90 DONDERDAG 11 APRIL 1918. dat toch later weer wordt afgenomen. Zoover is het nog niet. Wanneer de tijd werkelijk zoo benard is geworden, dat men ieder zelfs die kleine hoeveelheid moet afnemen, dat men precies zoo moet handelen als op een boot, schipbreuk, dan pas moet men overgaan tot inbeslagname van iedere hoeveel heid, maar voor dien'tijd moet men zeer voorzichtig zijn. Men zou ook alles van de boeren kunnen afnemen, maar dan hebben wij kans dat zij zeggenik werk niet meer. Ik wil daaraan toevoegen, dat ik hedenavond een stukje in de dagbladen zal doen opnemen, om, ieder die een tuin heeft, aan te sporen daarin nu eens geen bloemen te zetten, maar boonen of aardappelen. Men weet niet hoe lang de oorlog nog duurt, maar iedere vierkante Meter grond, die geschikt is, moet gebruikt worden voor de beplanting van voedingsgewassen. Een mooie tuin moet nu opgeofferd worden aan de gemeenschap. Men zal die oogst natuurlijk niet behoeven af te staan, maar omdat men zelf dan minder noodig zal hebben, blijft er voor anderen weer meer over. De heer Fokker. M. d. V. Ik zou niet gaarne den indruk, dien de beraadslaging heeft nagelaten, willen verzwakken door te persisteeren bij mijn voorstel. Ik had niet goed verstaan, dat U gezegd hebt, dat het adres gezonden zou worden naar den Minister van Binnenlandsche Zaken. De Voorzitter. Ja, dat heb ik gezegd. De heer Fokker. Ik heb begrepen den Minister van Land bouw. In geval het request wordt gezonden naar den Minister van Binnenlandsche Zaken behoeft zeker geen melding ge maakt te worden van de aardappelen. Ik wil niet gaarne mijn meening tegenover de Uwe stellen, hoewel ik mij kan voorstellen, dat naast het zenden van het adres aan den Minister van Binnenlandsche Zaken een adres gezonden kan worden aan den Minister van Landbouw. In verband met hetgeen U het laatst heeft gezegd, zou ik eene vraag willen doen. U heeft er op gewezen, dat het ge- wenscht is, dat elk plekje grond wordt bebouwd, dat maar bebouwd kan worden. Eens heeft U gekscherend gezegd, dat wij ook de taluds van de singels zouden moeten bebouwen maar zou het nu niet mogelijk zijn althans een gedeelte daar van te doen bebouwen, b v. zou men er boonen of aard appelen kunnen zetten. Het zal wel niet fraai zijn, maar waai' men zelfs een gazon als dat van het landgoed de Pauw heeft omgespit, daar zou ik het zoo verschrikkelijk niet vinden de singels te bebouwen. Wanneer men de singels niet kan ge bruiken voor groententeelt, dan wil ik er de aandacht op vestigen, dat in het buitenland en ook in ons land de teelt van zonnebloemen zeer wordt bevorderd, omdat uit het zaad olie kan worden gewonnen, een artikel waaraan wij zeer arm zijn. Ik zou willen, dat de aandacht van den opzichter der plantsoenen hierop eens werd gevestigd. De Voorzitter. Ik acht het niet goed om de taluds van de singels te doen bebouwen. Er moet toch ook grasland overblijven. En nu komt het mij voor, dat de singeltaluds beter geschikt zijn voor grasland dan voor den teelt van aardappelen. Ik wil er nog aan toevoegen, dat de menschen geen sla of spinazie moeten gaan teelen omdat ons land daar vol van is, maar dat men zich moet toeleggen op de teelt van die artikelen, die bewaard kunnen worden als boonen en aardappelen. Ik stel thans voor de 3 adressen ter visie te leggen in de Leeskamer en Burgemeester en Wethouders te machtigen aan den Minister van Binnenlandsche Zaken een adres te richten in vorengenoemden zin. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig de voorstellen van den Voorzitter besloten. 8°. Verslag van Curatoren van het Gymnasium omtrent den toestand dier inrichting over het jaar 1917. Zal in het Gemeenteverslag worden opgenomen. 90. Verzoek van J. de Josselin de Jong om eervol ontslag als leeraar in de Engelsche taal aari de Hoogere Burgerschool voor Jongens. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wet houders om praeadvies. 10. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1917. Worden gesteld in handen der Reclamecommissie. 