DONDERDAG 11 APRIL 1918.
87
ziening in de Tweede Kamer, en er is thans weer eene inter
pellatie van den heer Sannes aangekondigd.
Hier in den Gemeenteraad is het niet de plaats voor der
gelijke besprekingen.
- De Regeering is niet verantwoording schuldig aan den
Leidschen Gemeenteraad, doch aan de Volksvertegenwoor
diging.
In het laatste punt van het tweede request van de Duurte-
commissie wordt door haar nog eens met kracht aangedron
gen op inwilliging van de verzoeken, voorkomende in het
adres van 26 Maart 1918 en op aanvulling van het veel te
kleine broodrantsoen, evenals o. a. in Amsterdam en Utrecht
geschiedde, door beschikbaarstelling van goëdkoope rijst, gort
of andere grutterswaren.
Ik moet er evenwel met nadruk op wijzen, dat de Raad
de bovenbedoelde aanvulling niet kan bewerkstelligen. De
uitvoering van de Distributiewet toch is opgedragen aan
Burgemeester en Wethouders, maar zelfs zij kunnen daaraan
weinig doen, want zij hebben geen voorraden.
Zooals ik reeds zeide: hier schiet niets over. Toen men mij
mededeelde dat in Amsterdam en Utrecht rijst was verstrekt
ter aanvulling van het broodrantsoen, heb ik geïnformeerd hoe
het kwam, dat men daar een extra rantsoen heeft kunnen
geven. Ik vernam toen dat er in Amsterdam nog een zekere
hoeveelheid overblijft, die niet afgehaald wordt. Er wordt
toch gedistribueerd per inwoner en het ligt dus voor de hand
dat hoe welvarender eene gemeente is, des te minder bons
worden opgevraagd. Zoo krijgt men restanten en die kan
men dan in moeilijke oogeribfikken gebruiken. Men had
op die manier in Amsterdam een hoeveelheid rijst kunnen
reserveeren en die is toen verdeeld. Hier is wel een kleine
hoeveelheid rijst, maar die moet bewaard blijven voor de
zwakken en zieken. De geheele voorraad bedraagt trouwens
ook niet heel veel. Hier schoot niets over, in Amsterdam wel,
omdat daar een gedeelte van de bevolking welgestelder is
dan hier.
Ik heb, toen ik vernam, dat in Amsterdam en Utrecht
rijst was verstrekt ter aanvulling van het broodrantsoen,
dadelijk aan het Rijksdistributiekantoor dringend als volgt
geseind
«Arbeidersbevolking te Leiden beroept zich er op dat te
Amsterdam en Utrecht het broodrantsoen wordt aangevuld
met rijst. Heb hier tot dusverre alle rijst voor zieken en
zwakken verstrekt uit restant gewoon rantsoen, zoodat hier
absoluut geen reserve meer bestaat. Verzoeke daarom
dringend toezending 125 balen rijst, voldoende voor extra
rantsoen van 2 ons. Gelet op aankomst rijst met «Nieuw-
Amsterdam" moet dit mogelijk zijn. Bevolking wordt onrus
tig. Verzoeke dringend omgaand draadbericht".
Ik heb daarop het navolgende telegrafische antwoord gekregen:
«Noch aan Amsterdam noch aan Utrecht, noch aan eenige
andere gemeente is rijst of extra voeding gezonden. Minister
heeft geprotesteerd tegen afgifte rijst enz. aan Amsterdam en
Utrecht bij gemeentebesturen. Kunnen niet aan uw verzoek
dus voldoen".
Verder heb ik ook het volgende telegram nog ontvangen
«Tot mijne verwondering blijkt mij, dat in sommige gemeenten
de Burgemeester eigenmachtig is overgegaan voor het löopende
broodkaarttijdvak een verhoogd broodrantsoen te verstrekken.
Ik vestig er nadrukkelijk Uwe aandacht op, dat hiertoe in
geen geval mag wordeti overgaan, hoe betreurenswaardig het
ook zij, dat geen grooter broodrantsoen gegeven, kan worden,
ik heb het centraal broodkantoor opgedragen voor de reeds
In sommige gemeenten verstrekte extra-hoeveelheden brood
geen meel terug te leveren. Zoolang geen broodgraan uit het
buitenland hier te lande is aangekomen, kan van een vèr-
hooging van het broodrantsoen geen sprake zijn. Ik dring met
klem op Uwe medewerking aan.
Minister van Landbouw
Posthuma".
De reeds in sommige gemeenten verstrekte extra hoeveel
heden brood worden dus gekort op de volgende levering.
t Ik wil den heeren wel op het hart drukken, dat het voor
het College en speciaal voor mij, die met het verzorgen van
de bevolking als het ware steeds den geheelen dag bezig
ben, een zeer droevige zaak is, dat wij niet kunnen voldoen
aan den wensch van het grootste deel der ingezetenen, want
wij staan en dat heb ik eenige vrouwen, die mij gisteren
bezocht hebben ook gezegd tegenover de inwoners der
gemeente zooals zij zelve tegenover hare huisgenooten staan.
Het is voor ons even hard als voor haar, dat men ons om
dingen vraagt, die wij niet kunnen geven, omdat wij ze niet
hebben.
Ik heb den Raad de zaken blootgelegd, ik heb talrijke brieven
en telegrammen te dien aanzien voorgelezen, er blijft dus
niets anders over, dan te zorgen, dat men zijne behoeften
zoodanig besnoeit, dat men rondkomt met zijn dagelijksch
rantsoen. Gebeurt dat niet, dan zie ik, dat wij nog broodlooze
en aardappellooze dagen zullen krijgen.
