DONDERDAG
II APRIL 1918.
85
de arbeidende bevolking onhoudbaar is geworden en nu door
het ontbreken van aardappelen in deze stad de honger bij
ontelbare gezinnen zijn intrede doet.
Waar echter eenige gunstige maatregelen Uwentwege tot
nog toe achterwege bleven en niet, zooals in andere plaatsen
reeds geschiedde, rijst en meerdere voedingsmiddelen als
aanvulling op het broodrantsoen worden verstrekt, wijzen
ondergeteekenden, Voorzitter en Bestuurslid van den Christe-
lijken Besturenbond U nog eens met klem op den ernst van
den toestand en de noodzakelijkheid dat rijst, havermout,
boonen en erwten in voldoende hoeveelheid dienen beschik
baar gesteld te worden, en op zijn minst gezorgd wordt dat
de aardappelen, die de bevolking worden toegewezen, ook
werkelijk in de stad aanwezig zijn.
't Welk doende
A. J. Schone veld, Voorz. L. Chr. B. B.
H. W. Doorneveld,
Leiden, 10 April 1918. Bestuurslid L. Chr. B. B.
De Voorzitter. Naar aanleiding van deze drie verzoekschriften
wil ik het volgende in het midden brengen. In de eerste
plaats wil ik het eerst voorgelezen adres bespreken en dan
wil ik beginnen met het eerste daarin genoemde onderwerp
de verlaging van den gasprijs. Zooals de heeren weten, is
deze quaestie ampel behandeld in de vergadering van 14
Februari 1.1., in welke vergadering de minimum prijs voor de
eerste '20 M.3 verlaagd is tot 10 cent per M.8. Dit was de
6rijs door de Duurtecommissie in een harer adressen genoemd,
'eze Commissie wenschte echter voor dezen prijs een grootere
hoeveelheid. Het gas is hier thans echter niet duurder dan
in de meeste andere plaatsen, eerder goedkooper; onder andere
is onze minimumprijs voor muntgas 1/2 cent goedkooper dan die
in Amsterdam. Zooals de heeren weten, wordt thans met Duitsch-
land onderhandeld over een nieuwe overeenkomst. Het is
zeer onzeker of die overeenkomst zal'tot stand komen en hoe
de prijzen der steenkolen zullen zijn. Grootere rantsoeneering
is niet onmogelijk. In dit stadium gaat het niet aan weer
verandering te brengen in de onlangs vastgestelde prijzen
voor het gas. Zoodra eenige zekerheid voor de toekomst te
dien aanzien zal zijn verkregen, hebben Burgemeester en
Wethouders het plan, ernstig te overwegen, of het kwantum,
dat tegen lageren prijs beschikbaar wordt gesteld, verhoogd
kan worden, omdat Burgemeester en Wethouders ten volle
beseffen, dat, waar nu in vele gezinnen in den komenden
zomer op gas gekookt moet worden en het broodranstoen
verminderd is, een verhoogd gasrantsoen tegen den prijs
van 10 cent verlichting van economischen druk voor vele
gezinnen zou beteekenen.
Wat het tweede punt betreft, den aftrek van levensonder
houd in den hoofdelijken omslag, ik wil er op wijzen, dat in
October van het vorige jaar die kwestie ook onder de oogen
is gezien bij de behandeling van de nieuwe belastingver
ordening. Toen zijn hier uitvoerige debatten gevoerd. Thans
is deze zaak niet aan de orde, te meer waar een nieuwe
regeling toch eerst met ingang van 1 Mei 1919 in werking
zou kunnen treden.
Ten aanzien van het derde punt, het ondernemen van
plaatselijke productieve werken van gemeentewege, kan ik
het volgende opmerken.
Reeds meermalen heb ik hierover de een of andere mede-
deeling gedaan. De goedkeuring van het plan tot het bouwen
met Rijksvoorschot van woningen op het Kooiterrein wordt
iederen dag tegemoet gezien, terwijl verder binnenkort
bij den Raad zal worden ingediend een nieuw bouwplan
van de vereeniging »Ons Belang". Ook »De goede Woning"
heeft plannen, die reeds in een vergevorderd stadium van
voorbereiding verkeeren en evenzoo, naar ik vernam, de
vereeniging «Eendracht". Burgemeester en Wethouders hebben
inmiddels den Directeur van Gemeentewerken opgedragen
plannen gereed te, maken voor straataanleg speciaal op die
terreinen, waar vermoedelijk deze vereenigingen zullen gaan
bouwen. Ook voor straten op andere terreinen bijvoorbeeld
de Burggravenlaan, bij de nieuwe Hoogere Burgere School
zullen plannen worden gereed gemaakt, opdat zoo noodig
dadelijk met de uitvoering kan worden begonnen.
Omtrent het vierde punt, vergrooting van de subsidie voor
het Steuncomité, wil ik mededeelen, dat, wanneer het
Leidsche Steun-comité het verzoek tot, het college mocht rich
ten, om gemeentelijken steun te mogen ontvangen, Burge
meester en Wethouders den Raad hieromtrent nader zullen
adviseeren. Dan kan deze zaak ook verder behandeld worden.
Tot nu toe heeft het bestuur van het Leidsche Steuncomité
liever door particuliere bijdragen trachten te voorzien in de
geldelijke behoeften; misschien bestaat ten aanzien van dat
punt verschil van meening in den boezem van het comité.
Wanneer dat zoo is, dan lijkt het mij toch zeker wel eenigs-
zins vreemd, om dat verschil van meening te laten uitvechten
in den Gemeenteraad. De Raad kan volgens mijne meening
geen subsidie voteeren tegen den zin van het bestuur van
het Steuncomité.
