88 DONDERDAG 11 APRIL 1918. alweer bij R. D. K. op de meest dringende wijze op spoed is aangedrongen. Peulvruchten. Deze komen zéér slecht binnen. De zending bestemd voor de periode 23 Maart22 April is nog niet binnen. (Zooeven krijg ik telefonisch bericht, dat gelukkig juist een deel heden is gearriveerd). Nadat .zonder eenig resultaat dringend is getelegrafeerd aan R. D. K. en aan den Regeerings- Commissaris om toch vooral te bespoedigen, is men ten slotte te weten gekomen, welke firma's moesten leveren. De eene helft moet komen uit Den Briel, de rest uit Schiedam. Waar deze laatste firma de peulvruchten van Schiedam via Rotterdam naar Leiden verzendt, wordt de toezending alweer vertraagd, terwijl de zending reeds 14 dagen over tijd is." Ik moet er op wijzen, dat de hoeveelheden, die ons maande lijks zijn toegewezen alle binnenkomen, maar dikwijls met vertraging, wat tengevolge had, dat een artikel niet Zaterdag avond, maar eerst Dinsdag kon worden verkregen. Dit is hoogst onpleizierig vooral in de periode, waarin wij thans verkeeren. Aardappelen. Voor de vierwekelijksche periode 23 Maart22 April zijn besteld 1.000.000 K.G. overeenkomende met4K.G. per week en per hoofd. Deze aardappelen komen zeer slecht binnen, niettegenstaande alle aandrang is uitgeoefend zoowel bij R. D. K. als bij de organisaties, die de aardappelen moeten afzenden. Van deze 100 wagons zijn thans, nu de vierweke lijksche periode voor meer dan de helft voorbij is slechts 37 wagons ontvangen inplaats van tenminste 75. Het schijnt wel, dat men de aardappelen niet anders dan zéér mondjesmaat wil afzenden, zoodat bij de minste stagnatie in dit vervoer men dadelijk voor een tekort staat. Gebrek aan aardappelen ■is er echter slechts geweest van verleden Zaterdag 3 uur tot Maandagmorgen 2 uur. Hoe het in de komende week met de aardappelen zal gaan, is niet te voorzien. Broodrantsoen is, gelijk bekend, sterk verminderd. Extra verstrekkingen zijn onmogelijk. Bij R. 1). K. is dringend rijst aangevraagd op berichten, dat in andere gemeenten rijst en dergelijke was verstrekt. Er is echter een pertinente weigering ontvangen. Ook mag geen extra-brood worden verstrekt. Reserves van welken aard ook zijn niet gemaakt kunnen worden, aangezien praktisch alle bons door de bevolking zijn ingeruild. In de eerste plaats is alle regeeringsrijst die over was verbruikt voor een extra-rantsoen voor zieken en zwakken. Bij de Regeering is aangedrongen op verhooging van het aardappelenrantsoen voor de gemeente tot 4jj K.G. en op niet stopzetten van de distributie van bak- en braadvet, op welk verzoek echter geen gunstig antwoord wordt verwacht." Hierbij zijn uit den aard der zaak ook berichten die ik den heeren reeds medegedeeld heb. Vérder is een van de belangrijke zaken hoe het zal gaan met de vleesch- en vischvoorziening. De heer Stuurman heeft mij het volgende bericht: nVersch vleesch. Rantsoeneering vleesch is in werking ge treden 25 Maart 1.1., waarbij de regeering zich zou belasten met de levering van runderen en de gemeentebesturen alleen gemachtigd werden tot aankoop (door de slagers), indien tegen den maximumprijs werd ingekocht. In de week van 25—30 Maart werd geen vee ontvangen, niettegenstaande was aangevraagd 65.000 X 0,2 13.000 K.G. vleesch 65 runderen. In de week van 25—30 Maart is echter van gemeentewege (door ontheffing van slachtverbod voor de slagers) 11.000 K.G. vleesch in de gemeente gedistribueerd. In de week van 1—6 April werd opnieuw op levering vee bij den Minister aangedrongen, omdat de slagers te kennen gaven, dat het hun onmogelijk was tegen maximumprijs in te koopen en bovendien de vóór dien nog aanwezige slacht- runderen door de regeeringsgemachtigden waren opgevorderd (voor militairen en andere gemeenten). In bedoelde week werd in de gemeente gedistribueerd c.a. 7000 K.G. versch vleesch (rundvleesch voor ziekeninrichtingen en nuchterkalfsvleesch). Sinds 8 April is geen machtiging tot ontheffing van het slachtverbod meer gegeven, zoodat sindsdien niet is geslacht. De Minister heeft besloten geen runderen meer beschikbaar te stellen, (alleen voor militairen) en de nog beschikbaar zijnde runderen in den vorm van eenheidsworst te distribu- eeren en daarnaast nuchtere kalveren beschikbaar te stellen. Deze nuchtere kalveren worden de gemeenten toegewezen. Sinds dit bekend geworden is (10 April) is op spoedige levering aangedrongen, met het resultaat, dat heden, 10 April, 80 kalveren ter beschikking worden gesteld van de ge meente, waarvan het vleesch deze week wordt gedistribueerd. De slagers ontvangen deze dieren geslacht tegen f 0,55, terwijl zij door de gemeente ingekocht worden tegen f 0,80 per K.G. slachtgewicht. Het nadeelig verschil wordt door Rijk en gemeente gedragen. De slagers zijn verplicht het vleesch tegen maximumprijs te verkoopen dat is f 0,35 per K.G. in de beenderen