11°. Adviezen van de Commissie voor de Huishoudelijke verordeningen en van de Gezondheidscommissie op het voorstel tot wijziging van de verordening, regelende het geneeskundig toezicht op de openbare en bijzondere scholen en den werk kring van den schoolarts. Zullen worden behandeld bij punt I der agenda. De Voorzitter deelt vervolgens nog mede: dat aan L. Zonderop, eervol ontslagen lantaarnwerkman, aan de Stedelijke Lichtfabrieken, met ingang van 1 April 1917, een suppletiepensioen van ƒ15.per jaar is toegekend, zoolang zijn Rijkspensioen bepaald blijft op f 167. Aan de orde is I. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 15 Februari 1906 (Gem. Blad No. 5), regelende het genees kundig toezicht op de openbare en bijzondere scholen en den werkkring van den schoolarts. (Zie Ing. St. No. 68). Algemeene beschouwingen worden niet gevoerd. Beraadslaging over artikel 1, luidende: Het intitulé van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: «Verordening, regelende het geneeskundig toezicht op de openbare en bijzondere lagere scholen, de buitengewone school voor lager onderwijs, de openbare en bijzondere bewaar scholen, de kinderbewaarplaatsen en dergelijke inrichtingen, en den werkkring van den schoolarts". De Voorzitter. Bij artikel I heeft de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen geadviseerd in plaats van het Frarische woord «intitulé" te lezen «titel" of «opschrift." De heer van der Lip. M. d. V. De Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen adviseert in dit artikel het woord «intitulé" te vervangen door het Hollandsche woord titel of opschrift. Hoewel dit natuurlijk een kwestie van weinig belang is, kunnen Burgemeester en Wethouders hierin toch niet mede gaan met de Commissie. Wij blijven de voorkeur geven aan het woord «intulé" dat nu eenmaal de geijkte term is. Het woord titel zou ook minder juist zijn daar het niet dezelfde beteekenis heeft, een wet wordt toch soms onderverdeeld in titels. Het woord zou dus moeten worden vervangen door «opschrift" of «betiteling" of iets dergelijks. Burgemeester en Wethouders meenen dus dat er geen termen aanwezig zijn om het gebruikelijke woord «intitulé" door een ander te vervangen. Dient de Commissie een amen dement in. dan zal de Raad maar moeten uitmaken of het woord «intitulé" zal worden gehandhaafd dan wel plaats zal moeten maken voor een of andere Hollandsche uitdrukking. De beraadslaging wordt gesloten. Artikel 1 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 2 en 3 worden zonder beraadslaging of hoof delijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 4 luidende Aan artikel 17 wordt aan het slot toegevoegd: «en de 4e schoolarts op 1 April 1919". De Voorzitter. De Commissie voor de Huishoudelijke Ver ordeningen stelt voor inplaats van «1 April 1919" te lezen «1 Juli 1918". De heer van der Lip. M. d. V. Ik geloof dat hier bij de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen een mis verstand in het spel is. De bedoeling is deze. In 1913, toen een derde schoolarts benoemd is, is aan de verordening een nieuw artikel 17 toegevoegd. Dit artikel luidt: «In afwijking van het in artikel 2, le lid bepaald, treedt de derde schoolarts voor de eerste maal af op 1 April 1915." Dit is gedaan, om dien nieuwen schoolarts, die eigenlijk voor den tijd van drie jaren werd benoemd tegelijk met de andere schoolartsen te doen aftreden. Dit werd regelmatig geacht en ook wenschelijk, omdat artikel 2 lid 2 zegt dat de schoolartsen tegelijk aftreden. Zoo'n geval hebben wij nu ook weer. Er zal nu een vierde schoolarts aangesteld worden, de benoeming zal plaats hebben in April of Mei en wel volgens het voorstel van de meerderheid van Burgemeester en Wet houders voor één jaar. Als overgangsbepaling wordt nu voorgesteld dat deze nieuwe schoolarts voor de eerste maal zal aftreden 1 April 1919. De bedoeling van deze bepaling is dus niet, zooals de Commissie voor de Huishoudelijk Verordeningen schijnt te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 8