86
DONDERDAG 11 APRIL 1918.
maken en zoodoende ook verder de beide oogmerken die bij
de stichting vooropstonden, zullen worden bereikt, is het
blijkens de opgedane ondervinding volstrekt noodzakelijk, dat
er eenige marge zij tusschen de aan de Centrale Keuken te
verstrekken hoeveelheden gerantsoeneerde levensmiddelen en
de door haar te verantwoorden bons, welke het best kan
worden aangebracht door overeenkomstig het door het Ge
meentebestuur van Amsterdam aan de hand gedane denkbeeld
aan gemeenten zooals de onze, die door een behoorlijk opge
zette Centrale Keuken in den nijpend geworden toestand
van een talrijke arbeidersbevolking trachten te voorzien, een
extra toewijzing van de belangrijkste levensmiddelen ten
behoeve van die Keuken te doen.
»De hoeveelheid peulvruchten en gort, die voor onze Keuken
in het geschetste bezwaar voor een groot deel zou tegemoet
komen, berekenen wij op 20 balen peulvruchten en 5 balen
gort per week. Daarnaast kunnen wij echter niet onderschrijven,
dat het rantsoen van 4 K.G. aardappelen per hoofd der
bevolking thans voldoende is om daaruit ook deze extra
behoefte der Centrale Keuken te bestrijden en het is vooral
daarom, dat wij ons niet tot een bloote adhaesie-betuiging
aan het adres van Burgemeester en Wethouders van Am
sterdam meenen te moeten bepalen. Wegens het schier ner
gens zóó groote percentage weinig koopkrachtige ingezetenen
wordt in Leiden met 4 K.G. per week feitelijk niet rondge
komen, daar het bedoelde gedeelte der bevolking geen geld
heeft om andere eetwaren als bijvoeding te kooperi. Dringend
zouden wij dus willen verzoeken, dat Uwe Excellentie het
standpunt verlaat, dat de rantsoeneering ook van een artikel
als aardappelen over het geheele land gelijk moet zijn, en
het rantsoen voor Leiden zoo eenigszins mogelijk bepaalt
op 4£ K.G. per hoofd, overtuigd als wij zijn, dat in een
groot deel des lands met 3| K.G. kan worden volstaan, zon
der dat daardoor de nood er grooter is, dan hij hier te Leiden
bij het voorgestelde rantsoen zou wezen. Waar in gemeenten,
die in dit opzicht met de onze op één lijn zijn te stellen,
thans wel overal een Centrale Keuken zal zijn gesticht, ware
de beste vorm hiervoor naar onze bescheiden meening, dat,
boven het overal gelijke hoofdelijke rantsoen, aan gemeenten,
die een Centrale Keuken speciaal ten behoeve van de fabrieks
bevolking hebben in het leven geroepen, nog een extra-rant
soen ten behoeve van die instelling te verstrekken.
»Ons verzoek in dezen moet met nog te meer klem worden
gedaan, als inderdaad zal worden overgegaan tot verlenging
van den duur der broodkaart tot 14 dagen. Hedenmorgen
werd door onzen Voorzitter aan Zijne Excellentie den tijde-
lijken Voorzitter van den Ministerraad telegrafisch verzocht,
dat tot dezen maatregel niet zou worden besloten, als geen
onontkoombare noodzakelijkheid daartoe dwong. Wij houden
ons overtuigd, dat de Regeering niet voldoende inziet, welke
een ramp dit zou beteekenen voor een bevolking als de onze,
.die naar wij boven deden uitkomen, in hoofdzaak op brood
en aardappelen is aangewezen en alsnog zal willen overwegen
of niet op andere wijze gelijk bijvoorbeeld in het desbe
treffend schrijven van Burgemeester en Wethouders van
Amsterdam wordt aanbevolen de nieuwe oogst zou kunnen
worden gehaald. Mocht echter, tegen hetgeen wij zeer ernstig
hopen en verwachten, toch tot de verlenging van de brood
kaart worden overgegaan, dan vertrouwen wij dat Uwe
Excellentie met ons de verhooging van het aardappelenrant
soen voor een fabrieksstad als een volstrekt onafwijsbare
eisch zal beschouwen."
üp vermeerdering van ons rantsoen aardappelen is door
ons aangedrongen en door mij persoonlijk is dit geschiedt
in een tweetal brieven. Die brieven waren ook gericht aan
den Minister van Landbouw, Handel en Nijverheid.
De inhoud van den eersten brief is in het kort, dat wij
aandrongen om in geen geval af te schaffen de distributie
van bak- en braadvet, welke artikelen vervangen zouden
worden door margarine. De Directeur van het levensmidde
lenbureau meende met mij, dat een dergelijke verandering
geen vooruitgang zou zijn.
Ten aanzien van de aardappelvoorziening schreef ik het
volgende
»In de tweede plaats zij het mij vergund Uwe Excellentie
er op te wijzen, dat het rantsoen aardappelen van 4 K.G.
per week en per hoofd, althans voor steden met een groote
arbeidersbevolking, zooals Leider, in werkelijkheid te klein
is, vooral nu het broodrantsoen sterk is verminderd. Het is
mij gebleken dat de groote massa der bevolking met dit
rantsoen niet toekomt, terwijl het ten eenenmale onmogelijk
blijkt om, nu uitsluitend distributieaardappelen worden ge
consumeerd, uit het rantsoen van 4 K.G. per hoofd en per
week méér te distribueeren. Het tegendeel is waar."