en f 0,50 zonder been. Eenheidsworst. De gemeente heeft aangevraagd 13.000 K.G. (0,2 K.G. per inwoner) per week, toegezegd werd op 18 Maart 7300 K.G., ontvangen werd op 20 Maart 823 K.G. en op 27 Maart 2330 K.G. De laatste hoeveelheid is de vorige week gedistribueerd. Op 8 April is ons opnieuw 1275 K.G. toege zegd, welke nog deze week zal worden gedistribueerd. Visch. Regeeringsvisch werd tot nog toe, ondanks herhaal delijk verzoek, in onvoldoende hoeveelheid ontvangen. In verband met het groote vleeschgebrek is met klem op grootere zending aangedrongen en is op 9 dezer een bestel ling gedaan van 80.000 stuks bokking, welke bij levering aan het slachthuis en in den vischwinkel zal worden gedistri bueerd tegen 2| cent (voor zachte) en 3 cent (voor harde bokking)." De heer Stuurman heeft mij gezegd, dat vanavond in de courant zal worden medegedeeld, dat er bons voor worst en kalfsvleesch beschikbaar worden gesteld, nl. 1 ons per persoon. Voor onze 61000 inwoners ontvangen wij echter bij lange na geen 6100 K.G. Ik zou daarom den meer gegoeden dringend willen verzoeken hun bons nog niet af te halen maar dit over te laten aan degenen die op het oogenblik er meer behoefte aan hebben. Zij kunnen dan wachten met het afhalen van hun bon tot de volgende week. Ik verzoek den heeren hierop aan te dringen een ieder in zijn kring. Ik vertrouw dat de Raad uit mijne mededeelingen de over tuiging zal hebben gekregen dat het Gemeentebestuur niets heeft nagelaten om in de levensmiddelenbehoeften der be volking te voorzien. Maar wij zijn in dit opzicht afhankelijk van het Rijk en van allerlei omstandigheden. Nu eens is er misverstand bij de adresseering der artikelen, dan weer ver traging door gebrek aan vervoermiddelen, dan weer zijn er andere redenen. Soms moet overal heen worden getelegra feerd om te weten te komen, waar de voor Leiden bestemde levensmiddelen zich bevinden. Het toegezegde komt eindelijk wel aan, maar soms met groote vertraging waardoor de plaatsing van bons in de couranten wordt opgehouden. Tenslotte stel ik namens het College voor, dat Burgemeester en Wethouders gemachtigd worden den Minister van Binnen- landsche Zaken te berichten, dat het den Leidschen Gemeente raad dringend noodzakelijk voorkomt, dat door een oordeel kundige regeling der voortbrenging onder leiding der regeering, door inventarisatie en zoo noodig opvordering van de voor raden grondstoffen, door een strenge doorvoering van het beginsel der distributie, door onteigening van de opgehoopte of opgekochte voorraden, welke in aanmerking komen voor algemeen gebruik, door vaststelling van maximumprijzen op meer artikelen dan thans het geval is, en zoo noodig beschik baarstelling tegen goedkoopen prijs van alle onontbeerlijke levensbehoeften, in den nijpenden nood van de bevolking worde voorzien. Verlangt thans nog iemand het woord over dat voorstel of over den inhoud der 3 requesten, die ik thans tegelijk aan de orde wensch te stellen? De heer Sijtsma. M. d. V. Met belangstelling heb ik geluis terd naar Uwe mededeelingen, waaruit duidelijk is gebleken, dat men van de zijde van Burgemeester en Wethouders zijn best doet om voor de distributie te krijgen, wat maar moge lijk is. Met het voorstel, waarmede U Mijnheer de Voorzitter ten slotte zijt gekomen, kan ik van ganscher harte mede gaan. Misschien, dat het meer kracht bijzet, wanneer de Gemeente raad Burgemeester en Wethouders machtigt om dit voorstel te doen. Hieruit blijkt dan, dat de Raad van harte Burge meester en Wethouders steunt in hun pogingen om van de Regeering gedaan te krijgen wat maar eenigszins mogelijk is. Vandaar dat ik zou willen voorstellen dat de Raad Burge meester en Wethouders machtiging verleent een adres aan de Hooge Regeering te zenden in den geest als door den Voor zitter is besproken, De heer Pera. M. d. V. Ik wil verklaren, dat een groot deel van de burgerij pijnlijk getroffen is door de uitlatingen in het adres en dat zoo iets gezegd wordt van Burgemeester en Wethouders en in het bijzonder van den Burgemeester, alsof zij niet de noodige moeite zouden hebben gedaan, om in de behoeften te voorzien. Dat men onder de bevolking in spanning verkeert wegens den drukkenden tijd, dien wij beleven, is te begrijpen en als zoodanig zou ik er hoege naamd geen boos woord over durven zeggen, maar toch, wan neer er gedaan wordt, wat hier geschiedt in Leiden door Burgemeester en Wethouders, maar speciaal door den Burge meester en dan te moeten hooren, dat er gesproken wordt op een wijze, zooals er gesproken is, dat er niets gedaan zou zijn, dat vind ik hard. Daarom wil ik bij deze gelegenheid uitspreken, dat het voor het algemeen wel bekend is met welken ijver en welke inspanning en toewijding wordt ge werkt, om de burgerij van het noodige te voorzien, en daar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1918 | | pagina 6