gemeentebesturen niet zoo vlug meer
betalen doch de betalingen daarentegen zijn, voorzoover
het distributie-artikelen geldt, welke meestal rechtstreeks via
het Centraal Bureau voor de distributie van levensmiddelen
worden betrokken, a contant, d.w.z. binnen 2 a 3 dagen, ter
wijl ook vele andere artikelen slech's worden geleverd op
korten termijn. Het gevolg hiervan is dan ook, dat leveran
ciers, die niet een betaling op termijn hebben gesteld, zeer
lang op hun geld moeten wachten.
Einde Juni was aan leveranciers enz. benevens aan sala
rissen over de maand Juni een bedrag van 45000 ver
schuldigd, waarvan ongeveer 10000 over het jaar 1917,
waarbij nog moet worden opgemerkt, dat de achterstand
ook ten deele te wijten is aan het nadeelig saldo óver het
jaar 1917, hoewel de Gemeenteontvanger van Leiden reeds
een bedrag van 5000 in voorschot verstrekte om in de
onmiddellijke behoefte aan kasgeld te voorzien.
Het vorenstaande moge Uw College hebben duidelijk ge
maakt, dat de omstandigheden er toe nopen tot U te komen
met het verzoek om aan de exploitatie der Gestichten eenig
bedrijfskapitaal te verstrekken. Een bedrag van 25000 zal
noodig zijn om in de behoefte van het oogenblik te voorzien.
De Commissie van Beheer,
J. C. van der Lip, Voorzitter.
J. Draaijer, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van loeiden.
N°. 181. Leiden, 18 Juli 1918.
Bij Uw besluit van 18 Januari '1917 werd besloten, dat
de Gemeente zou toetreden tot de Rijksregeling nopens de
werkloosheidsverzekering, neergelegd in de algemeene maat
regel van bestuur van 2 December 1916 (Staatsblad No. 522)
(Werkloosheidsbesluit 1917).
Voor de beteekenis dier nieuwe regeling en haren inhoud
verwijzen wij naar Ingekomen Stuk No. 45 van 1916 en
No. 31 van 1917.
Van de vroeger bij het Gemeentelijk Werkloozenfonds
alhier aangesloten vereenigingen is reeds het meerendeel bij
besluit van den Minister van Waterstaat tot de nieuwe
regeling toegelaten en voor subsidie krachtens het Werk
loosheidsbesluit 1917 in aanmerking gebracht. Van verschil
lende werkloozenkassen zijn echter de reglementen nog niet
goedgekeurd, zoodat voor deze nog de oude regeling (z.g.n.
Tusschenregeling) geldt.
Nu deze Tusschenregeling echter binnenkort zal worden
opgeheven, is de tijd aangebroken om de noodige maatrege
len te treffen, die door de gewijzigde orde van zaken noodig
of gewenscht zijn.
Deze maatregelen zijn de volgende. Op het tijdstip, waarop
het Werkloosheidsbesluit 1917 algemeen voor alle werkloo-
zenkassen zal gelden, kan het Gemeentelijk Werkloozenfonds
worden opgeheven. Krachtens art. 126 der Gemeentewet
toch is de uitvoering der nieuwe regeling geheel aan ons
College opgedragen. Voor het Fonds, dat blijkens artikel 1
van de verordening van 23 April 1908 (Gem.Blad No. 13)
bestemd was de verzekering tegen de geldelijke gevolgen
van werkloosheid te bevorderen en blijkens artikel 4 dit doel
moest tiachten te bereiken door het geven van een bijslag
op de uitkeeringen der werkloozenkassen, is onder de nieuwe
regeling geen plaats meer. Zooals U bekend is, verschilt de
nieuwe regeling hierin principiëel van de oude, dat thans
door Rijk en Gemeente tezamen aan de toegelaten werk
loozenkassen een subsidie zal worden gegeven op de contri
bution dier kassen, terwijl vroeger alleen door de Gemeente
(sedert September 1914 daarin gesteund door het Rijk) een
bijslag werd gegeven op de uitkeeringen, die deze kassen
deden aan hun werklooze leden.
De opheffing van het fonds brengt mede intrekking van de
desbetreffende verordening van 23 April 1908 (Gem. Blad
No. 13), laatstelijk gewijzigd bij verordening van 15 Februari
1917 (Gem. Blad No. 19). Ingevolge art. 12 dier verordening
zal het voordeelig saldo van het Fonds aan de gemeente
moeteu worden uitgekeerd. Voorts zal het Bestuur, dat in
onveranderde samenstelling sedert de oprichting het Fonds
beheerde, van zijne functie moeten worden ontheven.
Daarnaast zullen eenige besluiten moeten worden genomen,
die op de nieuwe orde van zaken betrekking hebben.
Blijkens ons praeadvies, opgenomen onder No. 31 van de
Ingekomen Stukken van 1917, ligt het in onze bedoeling bij
de uitvoering van het Werkloosheidsbesluit 1917 blijvend
partij te trekken van de kennis en ervaring van de leden van
het Fondsbestuur door hun te verzoeken ons bij dit sociaal-
technisch onderwerp voortaan als Commissie van advies ter
zijde te staan. De samenstelling en werkkring dezer Commissie
hebben wij bereids geregeld in een ontwerp-verordening, die
wij te zijner tijd definitief zullen vaststellen.
Wij hebben ons deze Commissie gedacht als bestaande uit
7 leden. Den Voorzitter zullen wij kiezen uit de leden van
Uwe Vergadering. Van de 6 andere leden zal de helft gekozen
worden uit de besturen van de plaatselijke afdeelingen der
gesubsidieerde vereenigingen. Om bij de benoeming dezer
leden eenige aanwijzing te hebben omtrent de personen, die
daarvoor door de betrokkenen het meest in aanmerking worden
gebracht, zullen wij voor de benoeming dezer leden het ge
voelen der plaatselijke vakcentrales inwinnen. Door het ledental
niet te klein te nemen, is de gelegenheid geboden om aan
vertegenwoordigers van de verschillende stroomingen der
vakbeweging zooveel mogelijk in de Commissie een plaats
te geven.
Deze Commissie zal ons College op ons verzoek van advies
dienen in alles wat de uitvoering van het Werkloosheidsbesluit