m N°. 170. Leiden, 12 Juli 1918. Ruim twee jaren geleden bereikte U het hierachter afge drukte adres van het bestuur van het genootschap «Mathesis Scientiarurn Genitrix" alhier in zake de reorganisatie en uit breiding van het aan de school van het genootschap gegeven voortgezet lager onderwijs en vakonderwijs en de daarmede gepaard gaande uitgaven. Blijkens het adres en de daarbij ter nadere toelichting gevoegde bijlagen achtte het bestuur de reorganisatie en uitbreiding van het onderwijs dringend noodzakelijk en vol deed ook het gebouw der voormalige Hoogere Burgerschool voor Jongens aan de Pieterskerkgracht zoowel wat de be schikbare ruimte als de onderwijslokalen en teekenzalen be trof niet meer aan de eischen, die daaraan moesten worden gesteld. Afdoende verbetering en uitbreiding van het bij het genoot schap in gebruik zijnde gebouw was volgens deskundig onderzoek niet mogelijk, weshalve ter uitvoering van de voorgenomen reorganisatieplannen tot het stichten van een nieuw en naar de eischen des tijds ingericht schoolgebouw behoorde te worden overgegaan. Dit schoolgebouw zou dan kunnen worden geplaatst op het terrein der bestaande school met bijtrekking van de daaraan grenzende, aan de gemeente toebehoorende, perceelen aan de Lokhorststraat en aan de Pieterskerkgracht. De bouwkosten der nieuwe school zouden volgens raming 300.000.bedragen, terwijl ook de exploitatiekosten der nieuwe school hooger zouden zijn. Aangezien deze hoogere uitgaven niet door het genootschap zelve konden worden bekostigd, meende het zich om steun tot Rijk, Provincie en gemeente te moeten wenden op de wijze, als in bijlage IV nader aangegeven. Op grond van eenen ander richtte het bestuur tot de gemeente het verzoek aan het genootschap, naast kosteloozen afstand van het benoodigde terrein, het bedrag der bouw kosten te leenen op voet van een annuïteit van 7 °/o, in de annuïteit ten bedrage van f 21.000.'sjaars de helft of f 10.500.— bij te dragen en verder de gewone jaarlijksche subsidie te verhoogen tot ƒ14.900.d. i. ƒ1100.meer dan de bestaande subsidie. Het genootschap verklaarde zich daarbij bereid in de be nedenverdieping van het nieuwe gebouw eene reeks van ruime schoollokalen gratis ter beschikking van de mede in het ge bouw der voormalige Hoogere Burgerschool voor Jongens gevestigde Ned. Indische Postschool te stellen. Ofschoon wij in het algemeen gaarne bereid waren onze medewerking te verleenen, om de tot standkoming van de door het bestuur ingediende reorganisatieplannen ook van gemeentewege mogelijk te maken, deden toch, zooals wij U, in antwoord op een gestelde vraag, in de Memorie van Ant woord op het Sectieverslag over de begrooting voor het loopende jaar mededeelden, de overgelegde plannen bij ons College eenige vragen rijzen en gaven zij ons tot eenige bedenkingen aanleiding, waaromtrent het ons gewenscht voorkwam, dat overeenstemming werd verkregen, alvorens door ons omtrent de plannen praeadvies aan U werd uitgebracht. In verband met een en ander traden wij, gelijk gezegd, met het bestuur en den desbetreffenden Inspecteur van het Middelbaar Onder wijs in nader overleg en werd het uitbrengen van ons prae advies vertraagd. De vragen en bedenkingen, waartoe de plannen ons aan leiding gaven, werden in verschillende conferenties met het bestuur en den Inspecteur besproken, terwijl daarover ook eene uitvoerige en herhaalde schriftelijke gedachten wisseling plaats had. Tot recht verstand der zaak zullen wij hier een kort overzicht van een en ander geven, U voor verdere bij zonderheden naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken verwijzende. Onze eerste opmerking betrof de hooge bouwkosten der nieuwe school en den o. i. te grooten opzet der plannen. In vergelijking met de bouwkosten der nieuwe Hoogere Burger school voor Jongens op het voormalige Raamland, die ruim 2Ü0.000 hadden bedragen, kwam ons eene raming van f 300.000 voor de nieuwe school van «Mathesis" zonder den grond zeer hoog voor. Ook een minder groote opzet zou o. i. tot eene lagere raming kunnen bijdragen. Ofschoon door het bestuur niet was opgegeven, voor welk aantal leerlingen het zijne bedoeling was, het nieuwe gebouw in te richten, meenden wij toch, dat het aantal leerlingen, waarop blijkbaar zijner zijds werd gerekend, veel te hoog was. Sedert op de Ambachts school alhier niet meer in hoofdzaak practisch, doch ook theoretisch onderwijs werd gegeven, was volgens het oordeel van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, waarbij ons College zich meende te moeten aansluiten, het onderwijs op de school van het genootschap «Mathesis" voor de leer lingen der eerste drie leerjaren van de Ambachtsschool feite lijk overbodig geworden. De Ambachtsschool kon sindsdien hare leerlingen voor de 4e klasse van «Mathesis" opleiden, aangezien de leerlingen van het eerste, tweede en derde leer jaar hetzelfde soort onderwijs des avonds op «Mathesis" ont vingen, dat zij overdag