104 en Handel onder de werking der Distributiewet is gebracht, en de daarmede veelal gepaard gaande bijpassing van één tiende van het nadeelig verschil tusschen de inkoopsprijzen en de verkoopprijzen dier artikelen door de gemeente, geen verwondering behoeft te wekken. De hoogere uitgaven, die wij hier op het oog hebben, zijn o. m. de volgende: 1. Meerdere uitgaven voor salarissen als gevolg van de voorstellen der commissie van onderzoek in zake de salarissen, zooals die voorstellen na ons praeadvies gewijzigd zijn aangenomen in Uwe Vergadering van 31 Januari 1918, in ronde som. 8.000.— Bij de vaststelling van den post voor «Onvoor ziene Uitgaven" werd gerekend, dat deze trakte mentsherziening voor 1918 een meerdere uitgave van 80.000.zou tengevolge hebben. De amb tenaren der bedrijven buiten beschouwing latende, blijken de meerdere kosten vermoedelijk te zullen bedragen 88.000. 2. Hooger nadeelig saldo Bank van Leening als gevolg van de sub 1 bedoelde traktements herziening in ronde som3.000. 3. Hoogere subsidie Stedelijke Werkinrichting, eveneens als gevolg van de traktementsherzie- 1.000.- iiing, in ronde som Aangezien op de uitkomsten der overige be drijven in verband met de tijdsomstandigheden geen pijl is te trekken, lijkt het ons niet gewenscht hier met de loonsverhoogingen, voorzooveel die bedrijven betreft, rekening te houden. 4. Meerdere kosten Duurtetoeslag5.000. Voorzooveel de duurtetoeslagen niet ten laste van de bedrijven komen, moet een uitgave van 25.000 worden geraamd. Volgens dezerzijdsche raming was onder het voor «Onvoorzien" uitge trokken bedrag slechts op 20.000 voor dit doel gerekend. 5. Brandstoffenvoorziening21.000. Uw besluit van 17 Januari j.l. tot kostelooze verstrekking van 3 H.L. cokes heeft eene uitgave gevorderd van f 56 000.waarvan door het Rijk niets is vergoed, niettegenstaande de Re geering door hare bij de 2e Kamer ingediende wetsvoorstellen en de daarbij gevoegde memorie van toelichting aanvankelijk de verwachting op wekte, dat t9ïï der kosten ten laste van het Rijk zouden komen. Voor goedkoope brandstoffen hadden wij ons bij het opmaken van den post «Onvoorziene Uit gaven" ten hoogste een bedrag van 35.000 voor 1918 gedacht. Het tekort bedraagt dus thans reeds 21.000. 6. Levensmiddelenbedrijf100.000.— Voorzoover nu reeds is na te gaan, is de raming van het nadeelig saldo ad 100.000 zeker een zelfde bedrag te laag. Over 1917 bedroegen de kosten f 163.000.— 7. Meerdere kosten Armenzorg en diversen 15.642.— 153.642.- Wegens hoogere uitgaven moet derhalve nog gevonden worden een bedrag van 153.642.—. Het komt ons voor, dat van dit bedrag een gedeelte ten bedrage van 50.000, moet worden gebracht op den boven- genoemden post van 250.000 (volgn. 57 der begrooting), terwijl dan de post «Hoofdelijke Omslag" met het restee- rende bedrag ad 103.642 zal moeten worden verhoogd. De opbrengst der plaatselijke directe belasting voor 1918 moet dus worden geraamd op 946,358.[-ƒ103.642.— 1.050.000.—, terwijl het te heffen bedrag, na aftrek van de vermoedelijke opbrengst der suppletoire en forensenkohieren en na verhooging van het daarna verkregen bedrag met een som wegens verlies voor kwade posten 1.079.000.— zal bedragen. Volgens het kohier der plaatselijke directe belasting, dienst 1918, waarvan de proefdrukken grootendeels reeds aan de raadsleden zijn toegezonden, zou de opbrengst dier belasting bij het vermenigvuldigingscijfer één in ronde som 830.000.- bedragen. Teneinde derhalve een opbrengst van 1.079.000.— te verkrijgen, zal het vermenigvuldigingscijfer op 1.3 moeten worden vastgesteld 830.000— X f 1-3 ƒ1.079.000.