100
In deze regeling geelt de Plaatselijke Schoolcommissie nu
de navolgende wijzigingen in overweging:
De jaarwedde van den Directeur wil zij bepaald zien op
3600.met 2 verhoogingen van 200.— na 8 en 12 jaren
dienst als zoodanig, hetzij hier, hetzij elders.
Ons College echter is van. oordeel, dat het traktement voor
den Directeur moet worden bepaald op ƒ3400.tot 3800.
'sjaars, de verhoogingen in uitzicht te stellen overeenkomstig
het advies van de commissie, aangezien de aanvangswedde
van den rector van het. Gymnasium en van den directeur
van de Hoogere Burgerschool voor Jongens slechts 3500.
bedraagt. Overigens komt ook, in vergelijking met de jaar
wedden in andere gemeenten, een salaris van 3400.tot
3800,per jaar ons voldoende voor.
De tweede afwijking van de voorstellen der Plaatselijke
Schoolcommissie betreft het toekennen van eene extra bezol
diging van 100.'sjaars aan den plaatsvervangenden Direc
teur. Evenmin als indertijd ten opzichte van de beide Hoogere
Burgerscholen dooi-U is besloten den plaatsvervangden Directeur
of Directrice als zoodanig eene extra belooning te geven,
achten wij het noodig den leeraar, die ingevolge artikel 4
der verordening door ons College is aangewezen om bij af
wezigheid of ontstentenis van den directeur, dezen te ver
vangen, uitsluitend met het oog op die aanwijzing extra te
bezoldigen. Voor het geval inderdaad de betrekking van
directeur is waargenomen, kan eene regeling worden getroffen,
zooals in de verordening, regelende den rechtstoestand dei-
ambtenaren is opgenomen.
Overigens gaan wij, gelijk gezegd, met de door de com
missie voorgestelde salarisregelingen geheel accoord.
Volgens die regelingen zullen de leeraren aan de atdeeling
A f 80.'sjaars per wekelijksch lesuur ontvangen, met 2
verhoogingen van 10.'sjaars per wekelijksch lesuur na
8 en 12 jaren dienst, hetzij hier, hetzij elders, als leeraar
aan eene openbare of bijzondere inrichting tot opleiding voor
de akte, bedoeld bij art. 11a of art. 776 der wet op het lager
onderwijs of aan eene daarmede door ons College gelijk te
stellen inrichting van onderwijs.
De 3 leeraren, die ook volgens de bestaande regeling een
vast salaris hebben, zullen bovendien een vaste bezoldiging
ontvangen van:
400.— 'sjaars bij het geven van 19 of minder lesuren per week.
ƒ350.20 of 21
ƒ300.22 of 23
ƒ250.ii 24 of 25
ƒ200.26 of meer
Aan de afdeeling B zal de bezoldiging 90.'s jaars per
wekelijksch lesuur bedragen, met 2 verhoogingen van ƒ10.
na 4 en 8 jaren dienst, hetzij hier, hetzij elders, aan een
openbare of bijzondere inrichting tot opleiding voor de akte,
bedoeld bij art. 776 der wet op het lager onderwijs, of tot
opleiding voor een of meer bepaalde vakken, dan wel aan een
daarmede door ons College gelijk te stellen inrichting van
onderwijs.
De nieuwe artikelen 7 tot en met 11 en de voorgestelde
overgangsbepaling komen m. m. overeen met de desbetreffende
artikelen in de salarisverordeningen voor het hooger en mid
delbaar onderwijs, terwijl de in artikel 40 voorgestelde wijzi
ging geen toelichting behoeft.
De in werking treding van de nieuwe salarisregeling stellen
wij U voor te bepalen op 1 Juli a.s.
Berekend naar den toestand op 1 Mei 1918 en voor de
bestaande vacature de minimum-wedde uittrekkende, zullen
de meerdere kosten, aan de nieuwe regeling verbonden,
2725.per jaar bedragen. Op den bij de stukken ge-
voegden staat, waarop die kosten voor eiken leeraar ge
specificeerd zijn vermeld, is tevens de nieuwe bezoldiging
(gesplitst voor afdeelingen A en Ben de tegenwoordige be
zoldiging, alsook het aantal dienstjaren en het aantal les
uren der leeraren aangegeven.
Van deze gelegenheid zij het ons vergund gebruik te
maken, om U tevens voor te stellen de bezoldiging van de
assistente bij het onderwijs in de vrouwelijke handwerken
aan de Kweekschool, Mej. Driesens, eene wijziging te doen
ondergaan.
Weliswaar werd bij de vaststelling der begrooting voor
1915 haar bezoldiging, die ingevolge raadsbesluit van 9 Maart
1911 (Ingek. Stukken no. 41) 150.'sjaars bedroeg, ver
hoogd tot 300.'sjaars, doch de Plaatselijke Schoolcom
missie, met wier gevoelen wij ons kunnen vereenigen, meent,
dat er thans andermaal alleszins aanleiding bestaat mede te
gaan met het voorstel van den Directeur der Kweekschool,
om hare bezoldiging te brengen op 350.per jaar.