Ik kan in dit verband mededeelen, dat alle bons, die uit
gegeven worden, ter inwisseling worden aangeboden. Men
heeft gemeend dat, wanneer 4 K.G. aardappelen wekelijks zou
den worden gegeven, door de Gemeente dan nog een reserve
zou worden overgehouden, omdat het wellicht mogelijk zou
zijn, dat verschillende bons niet ingewisseld worden. Het
groote ongeluk is echter,, dat alles wat wij volgens de distri
butie moeten leveren, ook werkelijk opgevraagd wordt, zoodat
wij geen enkele reserve kunnen maken, noch van peulvruch
ten, noch van havermout, noch van andere artikelen. Dat
komt voornamelijk hierdoor, omdat de bevolking van deze
Gemeente niet zoo koopkrachtig is als de bevolking bijv. van
Amsterdam of Utrecht.
In het begin van den distributietijd kon nog een hoeveel
heid bewaard worden en daardoor waren wij in staat van
onze overgespaarde hoeveelheid in de Paaschweek een rant
soen van 5 K.G. aardappelen te verstrekken. Thans zijn er
geen overschotten meer. Aan een geregelde distributie van
5 K.G. valt dus niet te denken.
De brief luidt verder:
»lk geef Uwe Excellentie daarom ernstig in overweging om,
indien dit eenigszins mogelijk is het aardappelrantsoen, althans
voor de steden met een groote arbeidersbevolking te verhoogen
tot 4Vj K.G. per week en per hoofd, overtuigd als ik ben,
dat de overgroote massa der bevolking met het tegenwoordig
rantsoen onmogelijk kan rondkomen."
Vervolgens heb ik nog een brief gezonden naar het Rijks
centraal administratiekantoor van den volgenden inhoud
»Ik heb de eer het volgende onder Uwe aandacht te bren
gen. Door de Regeering worden aan de gemeenten aardap
pelen verstrekt op den voet van 4 K.G. per week en per hoofd,
terwijl de gemeenten hunnerzijds gehouden zijn om de inwo
ners eveneens 4 K.G. per week en per hoofd te verstrekken.
In de praktijk geeft deze regeling in den laatsten tijd aan
leiding tot groote bezwaren, omdat het onmogelijk blijkt van
bijv. 10000 K.G. aardappelen, die de gemeente ontvangt, aan
2500 personen elk 4 K.G. netto te verstrekken. Geheel afge
scheiden van andere oorzaken, zooals uitval van rotte aard
appelen, is het voor de detaillisten onmogelijk de aardap
pelen zoo nauwkeurig af te wegen, dat niet een zeker per
centage wordt ingewogen. Vroeger toen niet alle bons werden
afgehaald, was het mogelijk dit te kort te dekken, doch thans,
nu practisch alle bons worden ingeruild, blijkt het, dat deze
omstandigheid aanleiding geeft tot een tekort aan het einde
van iedere vierwekelijksche periode. Voor Leiden bedraagt
dit tekort per maand 8—10 wagons op een rantsoen van Hr
100 wagons.
In verband hiermede verzoek ik U beleefd de aan mijne
gemeente toegewezen hoeveelheid aardappelen voor de vier
wekelijksche periode, die op 22 April eindigt, met 100000
K.G. te willen verhoogen.
In het vertrouwen dat U het gerechtvaardigde van deze
aanvrage zult willen erkennen, sluit ik een bestelkaart voor
dit quantum hierbij in".
Verder heb ik aan den Minister en aan alle bureaux, waar
het maar mogelijk was, de stem van het Gemeentebestuur
te doen hooren, telegrammen gezonden over allerlei zaken,
betreffende brood, aardappelen, vleesch, zeep, rijst enz. Ik
kan gerust zeggen, dat ik met deze aangelegenheid dag en
nacht bezig ben. Zooals de heeren weten, kan het gemeente
bestuur niet meer geven dan haar wordt toegedacht. Ver
zoeken en nog eens aandringen is alles wat gedaan kan wor
den. Veelal echter kan niet meer gegeven worden, want
door de belegering van ons geheele land door de buitenland-
sche mogendheden komt er een tekort dat door de Regee
ring niet kan worden aangevuld.
Zoo wij uitgehongerd moeten worden, gelijk de term van
het adres luidt, dan is dit de schuld der strijdende mogend
heden en zeker niet van het Gemeentebestuur, dat zijn best
doet alles zoo goed mogelijk te geven.
Onregelmatige aanvoeren geven ook soms stagnaties, waar
aan het Gemeentebestuur niets kan doen.
Ik heb hier bij mij een bundel telegrammen, inhoudende
het dringend verzoek de toegezegde bezending aardappelen te
krijgen. De aardappelen evenwel, die Zaterdag hier moesten
zijn, kwamen eerst Maandag. Ik weet dikwijls niet, waarheen
ik telegrafeeren moet om ze te krijgen. Er wordt getelegra
feerd naar het Rijks Distributie Kantoor of naar den Minister,
terwijl men dikwijls niet eens weet, waar de wagons onder
weg zijn blijven staan.
Een groot aantal telegrammen heb ik verzonden met be
trekking tot de laatste bezending.
Verbetering hierin brengen kan slechts de Regeering, b.v.
door over te gaan tot strengere opvordering van granen en
aardappelen.
Wat onder nummer 5 gevraagd wordt, lijkt mij evenwel
wat al te veel geëischt. De Regeering toch zal niet alles
kunnen geven, omdat zij al dergelijke verbeteringen niet in
haar hand heeft. Daarenboven hebben pas kort geleden uit
voerige debatten plaats gehad over de levensmiddelenvoor-