—). Zooals U bekend is, bedroeg het vermenigvuldigingscijfer in het afgeloopen jaar 7 bij een maximum-percentage van toe neming van 1. Aangezien het maximum percentage van toe neming ingevolge de nieuwe verordening van 25 October 1917 (Gem. Blad no. 34) 6 bedraagt, komt het thans voor gestelde vermenigvuldigingscijfer van 1,3 derhalve overeen met een vermenigvuldigingscijfer van 7.8 volgens de vroegere verordening. Op grond van het vorenstaande geven wij U alsnu in overweging: a. over te gaan tot vaststelling van het kohier der plaat selijke directe belasting, dienst 1918, tot een totaal bedrag van 15.321 900. b. het vermenigvuldigingscijfer, bedoeld jn art. 23 der verordening op de heffing eener plaatselijke directe belasting naar het inkomen, vast te stellen op 1,3. De verschillende wijzigingen der begrooting, die met het bovenstaande in verband staan, zullen U eerlang ter vast stelling worden aangeboden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 145. Leiden, 6 Juni 1918. Wij hebben de eer U hiernevens een ontwerp van eene nieuwe verordening op de heffing van leges ter gemeente secretarie, bij het Oud-Archief en aan het bureau van den Burgerlijken Stand ter vaststelling aan te bieden, zulks ter vervanging van de tegenwoordige verordening van 27 Juli 1899 (Gem. Blad no. 16), die gewijzigd werd bij verordening van l September 1903 (Gem. Blad no. 39). De bestaande heffingsverordening is op enkele punten ver ouderd en behoeft alleen hierom reeds wijziging. Voorts heeft de wijziging van de Zegelwet de noodzakelijkheid meegebracht, om onder de oogen te zien, of het thans geldende artikel 2 sub c., dat alle van zegelrecht vrijgestelde stukken ook aan de legesverordening onttrekt, kon gehandhaafd blijven. Bij de zooveel ruimere vrijstelling voor door gemeentebesturen opgemaakte of afgegeven stukken, welke de nieuwe Zegelwet heeft ingevoerd, komt het ons beter voor deze algemeene vrijstelling te doen vervallen en voor ieder geval op zich zelf te beoordeelen, of vrijstelling van leges wenschelijk is. Eindelijk zijn wij van meening, dat tegenover de buiten gewone stijging van de uitgaven der gemeente in de laatste jaren, gezocht behoort te worden naar versterking van nog andere inkomsten, dan de hoofdelijke omslag, voorzoover dit geschieden kan zonder een onbillijken druk op de bevolking of een deel daarvan te-leggen. Naar ons gevoelen leent zich de legesheffing, die tot heden slechts eene geringe vergoeding oplevert voor allerlei diensten en bemoeiingen, door de bureaux ten Stadhuize en de ambte naren van het Oud-Archief geheel ten behoeve van het publiek verricht, terwijl zij slechts ten deele voortvloeit uit de publiek rechtelijke taak van het Gemeentebestuur, uitnemend voor een dergelijke verhooging met fiscale bedoeling. Die diensten en bemoeiingen nemen in aantal en omvang steeds toe en de vergoedingen, die de gemeente daarvoor geniet, staan noch tot den daarvoor vereischten arbeid, noch tot het daarbij betrokken belang van bet publiek in de juiste evenredigheid. Wij vestigen er daarbij de aandacht op, dat het de bedoeling blijft, om slechts leges te heffen, wanneer een persoonlijk belang van den aanvrager in het spel is, zoodat zuiver weten schappelijk onderzoek, dat met name op het Oud-Archief zal voorkomen, evenals tot dusver, blijft vrijgesteld. In het hierbijgaande ontwerp heeft het aantal gevallen, dat voor legesheffing in aanmerking komt, eenige uitbreiding ondergaan en is voorts het tarief over het algemeen met 20 tot 50% verhoogd. De opbrengst dezer heffing, die tot dusver gemiddeld 3000— per jaar beliep, zal daardoor, naar ge schat wordt, tot 5000.kunnen stijgen. Een dergelijke verhooging, mogelijk zonder dat ergens een onbillijke druk wordt gelegd, kan in de huidige omstandigheden den gemeen telijken fiscus niet onverschillig zijn. Het nieuwe tarief is getoetst aan dat van enkele andere gemeenten, die hunne verordening in den laatsten tijd hebben herzien, en hier en daar zijn verschillende redactieverbeteringen aangebracht. Ook de invorderingsverordening is, voorzooveel noodig, aangevuld en verbeterd. Wij geven U mitsdien in overweging tot vaststelling van de navolgende verordeningen over te gaan VERORDENING, regelende de heffing van leges en expe- ditiegelden ter Secretarie, bij het Oud-Archief en aan het Bureau van den Burgerlijken Stand te Leiden. Art. 1. Ten behoeve van de gemeente worden ter Secretarie, aan het bureau van den Burgerlijken Stand en aan het Oud- Archief der gemeente Leiden, leges en expeditiegelden ge heven in de gevallen hieronder genoemd en volgens het daarbij vermelde tarief:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 6