124
vergunning is verleend tot het doortrekken van hare tramlijn
tot in het Noordeindsplein, is voorgeschreven, dat op het
grondgebied der gemeente Leiden de locomotieven slechts
met cokes mogen worden gestookt;
dat ondergeteekende echter, nu ten gevolge vandeschaarschte
aan brandstoffen de verdeeling hiervan in handen der Rijks-
kolendistributie is gesteld, niet vrij is in de keuze van de
door haar te gebruiken soort, doch slechts kan accepteeren
wat de Kolendistributie haar toewijst,
dat van deze toewijzing cokes al geruimen tijd uitgesloten is,
Redenen waarom ondergeteekende Uwen Raad verzoekt
haar van de nakoming der bovenbedoelde sub 10 genoemde
voorwaarde tijdelijk vrijstelling te verleenen.
't welk doende
Maatschö tot Explie van Tramwegen
W. J. Burgersdjjk, Directeur.
Haarlem 21 Juni 1918.
N°. 177. Leiden, 17 Juli 1918.
Bij de laatste twee vacatures aan de buitengewone school
voor lager onderwijs was het niet mogelijk voordrachten van
drie geschikte benoembare onderwijzers samen te stellen,
zoodat bij de laatste vacature zelts moest worden besloten
eene onderwijzeres in plaats van een onderwijzer te benoemen.
Met de Plaatselijke Schoolcommissie komt dit ons zeer
bedenkelijk voor en meenen wij, vooral nu wederom twee
vacatures moeten worden vervuld, dat andermaal tot her
ziening van de laatstelijk bij verordening van 1 Februari
1917 (Gem. Blad n°. 8) vastgestelde salarisregeling voor de
buitengewone school moet worden overgegaan. De arbeid
aan een dergelijke school, de Plaatselijke Schoolcommissie
wijst er terecht op, dient aantrekkelijk te worden gemaakt.
Die arbeid eischt bijzondere gaven, als: een door nauw
lettende bestudeering verkregen kijk op een abnormale kin
derziel, een onuitputtelijk geduld, roeping om zich te wijden
aan het droevig lot der geestelijk minder-bedeelden. En aan
gezien in de resultaten door die bijzondere gaven bereikt
zoo weinig belooning, dikwijls zooveel ontmoedigends gevon
den wordt, meent de Schoolcommissie, en ons College met
haar, dat bij het uitblijven van een idiëele belooning de
stoffelijke dit vergoeden moet.
Met de Commissie zijn wij dan ook van meening, dat het
aanbeveling verdient, aan het hoofd en het verdere onder
wijzend personeel der school een bezoldiging toe te kennen,
gelijk aan de bezoldigingen, die aan de scholen voor gewoon
lager onderwijs worden uitgekeerd, plus een flinke toelage
wegens het bijzondere karakter der buitengewone school en
den daar te verrichten arbeid. Het bovendien nog geven van
eene belooning voor het bezit van z.g. bijaktes (diploma's
handenarbeid, nuttige handwerken, vrije en ordeoefeningen)
achten wij daarentegen niet gewenscht, aangezien het bezit
dier diploma's of aktes bij eene buitengewone school als iets
zoo vanzelf sprekends moet worden beschouwd, dat eene
aparte bezoldiging daarvoor bij eene goede salarisregeling
o. i. geen reden van bestaan heeft.
Met het oog op een en ander komt het ons voor, dat aan
het hoofd der school, die thans eene wedde geniet van
f 1900—f 2300, eene bezoldiging van 2200—2600 moet
worden toegekend. De onderwijzers of onderwijzeressen, in
het bezit der hoofdakte, wier bezoldiging thans f 1300—ƒ1900
bedraagt, zouden een traktement van f 1500— f 2100 moeten
ontvangen, terwijl de jaarwedde voor de onderwijzeressen
zonder hoofdakte (alle onderwijzers moeten volgens de Rijks
subsidieregelen in het bezit der hoofdakte zijn) op f 1200
f 1600 (thans 1100 f 1500) zou dienen vastgesteld te
worden.
Bij eene dergelijke salarisregeling zou het hoofd der bui
tengewone school f 500 meer ontvangen, dan zijn collega's
aan de scholen voor gewoon lager onderwijs, d.i. dezelfde
toelage, die volgens het slot van de missive der Plaatselijke
Schoolcommissie o.a. te Rotterdam wordt gegeven.
De onderwijzers en onderwijzeressen in het bezit der hoofd
akte, zouden, voorzooveel hun maximum betreft, eveneens
f 500 meer genieten, dan hunne collega's aan de gewone
lagere scholen, wier bezoldiging met inbegrip van de toelage
voor de hoofdakte 9001600 bedraagt. De minimum-
wedde is zelfs f 600 hooger, teneinde leerkrachten met meer
ervaring te verkrijgen.
