GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
77
lJüttKKOHEÜ STUKKE».
N°. 111. Leiden, 27 April 1918.
In September 1917 heeft U wederom een verzoek bereikt
van een woningbouwvereniging, om een voorschot voor den
aankoop van grond en het stichten van arbeiderswoningen
en om eene jaarlijksche bijdrage in de betaling van de ter
zake van dat voorschot verschuldigde annuïteit.
Het geldt hier een verzoek van de woningbouwvereeuiging
»Ons Belang", die reeds in 1915/1916 met een voorschot
ingevolge de Woningwet een zestigtal zeer goede woningen
deed bouwen ten noorden van den Heerensingel en thans
haar oog heeft laten vallen op een gedeelte van het terrein,
gelegen in de gemeente Leiderdorp, benoorden den Mare-
sirigel, dat bij Uw besluit van 10 Mei 1917 (Ingek. Stukken
No. 106) juist ten behoeve van de volkshuisvesting werd
aangekocht, aangezien geschikt terrein in Leiden zelf ontbrak.
Na het tot standkomen van de aanhangige grenswijziging
zal het terrein echter tot Leiden's territoir behooren. Een
deel van dit terrein ter grootte van 6662 M2 is reeds in
bouwblokken ingedeeld en ligt aan volledig ingerichte stra
ten dit bouwterrein zelf ligt nog op de hoogte, die het als
polderland bezat, zoodat ophoogihg wordt vereischt. Van
dezen grond vraagt de vereeniging 6280 M2 tegen den inkoops
prijs van f 5.50 per M2 en van den nog niet ingedeelden
grond, waar dus ook de straat moet worden aangelegd,
bovendien nog 1445 M2, eveneens tegen inkoopsprijs van
f 0.90 per M2. Men zou hierop willen bouwen 48 enkele en
57 boven- en benedenwoningen benevens 3 winkelhuizen,
totaal dus 108 woningen, zoodat de omvang van het plan
nagenoeg gelijk is aan dien van het plan van de vereeni-
ging «Eensgezindheid", die 118 woningen in aanbouw heeft.
De gebruikelijke adviezen zijn te dezer zake ingewonnen; zij
liggen voor U ter inzage.
Bij het verzoek zijn behalve de noodige plannen en teeke-
ningen overgelegd een begrooting van kosten voor normale
tijden en een dergelijke begrooting met het oog op de thans
geldende omstandigheden. De normale begrooting vertoont
dezelfde eenheidscijlers, als die van het plan der vereeniging
«Eensgezindheid" en een som voor bouwkosten, welke
eveneens met die van laatstbedoeld plan in overeenstemming
is (vgl. Ingek. Stukken 1917 No. 48). Daar de normale begroo
ting van «de Eensgezindheid" als basis voor de toekenning
van de crisis-bijdrage van het Rijk is aanvaard, mag er dus
op gerekend worden, dat dit ook hier het geval zal zijn.
Bij deze normale begrooting der bouwkosten sluit zich een
exploitatierekening aan, die volkomen sluitend is. Daarbij is
er op gerekend, dat het voorschot voor den grondaankoop
in 75, dat voor den bouw in 55 jaar zal moeten worden
afgelost en de annuïteit dus bij de thans verlangde rente
van 4^% onderscheidenlijk 4.446% en 4.729% zal bedra
gen. Dezelfde termijnen zijn aangenomen in het Koninklijk
besluit van 9 Januari 1.1. No 36, waarbij het voorschot aan
de vereeniging «Eensgezindheid" werd toegekend en hoe
wel het Rijk zoowel wat den duur van de aflossing als den
rentevoet betreft in den laatsten tijd nogal eens is ver
anderd, schijnt het ons toch voorloopig het doelmatigst, de
berekeningen hiernaar te richten. Bij behoorlijke, doch voor
den tegenwoordigen tijd zeker niet abnormaal hooge huur
prijzen kunnen dan zoowel deze annuïteiten als de verdere
jaarlijksche uitgaven volledig worden gedekt.
De begrooting voor de thans geldende omstandigheden ver
toont een geheel ander beeld. In verband met den uitslag
der aanbesteding van de woningen der vereeniging «Eens
gezindheid" zijn hier de kosten van terreinophooging 40
die van bestrating en rioleering 65 en die voor een
schoeiing, voor de beerputten met aansluitingen en voor den
bouw der huizen 100% hooger gesteld, dan op de eerste
begrooting. Zoowel de Directeur van Gemeentewerken als de
Inspecteur van het Bouw- en Woningtoezicht laten zich
voorzichtig uit over de vraag, of deze verhooging voldoende
zal blijken te zijn. Ons komt het voor, dat men goed zal
doen met het oog op de enorme stijging van den prijs van
metselsteenen in den laatsten tijd de eigenlijke bouwkos
ten uit den aard der zaak verreweg de voornaamste
post te verhoogen met 150 en dus te stellen op
f 519400, in plaats van op f 415520. Wellicht zal ook dit
sommigen nog te laag voorkomen, waarbij er echter op
gewezen mag worden, dat de hoop niet uitgesloten is, dat
door de N.V. Centrale Bouwmaterialenvoorziening, waarin
ook deze gemeente volgens raadsbesluit van 11 April 1.1. heeft
deelgenomen, een verlaging van den prijs althans van de
zuiver inlandsche bouwmaterialen zal kunnen worden
bewerkstelligd.
Door de bouwkosten te stellen op het bovengenoemde
bedrag van 519400 en in aanmerking nemende, dat het
Rijk ook ten opzichte van de kosten van straataanleg c. a.
een aflossing in 75 jaar toestaat, stijgt de annuïteit van 4.729
tot f 25058,97 en het totaal der jaarlijksche uitgaven voor
deze omstandigheden tot f 31985.38. Het jaarlijksch tekort
wordt dan niet f 10373.56, doch f 15226.78.