Ik kan geen andere troost gevenik heb uitgelegd waarom
hier geen extra-rantsoen kon worden gegeven en in Amsterdam
en andere steden wel. Ik kan er wel aan toevoegen, dat die
extra-rantsoenen niet .lang meer duren kunnen, omdat de
opgespaarde voorraden opraken.
Ik weet niet, of de heeren hebben gelezen het verslag van
de zitting van den Amsterdamschen Gemeenteraad van gisteren,
waarin door den heer Wibaut, die speciaal met de levens
middelenvoorziening belast is, hetzelfde is verklaard als ik
nu gezegd heb.
Nu heeft men dikwijls gezegd: «had de gemeente maar voor
zich zelf ingeslagen". Dit is evenwel niet mogelijk, omdat,
wanneer de gemeente voor zich zelf heeft ingeslagen, zij
die aan het Rijk moet afstaan. En daar is ook wel iets voor
te zeggen. Wij zouden zeker ontevreden zijn, wanneer wij
honger leden, terwijl men elders overvloed had. Toen ik ver
leden jaar aardappelen in den Hoekschen Waard had inge
slagen, heb ik deze met f 1100.verlies aan het Rijk moeten
afstaan. Die aardappelen zijn toen .door andere gemeenten
verbruikt. Van gemeentewege kon en kan men derhalve
thans niet inslaan.
Wat het inbeslagnemen betreft, sommigen denken, dat dit
door mij niet geschiedt, maar het gebeurt herhaaldelijk.
Wanneer er hier advokaten waren, dan zouden zij kunnen
bevestigen, dat ik daarover met hen wel eens quaestie heb.
Maar al die in beslag genomen levensmiddelen als rijst' en
meel moeten aan het Centraal Bureau worden opgezonden.
Dat is wel heel hard maar men moet het toch billijken.
Wanneer er in Haarlem bijvoorbeeld eens 1000 balen rijst
werden in beslag genomen, dan zou men het toch schandelijk
vinden, wanneer dat alles in Haarlem mocht worden gedistri
bueerd. Men merkt van al dat inbeslaggenomene heel weinig,
omdat het pondspondsgewijze over het geheele land wordt
verdeeld.
Wanneer men overigens plaatsen weet, waar. voorraden
liggen opgeslagen, laat men het mij dan zeggen. Natuurlijk
moet men niet verwachten, dat ik bij particulieren iedere
hoeveelheid, die dezen wellicht ten koste van groate opoffe
ringen opgespaard hebben, in beslag zal gaan nemen. Dat zal
niemand verlangen en zou ook onbillijk zijn.
Over hetgeen in het laatste request dat van den Christe-
lijken Besturenbond wordt betoogd, heb ik slechts weinig te
zeggen. Ik ben het er volkomen mede eens, dat voldoende
levensmiddelen noodzakelijk zijn, maar ik heb geen rijst enz.
en ik acht het zeer de vraag, of het Rijk rijst en andere
gevraagde levensmiddelen beschikbaar zal kunnen stellen. Het
Rijk verstrekt, wat het kan en men hoopt, dat men op deze
wijze de nieuwe oogst Zal kunnen halen. Ik geloof hiermede
de verschillende requesten te hebben besproken. Waar wij
thans toch aan deze aangelegenheid bezig zijn, daar acht ik
het niet ongeschikt nog een paar inlichtingen te verstrekken,
die ik verkregen heb in een paar rapporten van den Directeur
van het Levensmiddelenbedrijf, waaruit blijkt, voor hoeveel
wij te zorgen hebben.
De Directeur van het Levensmiddelenbedrijf rapporteert
het volgendeC
«Het kan niet worden ontkend, dat de voedselvoorziening
meer en meer moeilijkheden begint op te leveren. In de eerste
plaats zijn van nagenoeg alle artikelen de Rijksraritsoenen
verminderd:
Rijst wordt in het geheel niet verstrekt.
Gort is verminderd tot 1 ons per maand, zoodat in elke
-vierwekelijksche periode slechts twee maal een half ons kan
worden verstrekt en in de twee andere weken niets.
Havermout is verminderd tot aA ons per maand.
Eenmaal in de vier weken kan dus een half ons worden
verstrekt. De rest, dit is i ons per maand wordt, evenals
eventueele restanten van gort, bestemd voor zieken en zwakken.
De aanvoer èn van gort èn van havermout gaat nu en dan
zeer hortend. Toch is tot dusverre in elke vierwekelijksche
periode het geheele rantsoen verstrekt kunnen worden.
Vet. Dit artikel baart in den laatsten tijd zeer veel zorg.
Steeds is het vet op tijd besteld en zoodra door R. D. K.
een quantum aan de gemeente was toegewezen, geïnformeerd
welke fabrieken met de levering waren belast, terwijl dan
onmiddellijk zoowel bij deze fabrieken als bij R. D. K. op
spoedige levering werd aangedrongen. Tot voor korten tijd
is het hierdoor gelukt het quantum van ons per maand
tijdig in de gemeente te krijgen. Bij de laatste zending echter
is dit niet gelukt Een deel der zending moest worden ge
leverd door een Haarlemsche firma, die met een vertraging
van enkele dagen (de schipper had de sleepboot gemist) ten
slotte is aangekomen. De rest moest worden geleverd door twee
firma's; de eene heeft geen grondstoffen; bij de andere is
zeer dringend op spoedige levering aangedrongen, terwijl ook