De onderwijzeressen zonder hoofdakte eindelijk zouden,
lettende op het maximum, f 400 meer ontvangen, dan bij de
gewone lagere scholen, waar de bezoldiging voor hen, die
niet in het bezit der hoofdakte zijn, f 7001200 bedraagt.
De aanvangswedde is weder om de genoemde reden f 500
hooger.
Het komt ons voor, dat bij tot standkoming van deze
salarisregeling, waarmede ook de Plaatselijke Schoolcommissie
zich blijkens haar schrijven van 6 dezer kan vereenigen, het
hoofd en het verdere onderwijzend personeel der buiten
gewone school een voldoende vermeerdering van salaris
deelachtig zullen worden. De in werking treding der nieuwe
regeling, die naar den tegenwoordigen toestand een hoogere
uitgave van f 1100 per jaar zal medebrengen, zou kunnen
worden bepaald op 1 October a.s.
Wij geven U mitsdien in overweging tot vaststelling van
de navolgende verordening over te gaan:-
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening
van 1 Februari 1917 (Gem. Blad No. 8), voor de
buitengewone school voor Lager Onderwijs te Leiden.
Art. 1.
In artikel 7 van bovengenoemde verordening wordt sub a
in plaats van y>f 1900" gelezen2200", sub b in plaats van
1300": 1500" en sub c in plaats van 1100":
*f 1200".
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 October 1918.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 178. Leiden, 18 Juli 1918.
Verschillende uitgaven, waartoe Uwe Vergadering na de
vaststelling van de begrooting voor 1918 besloot, zijn nog
niet op deze begrooting geregeld. Overeenkomstig onze voor
dracht van 5 Juni j.l. (Ingek. Stukken No. 144) stelde de
Raad inmiddels omtrent een zevental dier uitgaven de wijze
van dekking in beginsel vast. Thans zijn deze, met een
aantal andere, vereenigd in ééne begrootingsregeling, welke
wij U hierbij ter vaststelling aanbieden.
Tot toelichting kunnen wij, wat de bovenbedoelde zeven
posten betreft, kortheidshalve verwijzen naar hetgeen in onze
voordracht van 5 Juni j.l. werd medegedeeld. Alleen moeten wij
hierbij opmerken, dat, vermits de eerste der daargenoemde
uitgaven (die voor de verhooging van de ambtenaars wedden
als gevolg van de salarisregeling voor de ambtenaren in Uwe
Vergadering van 31 Januari 1918) over een reeks van be-
grootingsposten loopt, wij de vermelding van al die posten
in deze voordracht achterwege meenen te mogen laten. Zij
zijn, wegens hun groot aantal, in de begrootingsregeling
achter elkander vermeld, ten einde het overzicht te verge
makkelijken.
Wij stellen U nu voor:
A. aan de hand van onze voordracht van 5 Juni j.l., ten
behoeve van de meerdere uitgaven voor salarissen, als ge
volg van het raadsbesluit van 31 Januari 1918, de posten:
Volgnrs. 70, 71, 75, 76, 80, 81, 94 sub a, 98 sub a, 98 sub c,
104,106,112,117 sub a, 117 sub b, 122,123, 127, 128, 129, 130,
131, 132133 sub a, 133 sub b, 134,135 sub b, 139,140,142 sub a
142 sub b, 148, 151, 153, 163 sub d, 163 sub e, 167 sub d,
167 sub e, 169, 172, 177, 185 sub a185 sub b, 199, 210 en
230 sub a, te verhoogen met het voor eiken post in den staat
opgenomen bedrag, gezamenlijk met eene som van f 88295.
(in ronde som was geraamd f 88000.
om dezelfde reden te verhoogen:
Volgn. 145. Kosten der Bank van Leening, met 3000.
Volgn. 192. Subsidiën aan werkhuizen en dergelijke
armeninrichtingen, met1000.
en vervolgens, eveneens overeenkomstig onze
voordracht van 5 Juni j.l. de navolgende uit
gaafposten te verhoogen of aan de begrooting toe
te voegen:
Volgn. 230 sub e. Duurtetoeslagen e. d. aan
gemeenteambtenaren, met25000.
Volgn. 230 sub j. (Nieuw onderdeel). Kosten in
verband met de brandstof/envoorziening, met 56400.
Volgn. 231. Nadeelig saldo van het tijdelijk
levensmiddelenbedrijf, met100000.
terwijl voor de meerdere kosten van Armenzorg
en diversen (in verband met het medegedeelde
aan het slot van Ingekomen Stukken No. 144),
voorloopig de post voor Onvoorziene Uitgaven
met f 15642.dient te worden verhoogd, in af
wachting van een nadere begrootingsregeling op
dit punt15642.
f 289337.—