Het bestuur der vereeniging vraagt nu: 1°. overdracht
van den bovenbedoelden benoodigden grond tegen den prijs,
dien de gemeente er voor betaald heeft; 2°. een voorschot
van 100 der totale kosten, welke in verband met het
bovenstaande stijgen tot 587755.71terwijl eindelijk 3°, al
wordt dit niet met zooveel woorden gevraagd, uit den aard
der zaak bedoeld wordt een bijdrage te ontvangen tot zoo
danig bedrag, dat het tekort door rijk en gemeente gezamen
lijk wordt gedragen.
De Commissie van Fabricage zou blijkbaar wenschen, dat
bij de overdracht van den benoodigden grond aan de ver
eeniging, behalve den inkoopsprijs, ook de loopende rente in
rekening werd gebracht. Ofschoon deze rente, waar de grond
nog geen vol jaar eigendom der gemeente is, in dit geval
een bedrag zou beteekenen, dat op het totaal der kosten in
het niet verzinkt, zou ons toch deze wijze van handelen min
der juist voorkomen. Bij den aankoop van den grond heeft
niet een financiëel sluitende exploitatie, doch het belang van
de volkshuisvesting voorop gestaan. De gemeente kreeg daar
door een gunstig gelegen terrein tegen een prijs, die ver
moedelijk binnen het bereik van vereenigingen als deze zou
wezen. Daarbij is rekening gehouden met de som, die de
gemeente op dat oogenblik zelf had te betalen. Was er eerst
over tien jaar sprake van bebouwing geweest en zou dan de
koopprijs vermeerderd moeten worden met rente op rente,
dan was de grond voor deze bestemming veel te duur gewor
den en zou dus het doel zijn gemist. Het renteverlies, dat
de gemeente in zulk een geval lijdt, moet men beschouwen
als een offer aan het door haar voorgestane sociale belang
en als een uitvloeisel van het feit, dat zij, beter dan bouw-
vereenigingen, vóóruit de hand zal kunnen leggen op ter
rein, dat voor bebouwing in aanmerking komt. Wij hebben
dus gemeend in den geraamden koopprijs van den grond
geen wijziging te moeten brengen.
Een tweede punt, dat wij nog ter sprake moeten brengen,
betreft de vraag om toekenning als voorschot van de volle
100% der kosten. Zooals U bekend is, is tot dusver gebrui
kelijk geweest om aan vereenigingen als deze slechts 95%
toe te staan en dus te eischen, dat 5 uit andere middelen
wordt bijeengebracht. Het eerst werd dit toegepast voor de
vereeniging «de Eendracht" en wel op voorstel van de Com
missie van Financiën, die er in haar advies (Ingek. Stukken
No. 89 van 1914) op wees, dat het risico voor de gemeente
zou worden beperkt, als ook anderen behalve de gemeente
bij een goede financiëele exploitatie rechtstreeks belang
hadden. Het stelsel zelf lijkt ons nog altijd juist, maar het
maakt onzes inziens een groot verschil, of het wordt toege
past tegenover een vereeniging, die daaraan reeds voor een
ander bouwblok heeft voldaan, of ten aanzien van een ver
eeniging, die haar eerste relatie met de gemeente aanknoopt;
dit verschil wordt naar onze meening uit het oog verloren
door de Commissiën van Fabricage en Financiën, die op toe
passing ook nu weer van deze zelfde bepaling aandringen. Het
risico der gemeente toch daalt naarmate aflossing plaats vindt op
het voorschot, daar de woningen gaandeweg een steeds grooter
wordende overwaarde krijgen boven de schuld aan de ge
meente en nu is het onverschillig, of deze overwaarde aan
wezig is in het onverwerpelijke dan wel in een vroeger tot
stand gekomen bouwblok, daar de vereeniging met al haar
bezittingen voor haar schulden aansprakelijk is. Nu is welis
waar het eerste bouwblok der vereeniging «Ons Belang" nog
van jongen datum, doch dit doet niet af aan het feit, dat
men hier -geenszins uit een billijkheidsoogpunt, gelijk de
Commissie van Financiën aanvoert, verplicht is denzelfden
eisch te stellen, waaraan de andere vereenigingen en trouwens
ook de vereeniging «Ons Belang" zelf in de laatste jaren
hebben moeten voldoen. Is dit nog slechts een negatief argu
ment en zou men ten slotte van meening kunnen zijn, dat
het toch voor de gemeente het voordeeligst is haar risico
zooveel dat mogelijk is te beperken, een argument van posi
tieven aard sluit zich hierbij aan. Hetgeen de leden der bouw-
vereeniging zelf door het nemen van aandeelen in de vorming
van de ontbrekende 5 kunnen bijdragen, vormt op het
aanzienlijke bouwkapitaal natuurlijk een uitermate luttel be
drag. De rest moet komen van gegoede ingezetenen, die door
het nemen van een obligatie hun belangstelling in de ver
betering der volkshuisvesting toonen. Nu spreekt het wel
vanzelf, dat de gelegenheid tot plaatsing van zulke obligaties
in een stad als de onze met haar weinig talrijke vermogende
ingezetenen steeds moeilijker en moeilijker wordt en ten slotte
vrijwel tot de onmogelijkheden gaat behooren, zoodat men
gerust kan zeggen, dat het hardnekkig vasthouden aan dezen
eens, en terecht, nuttig bevonden eisch, op den duur deze