reeds op de Ambachtsschool genoten. Het nut van een dergelijk dubbel onderwijs zagen wij met den Inspecteur niet in,integendeel wij achtten het zelfs niet in het belang der leerlingen, dat zij na den geheelen dag op de Ambachtsschool vertoefd te hebben, des avonds nog weder op «Mathesis" onderwijs ontvingen, dat zij feitelijk reeds op eerstgenoemde school genoten hadden. Van de leerlingen der Ambachtsschool bezochten, naar ons destijds door het bestuur dier school werd medegedeeld, 145 leerlingen de school van «Mathesis''. Het grootste deel van hen behoorde tot de eerste drie leerjaren en zou dus, indien den leerlingen der Ambachtsschool niet meer werd toegestaan des avonds de lessen op «Mathesis" te volgen, de school van het genootschap in den vervolge niet meer bezoeken, waar door het aantal leerlingen eene aanzienlijke vermindering zou ondergaan. Bovendien zouden ook de Haagsche leerlingen van den cursus in electrotechniek de school verlaten, omdat, naar wij vernamen, in de gemeente 's Gravenhage een derge lijke cursus zou komen. Ook daardoor zou het aantal leerlingen van «Mathesis" dalen. De tweede vraag, die bij ons rees, gold de plaats, waar de nieuwe school zou moeten worden gebouwd. Reeds in de eerste conferentie, die wij met het bestuur van «Mathesis" hadden, gaven wij te kennen, dat wij aan een ander terrein, dan dat, waarop het bestaande gebouw zich bevond, de voor keur gaven. De combinatie met de Indische Postschool toch leek ons op den duur, vooral met het oog op eventueele uit breiding dier. school, niet gewenscht, terwijl wij over het zoo bijzonder gunstig in het centrum der stad gelegen terrein ook gaarne voor andere doeleinden de vrije beschikking hielden. Het bestuur van »Mathesis« kon zich hiermede vol komen vereenigen, mits voor zijne school slechts een ander terrein, niet te ver buiten het centrum der stad gelegen, werd afgestaan. Als zoodanig zou volgens het bestuur het terrein van het voormalige Invalidenhuis zeer goed in aanmerking kunnen komen, mits het in zijn geheel voor het beoogde doel werd afgestaan. Ons College gaf, althans in meerderheid, aanvankelijk de voorkeur aan een gedeelte van het voor malige Raamland. Het derde punt had betrekking op de wijze van afstaan van den grond. Er was toch o. i. geen enkele reden, waarom deze kosteloos aan «Mathesis" zou worden afgestaan. Het gevolg hiervan zou zijn, dat terwijl de bouwkosten vol gens de plannen van «Mathesis" feitelijk voor de eene helft ten laste van het Rijk en voor de andere helft voor rekening van de gemeente zouden komen, de kosten van den grond geheel door de gemeente zouden worden gedragen. Rationeel leek het ons, dat zoowel de gelden voor den bouw als die voor den aankoop van den grond vereischt, door «Mathesis" van de gemeente werden geleend, terwijl dan de annuïteit dier leening door Rijk en gemeente ieder voor de helft werd betaald. Voor «Mathesis" kwam een dergelijke regeling uit den aard der zaak op hetzelfde neer. Tegen het ter leen verstrekken van de gelden, voor bouw en grondaankoop bestemd, en het verleenen van een bijdrage ad 50 in de betaling van de annuïteit der te sluiten leening, bestond, zooals uit een en ander blijkt, bij ons College geen principieel bezwaar. Evenmin ontmoette het bij ons beden king voor te stellen de in verband met de reorganisatie der school aangevraagde hoogere subsidie toe te kennen, mits omtrent de plannen daartoe overeenstemming was verkregen en door Rijk en Provincie eveneens de gevraagde bedragen beschikbaar werden gesteld. Bij de voorgestelde verdeeling van het tekort over Rijk, Provincie en gemeente konden wij ons neerleggen. Omtrent den opzet der plannen en het daarmede ten nauwste samenhangende bedrag der bouwkosten is eerst, zooals uit de stukken blijkt, na verschillende besprekingen en het wisselen van vele missives overeenstemming verkregen. Hield toch het bestuur van «Mathesis" in den aanvang geheel vast aan den opzet zijner plannen en mocht z. i. aan eene vermindering van het aantal leerlingen, dat de le, 2e en 3e klasse bezocht, met hen, die overdag de Ambachtsschool be zochten, allerminst worden gedacht, blijkens het schrijven van den Inspecteur van 3 April j.l. is deze kwestie thans op gelost, zoodat dit geschilpunt gevoegelijk verder buiten be schouwing kan worden gelaten. De leerlingen der eerste drie klassen van de Ambachtsschool zullen niet meer de avond school van «Mathesis" bezoeken, terwijl het theoretisch onder wijs op eerstgenoemde school zoo noodig eenigszins zal worden uitgebreid. Behoeft bij de reorganisatie van «Mathesis" dus niet meer op de leerlingen der eerste drie klassen van de Ambachts school gerekend te worden, de oud-leerlingen der Ambachts school zullen daarentegen, zoo schrijft de Inspecteur, in grooten getale de lessen in de 4e klasse van «Mathesis" vol gen, zoodat in dat leerjaar het getal leerlingen zeer zal ver-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 2