Tenslotte het vijfde punt, het richten van krachtige ver-
toogen tot de Rijksregeering, om te verkrijgen algemeene
beslaglegging en gelijke rantsoeneering van alle levensmidde
len in den lande. Voorzoover het broodrantsoen betreft, kan
ik meedeelen, dat in een bijeenkomst van de vertegenwoor
digers van grootere gemeenten en de vereeniging van Neder-
landsche Gemeenten met de Commissie van Bijstand, ik
bedoel de Commissie, die juist voor eenige dagen is opgehe
ven de vertegenwoordiger van Amsterdam en vele anderen,
onder wie ook ik met nadruk hebben betoogd, dat niet kon
worden geadviseerd tot vermindering van het broodrantsoen
over te gaan tenzij 1°. bij het militaire gezag alle mogelijke
moeite gedaan was, om voedsel te verkrijgen uit de stelling
Amsterdam; 2°. scherper was opgetreden bij het inzamelen
van inlandsch graan; 3°. vast stond, dat wij niets kunnen
krijgen uit het buitenland.
Voor dat de beslissing viel is door het gemeentebestuur
van Amsterdam ongeveer in denzelfden geest als ik zooeven
vermelde, een adres naar den Minister van Binnenlandsche
Zaken gezonden. Dat adres is expres gegaan naar den Minis
ter van Binnenlandsche Zaken, omdat wij meenden, dat juist
deze kwestie een regeeringszaak betrof, die de geheelé regee
ring aanging en niet speciaal den Minister van Landbouw;
Dat adres werd ons gestuurd ter adhaesie en spoed-
halve hebben wij daaraan telegrafisch adhaesie betuigd, omdat
het op eenige dagen hing. Hadden wij er geen spoed mede
betracht, dan zouden wij waarschijnlijk te laat zijn geweest.
Dit telegram luidt aldus:
«Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken
's Gravenhage.
Gemeentebestuur van Leiden sluit zich in alle opzichten
aan bij den inhoud van het schrijven van gemeentebestuur
Amsterdam, dd. 26 Maart j. 1. No. 747 L. M. betreffende ver
mindering broodrantsoen. Gemeentebestuur Leiden zou die
vermindering een ramp achten voor de talrijke schare fabrieks-
en andere arbeiders in zijne gemeente en dus ontoelaatbaar,
tenzij bij absolute onvermijdelijkheid. Het Gemeentebestuur
verzoekt Uwe Excellentie mitsdien dringend al haren invloed
te willen aanwenden, dat de door Amsterdam gevraagde en
bovendien wellicht met het buitenland te treffen maatregelen
genomen zullen worden, opdat een misschien niét dringend
noodzakelijke en op dien grond niet toelaatbare verminde
ring van het broodrantsoen worde voorkomen."
De Regeering heeft echter anders besloten.
Het past ons te erkennen, dat daarvoor allicht absolute
onvermijdelijkheid bestond. De Regeering draagt voor zulk een
besluit de verantwoordelijkheid en niet het Gemeentebestuur.
Steeds te critiseeren zonder de gegronde redenen te kennen
is gemakkelijk.
Ook heeft ons Gemeentebestuur in overeenstemming met
dat van Amsterdam geadresseerd aan den Minister van
Landbouw, Handel en Nijverheid speciaal ten behoeve van
de gemeentelijke keuken om meerdere levensmiddelen als
peulvruchten, gort en aardappelen te mogen ontvangen. Het
groote bezwaar toch is, dat deze keukens voor de aflevering
van porties etc. verschillende bons moeten vragen, die de
menschen echter liever niet afgeven,, omdat ze dan weer
levensmiddelen tehuis moeten missen.
Wat betreft de aardappelen ook nog in meer algemeenen
geest. Met klem drongen wij aan op een rantsoen van 41/»
K,G. per persoon per week. Hierdoor zouden wij in staat zijn,
wanneer niet ieder zijn volle rantsoen opvroeg, 5 K.G. per
week per persoon te distribueeren.
Wij hebben dit gedaan in het volgende schrijven
«Kennis dragende van het schrijven, dat onze ambtgenooten
te Amsterdam, onder dagteekening van 12 Maart 11. (No. 654
L, M.) tot Uwe Excellentie hebben gericht over de moeilijk
heid, waarin gaandeweg de Centrale Keuken aldaar is ge
raakt ten aanzien van de verkrijging van de benoodigde grond
stoffen, veroorloven wij ons U mede te deelen, dat soortge
lijke bezwaren in den laatsten tijd alhier worden ondervonden.
«De beide voorname doeleinden, welke bij de stichting van
een Centrale Keuken vooropstaan, nl. voorkoming van onder
voeding in de lagere volksklassen en besparing van brand
stoffen, kunnen naar de ook te Leiden opgedane ervaring
niet ten volle worden verwezenlijkt, als de Centrale Keuken
voor de haar geleverde spijzen het volledig kwantum aan
bons van de gerantsoeneerde levensmiddelen moet innemen.
De toevoeging van belangrijke hoeveelheden niet gerantsoe
neerde levensmiddelen wordt toch hoe langer hoe bezwaar
lijker, nog afgezien van de vermeerdering, welke daardoor
de reeds zoo hoogst aanzienlijke, ten laste van de gemeente
komende kosten zouden ondergaan. Opdat dus de bevolking
in ruime mate van de Centrale Keuken zal blijven gebruik