DONDERDAG 11 APRIL 1918. 91 meenen, dat met de benoeming van den vierden schoolarts gewacht zal worden tot 1 April 1919, maar dat, zoodra de Raad de nu voorgestelde wijzigingen in de verordening goed gekeurd heeft, dan dadelijk, dus in de volgende raadszitting een vierde schoolarts zal benoemd worden, die dan, hoewel voor een jaar benoemd, voor het eerst aftreedt 1 April 1919, dus tegelijk met de andere schoolartsen. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 4 en daarop de geheele verordening worden ver volgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Mag ik met het oog op de thans volgende benoemingen de heeren Reimeringer, Botermans, Jaeger en Wilmer verzoeken het stembureau te willen uitmaken? II. Praeadvies op het verzoek van dr. W. de Jong om bestendiging in de betrekking van schoolarts. (Zie Ing. St. No. 69.) Dr. W. de Jong wordt met 19 stemmen in zijn betrekking bestendigd; 1 biljet was in blanco. III. Praeadvies op het verzoek van H. W. Blöte om be stendiging in de betrekking van schoolarts. (Zie Ing. St. No. 69.) De heer H. W. Blöte wordt met algemeene (20) stemmen in zijne betrekking bestendigd. IV. Idem als voren van J. A. Scheuder. (Zie Ing. St. No. 69.) De heer J. A. Schreuder wordt met 19 stemmen in zijne betrekking bestendigd; 1 biljet was in blanco. V. Idem als voren van Mej. M. v. d. Hoeven—Fraai, als Stads- V roed vrouw. (Zie Ing. St. No. 72). Mej. M. van der Hoeven-Fraai wordt met algemeene (20) stemmen in hare betrekking bestendigd. VI. Benoeming van een lid der Commissie tot wering van schoolverzuim. (Zie Ing. St. No. 62.) Wordt benoemd met 17 stemmen de heer A. J. den Hollander; de heeren W. Draaijer en F. A. Dee verkregen ieder resp. 1 stem; 1 biljet was in blanco. VII. Benoeming van een lid der Commissie voor de Be waarscholen. (Zie Ing. St. No. 63.) Wordt benoemd met 11 stemmen de heer W. Draaijer; de heer J. Baak verkreeg 8 stemmen; 1 biljet was van onwaarde. De Voorzitter. Mag ik de leden van het stembureau danken voor de genomen moeite? VIII. Praeadvies op het verzoek van A. Corts, om eervol ontslag als Regent van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. No. 66.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. IX. Idem als voren van A. H. Dros. (Zie Ing. St. No. 66). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. X. Idem als voren van Mr. J. C. van der Lip. (Zie Ing. St. No. 66.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. De Voorzitter. Ik wil hierbij dezen heeren, die op de meest eervolle wijze ontslag hebben gekregen, dank brengen voor de vele diensten door hen aan het gesticht bewezen. XI. Praeadvies op het verzoek van het Bestuur van het Genootschap «Mathesis Scientiarum Genitrix" om het kosteloos gebruik van de Stads-Gehoorzaal, ten behoeve van de ten toonstelling van werkstukken en voor het houden van de algemeene vergadering. (Zie Ing. St. No. 67.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XII. Voorstel tot verhuring van het open erf aan de Kaarsen makersstraat achter perceel Waardgracht no. 27, aan J. van Rossen. (Zie Ing. St. No. 73.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XIII. Praeadvies op het verzoek van W. Bink om vergunning tot het bouwen van een houten gebouw op het terrein aan het Rijn-Schiekanaal, Sectie M no. 2923. (Zie Ing. St. No. 74.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XIV. Praeadvies op het verzoek van C. Segaar Wzn. om een strookje grond vóór het perceel Witte Rozenstraat No. 14 aan de gemeente te mogen overdragen. (Zie Ing. St. No. 75.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Hoogenboom. M. d. V. Het verzoek, zooals het gedaan wordt en het praeadvies in aansluiting daarop klinkt zeer eenvoudig en schijnt van allen omslag ontdaan, maar heeft, zooals ik weet, een veel dieperen ondergrond, dien ik even hier wensch aan te stippen. De heer Segaar vraagt goedkeuring van het Gemeente bestuur voor den afstand aan de gemeente van een stukje grond, dat aan hem toebehoort. Ik kan den Raad mededeelen, dat dat verzoek niet vrijwillig door hem wordt gedaan. Hij doet dat verzoek, omdat hem anders de aansluiting op het electrisch net zal worden onthouden. Het is dus een gelijk soortig geval als wij voor eenigen tijd hier behandeld hebben, namelijk dat van den heer Wiggers, die aansluiting op de gasleiding wenschte te hebben. De Voorzitter. U gaat geheel buiten de orde. Wij hebben een verzoek gekregen, om het terrein over te nemen; de man heeft een bedrag van f 99.— gestort. Als wij adressant hadden gevraagd het stukje grond te geven, dan zou het iets anders zijn, maar deze biedt het de gemeente zelf aan. Het gaat hier niet over de kwestie, welke de motieven zijn, die adressant tot zijn verzoek hebben geleid. Wanneer daarover gesproken wordt dan gaan wij buiten de zaak. De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik heb het woord gevraagd, omdat het verzoek gedaan is in verband met den aanleg van electrisch licht. De Voorzitter. Dat moet de adressant zelf weten! De heer Hoogenboom. Dat is een punt, dat ik even wensch aan te stippen en waarover ik een en ander wensch te zeggen, juist over dat verband, dat ook in het praeadvies op den voorgrond wordt gesteld. Dat verband bestaat naar mijne meening niet en hier is niet aanwezig een der gevallen ge noemd in artikel 2 van de verordening op de levering van electriciteit, waarin aansluiting op het electriciteitsnet kan worden geweigerd, of waarin bijzondere voorwaarden voor de aansluiting kunnen worden gesteld. Uit het advies van den Directeur van Gemeentewerken, dat bij de stukken heeft gelegen, komt nu meer in het bij zonder naar voren, op grond waarvan de gemeente den grond, voordat tot aansluiting zal worden overgegaan, tracht te verkrijgen. De Directeur van Gemeentewerken schrijft toch: »De verbindingskabel mag niet gelegd worden in den openbaren weg, zoolang deze, zooals hier het geval is, nog aan een particulier toebehoort.'' Dit nu is slechts een bij de Commissie van Beheer der Stedelijke fabrieken van gas en electriciteit, of bij wie ook, aangenomen beginsel, maar het steunt niet op eenige door den Raad vastgestelde verordening. Het beginsel, dat men geen gasleiding wil toelaten in een weg, tenzij die weg eigen dom is van de gemeente, is misschien wel te billijken, maar ik meen, dat onder een anderen vorm aan den grondslag tot het stellen van den eisch zou kunnen worden voldaan. Men zou namelijk in de verordening kunnen opnemen eene bepaling, gelijk naar ik meen door Leiden ook gevorderd is van de buitengemeenten, die door Leiden van gas en electriciteit worden voorzien, dat ieder eigenaar van een straat,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 9