Als vakonderwijzeres in de handwerken op een der ge-
meDgde scholen 2e klasse geniet Mej. Driesens met het oog
op hare dienstjaren een traktement van 35.'sjaars per
wekelijksch lesuur en de commissie vindt het, in aanmerking
nemende, dat de lessen als assistente aan de Kweekschool
zeker van meer beteekenis zijn, dan die aan een lagere school,
alleszins rationeel haar voor de 10 uren per week, die zij
aan de Kweekschool werkzaam is, ten minste even hoog te
bezoldigen.
Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergadering
alsnu in overweging:
a. over te gaan tot de vaststelling van de navolgende
verordening
VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van
21 Maart 1912 (Gem. Blad no. 10), voor de Kweek
school voor Onderwijzers en Onderwijzeressen te Leiden.
Art. I.
Ter vervanging van artikel 6 van bovengenoemde verorde
ning worden de navolgende artikelen ingevoegd
Art. 6.
De jaarwedde van den Directeur bedraagt 3400.
Zij wordt, wanneer de Directeur, hetzij hier, hetzij elders,
8 en 12 jaren als zoodanig aan een openbare of bijzondere
inrichting tot opleiding voor de akte, bedoeld bij art. 11a of
art. 776 der wet op het lager onderwijs, of aan een daarmede
door Burgemeester en Wethouders gelijk te stellen inrichting
van onderwijs is werkzaam geweest, telkens met 200.
verhoogd, zoodat het maximum zijner wedde 3800.—
bedraagt.
De jaarwedde van de overige leeraren, met uitzondering
van die voor het teekenen en de gymnastiek, bedraagt:
voor de eerste afdeeling (afdeeling A)\
f 80.'sjaars per wekelijksch lesuur.
Deze wedde wordt, wanneer de leeraar hetzij hier, hetzij
elders aan een openbare of bijzondere inrichting tot opleiding
voor de akte, bedoeld bij art. 11a of art. 776 der wet op het
lager onderwijs, of aan een daarmede door Burgemeester en
Wethouders gelijk te stellen inrichting van onderwijs, 8 en
12 jaren is werkzaam geweest, telkens met 10.'sjaars
per wekelijksch lesuur verhoogd, zoodat de maximum bezol
diging 100.— 'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt.
De leeraar in het Nederlandsch en Hoogduitscb, die in de
natuurkunde, wiskunde en wiskundige aardrijkskunde, en die
in de geschiedenis en aardrijkskunde ontvangen bovendien
een vaste bezoldiging van
400.— 'sjaarsbij hetgeveri vanlö of minder lesuren per week.
350.-^- 20 b 21
300.22 23
ƒ250.B 24 r, 25
ƒ200.26 meer
voor de tweede afdeeling afdeeling B):
f 90.'sjaars per wekelijksch lesuur.
Deze wedde wordt, wanneer de leeraar hetzij hier, hetzij
elders aan een openbare of bijzondere inrichting tot op
leiding voor de akte, bedoeld bij art. 776 der wet op het
lager onderwijs, of tot opleiding voor een of meer bepaalde
vakken, dan wel aan een daarmede door Burgemeester en
Wethouders gelijk te stellen inrichting van onderwijs, 4 en 8
jaren is werkzaam geweest, telkens met 10.'sjaars per
wekelijksch lesuur verhoogd, zoodat de maximum bezoldiging
110.'sjaars per wekelijksch lesuur bedraagt.
De bezoldiging van de leeraren in teekenen en gymnastiek
wordt bij afzonderlijke verordening geregeld.
Art. 7.
Alvorens de leeraar in het genot wordt gesteld van eenige
periodieke verhooging van wedde in deze verordening bedoeld,
winnen Burgemeester en Wethouders omtrent de geschikt
heid en plichtsbetrachting van den betrokken leeraar het advies
in van de Plaatselijke Schoolcommissie.
Haar advies wordt door Burgemeester en Wethouders aan
den Gemeenteraad overgelegd.
Art. 8.
Voor tijdelijke leeraren wordt het bedrag hunner bezoldi
ging telkens bij hunne aanstelling bepaald.
Gaat een tijdelijk leeraar over in vasten dienst, dan worden
de jaren, door hem, hetzij hier, hetzij elders aan een openbare
of bijzondere inrichting tot opleiding voor de akte, bedoeld
bij art. 11a of art. 776 der wet op het lager onderwijs (voor
zooveel betreft de afdeeling B, tot opleiding voor de akte,
bedoeld bij art. 776 der wet op het lager onderwijs of tot
opleiding voor een of meer bepaalde vakken), dan wel aan
een daarmede door Burgemeester en Wethouders gelijk te
stellen inrichting van onderwijs in tijdelijken ol vasten dienst
doorgebracht, bij de berekening der hem toekomende perio
dieke verhoogingen medegerekend.
Art. 9.
In geval van een vacature wordt voor de waarneming der